| |||||
Het was geen merkbare, voelbare, hoorbare of tastbare overgang geweest. Géén harde ‘Ping!’ in Lidhia’s hoofd; geen felle, plotseling stekende hoofdpijn. Gabriëlle kon zich het moment van de overgang — als het al in één bepaald moment gebeurd was — niet herinneren, zoals de overgang tussen slapen en waken en vice versa zich meestal óók hult in volslagen onbewustzijn. Ze wist dat Lidhia doorgaans maar weinig interesse aan de dag legde voor dagelijkse kleine details in de onderwaterwereld: de waterlinge liet zich niet gauw afleiden door de lichtstralen die als dansend noorderlicht naar binnen gleden. Ook verwonderde de prinses zich in het geheel niet over het feit dat gele objecten als geel zichtbaar waren binnen de rode luminescentie van magister Toenak. Het was voor de prinses immers een volslagen normaal verschijnsel, evenals het feit dat diezelfde rode luminescentie onder water op grote afstand zichtbaar was — een natuurkundig fenomeen dat door de docenten in zowel natuurkunde als biologie aan het Vivaldi College als iets onmogelijks zou worden afgedaan. Gabriëlle had zich gerealiseerd dat zij nu Lidhia’s lichaam bestuurde, doordat de blik van de prinses háár gedachten volgde. En het feit dat zij Lidhia in háár eerste schrik Néderlands — Nou ja, Engels, gaf ze in gedachten toe — had laten praten, had haar enorm verbaasd. Met alle ogen in de zitkamer op zich gericht had ze geen idee wat voor indruk ze Lidhia zou geven, maar ze had maar één gedachte op dat moment: Wèg hier — en gáúw! Dat de waterlingen zich niet druk maakten over de voor hen dagelijkse aanblik van lichaamsdelen die in haar eigen leefwereld door de meesten (inclusief zijzelf) als ‘taboe’ en zelfs ‘schokkend’ beschouwd werden, maakte de verwachting dat ze Lidhia waarschijnlijk wel wat ongewone en door háár ongewenste capriolen zou laten uitvoeren iets makkelijker. Ze was dan ook opgelucht — of was het nu ‘opgewaterd’ — bij de ontdekking dat het haar volledig natuurlijk afging om Lidhia’s lichaam te besturen. Tenminste, voor zover het overeenkomstige lichaamsdelen betrof. Ishtarans theorie zou daar wel iets mee te maken hebben, vermoedde ze. Maar vrijwel direct merkte ze dat de aansturing van Lidhia’s vele pantserplaten haar niet zomaar zou komen aanwaaien — of ‘aanspoelen’, al had ze zich daar deze ochtend wel bewust op gericht, om het gevoel daarvan zo goed mogelijk van Lidhia mee te krijgen. Het zèlf moeten doen was duidelijk iets héél anders…! Ze was nu dan toch maar wàt blij met haar drie zwemdiploma’s en het voordeel dat ze, in tegenstelling tot Lidhia, goed thuis was in dit element; dankbaar dat die ervaring hen beiden nu flink wat op meerdere manieren pijnlijke momenten zou schelen. Het enige echt vreemde waartoe ze zich, zodra ze zich ervan bewust werd, moest zetten, was Lidhia’s waterhaling. Ze had ook nú nog, nu ze naast magister Toenak in de richting van het scheepswrak zwom, de neiging haar waterhaling te onderdrukken. Er was zoveel tegelijk op haar afgekomen: de nieuwe situatie, magister Toenaks vragen… ze had eerst maar eens voorzichtig gefluisterd om haar theorie uit te proberen. Die bleek gelukkig te kloppen: ze kon voor háár gevoel gewoon Nederlands praten, Lidhia’s hersenen vertaalden het zonder meer naar de Waterlingse gesproken klanken. Als dan tòch iemand getuige moest zijn van haar eerste pogingen om Lidhia’s pantserplaten effectief te gebruiken, dan kon het maar beter de begripvolle magister zijn, vond ze. En uit eigen ervaring was ze ervan overtuigd dat Lidhia op dit moment alles van haar meekreeg. Toenaks belofte van die vroege ochtend was zij al helemaal vergeten, maar de mogelijkheid tot een onderhoudende monoloog van de kant van Lidhia’s oude vriend zou de prinses in ieder geval interesseren en afleiden van de bijzonder angstwekkende ervaring zichzelf niet te kunnen besturen. Daarbij gaf het háár de tijd om een beetje aan de nieuwe omstandigheden te wennen… dacht ze. Want Toenak begon niet met het verhaal van het boek, zoals ze verwachtte. In plaats daarvan vroeg hij: „Hoogheid, alvorens mijn verslaggeving rondom de door u onthulde pagina’s aan te vangen, zou uw magister gaarne een minimaal verzoek om informatie ingewilligd willen zien betreffende uw niet eerder vertoonde doch niet weinig opvallende alternatieve zwemwijze.” Awww, reageerde Gabriëlle in gedachten, terwijl ze de magister in de vriendelijk vragende ogen keek en zich afvroeg of ze de waarheid zou kunnen en moeten overbrengen — of niet. |
|||||
|