| |||||
Het bleek nog een hele onderneming te zijn om het bootje om te keren. Al bleef het weer rustig en het water ook, toch kostte het Agathon uren voordat hij eindelijk het bootje zover had gekregen dat het de positie innam die de maker ooit voor ogen had gehad. Daarna kwam het langdurige proces van hozen, omdat er, gedurende het omdraaien, een ruime hoeveelheid water in het bootje was blijven liggen. Maar vol goede moed sloeg Agathon aan het werk. Toen de zon op haar hoogst aan het hemelgewelf stond, besloot Agathon dat het tijd was voor een welverdiende pauze. Er was nog slechts een dun laagje water aanwezig in het bootje, van amper een centimer diep. Hij besloot dat de zon het laatste restant voor haar rekening mocht nemen. Toen hij, een uurtje rust en drie appels later, weer wat op krachten was gekomen, ging hij aan het werk om de ton met appels aan boord te krijgen. Maar al zijn inzet was tevergeefs. Nog steeds zwaar beladen met de vele appels, had hij de kracht niet om de ton zelfs maar uit het water te krijgen, laat staan over de reling te hijsen. Toch zag hij het ook niet zitten om de appels los in de boot te bewaren. Tenslotte waren zij wat hem tot nu toe nog in leven hield. Uiteindelijk besloot hij om de appels eerst over te hevelen naar het bootje. Hij trok zijn bovenkleding uit en maakte daarmee een soort bedje voor de vruchten. Daarna begon hij, heel rustig aan, om geen risico te lopen op beurse appels, de groene bollen te stapelen op zijn bovenkleding. Toen dit klaar was, lukte het hem uiteindelijk om de ton aan boord te krijgen. De bodem van de ton bevatte ook al zachte stof en dus begon hij de appels weer terug te leggen in de ton. Toen dit voltooid was, keerde hij zich weer naar het vlot, waar hij nu al bijna anderhalve dag, voor zover hij kon nagaan, op had gebivakkeerd. Op dat vlot lagen nog een aantal zaken die hij uit het water had gevist. Onder andere een paar grotere stukken stof, die blijkbaar door de wind van een afdekkend kleed waren gescheurd. Door de warme zon waren ze nu al behoorlijk droog geworden. En al was het 's nachts niet zo koud, toch zou hij enige afdekking wel kunnen waarderen. Daarnaast zouden ze ook als kussen kunnen dienen. Ook een houten kommetje en wat andere 'holle' voorwerpen die hij had gevonden kwam wel van pas. Die zou hij gebruiken om 's nachts water mee in te zamelen. Toen hij alles had overgeheveld naar het bootje, gaf hij het vlot een duw. Voorlopig zou dit bootje zijn nieuwe woonplaats zijn. Hij besloot te proberen een hengel te fabriceren en gebruikte de eerder verzamelde materialen om er één in elkaar te knutselen. Als haak gebruikte hij de kromme spijker en een stukje appel gebruikte hij als aas. Urenlang bleef hij zo zitten, turend naar het wateroppervlak. Maar beet kreeg hij niet. En toen de zon onder ging, haalde hij zijn geïmproviseerde hengel weer binnen boord en ging hij zich concentreren op de watervoorziening. De zon naderde de kim en Agathon wist dat hij zijn voorbereidingen moest treffen voor het donker werd. Allemaal korte en dunne stukjes touw, die hij uit het water had gevist, knoopte hij aan elkaar, totdat hij touwtjes kreeg van ongeveer twintig centimeter lengte. Toen ging hij aan het werk. De touwtjes gebruikte hij om stukken stof, als deksels, over de bakjes en andere holle voorwerpen te spannen. Hierbij lette hij er goed op dat de stof ruim binnen de opening van de voorwerpen paste. Toen hij op deze manier elf bakjes had klaargemaakt, zette hij ze aan de andere kant van bootje, dan waar hij van plan was te gaan slapen. Hij wilde ze niet, tijdens het slapen, omver stoten. Met stukken hout, die hij zo nu en dan uit het water viste, zette hij ze enigszins klem, zodat ze niet zouden gaan schuiven door het golven van het water. Tenslotte legde hij kleine voorwerpen op de stukjes stof, zodat deze als een omgekeerde kegel boven de holle voorwerpen kwamen te liggen. Toen hij klaar was, keek hij tevreden naar het resultaat van zijn arbeid. Het begon al flink te schemeren en hij was blij dat hij al deze werkzaamheden had kunnen afronden. Alleen jammer dat hij geen vis had kunnen vangen. De volgende ochtend ging Agathon kijken naar het effect van zijn werkzaamheden van de vorige dag. Voorzichtig haalde hij de touwtjes los en de vochtige doekjes kneep hij goed uit boven de kommetjes. Toen hij dat bij alle potjes had gedaan, goot hij alle verzamelde water bij elkaar in één kom. De kom was vrij goed gevuld. Langzaam nipte Agathon van het schaarse vocht. Echt smakelijk was het niet, maar het was drinkbaar. Maar kijkend naar het kommetje, besefte hij dat de elf potjes niet genoeg waren. Er moesten nog wel vier of vijf keer zoveel kommetjes worden gemaakt voor de nacht. Met een zucht begon Agathon weer te turen over het water. Nog steeds dreven er veel voorwerpen om hem heen. Hij had geluk dat het weer de afgelopen paar dagen zo rustig was geweest. Hij had meer touw, meer stof en meer bakjes nodig. Terwijl hij een groot deel van de ochtend bezig was met het doorzoeken van het puin om hem heen, was hij in gedachten al bezig met het volgende onderdeel van zijn overlevingsplan. Over voedsel maakte hij zich nog niet zo druk. Er waren voorlopig nog wel voldoende appels en als hij een kleinere spijker of zo kon vinden, of een net, dan was er wel hoop om vis te vangen. En zelfs als dat niet zou lukken, dan nog zou hij het waarschijnlijk wel een week kunnen uithouden zonder voedsel. Maar het was zaak dat hij op zoek ging naar Plotos! Maar hoe? Hij had geen idee in welke richting de storm hem had geblazen. En het veld van drijvend puin om hem heen bleef zich in alle richtingen uitstrekken. Er was geen spoor dat hij kon volgen. Hij had dan nog wel zijn kompas, dat hij, zonder er over na te denken, in zijn zak had gestopt toen Alexios hem die nacht had gewekt, maar echt veel had hij er niet aan. Het simpele apparaatje wees hem dan wel precies waar het noorden was, maar zolang hij niet wist waar hij zich bevond ten opzichte van Plotos, had hij er niets aan. Uiteindelijk nam Agathon een besluit. Wachten tot er iets zou gebeuren was voor hem ook geen optie. De kans dat een juttersbootje hem nog zou vinden, nam steeds meer af. Ook wilde hij niet doelloos ronddobberen in de hoop een stad te vinden. Het kompas kon hem er in ieder geval van weerhouden om rondjes te varen. Hij besloot om te zoeken naar een paar geschikte, lange planken, die hij zou kunnen gebruiken om, staande in het bootje, mee te roeien. En dan zou hij de pijl van zijn kompas volgen. Naar het noorden! |
|||||
|