| |||||
“Je kunt het Anne. Papa en ik zitten in de zaal, dan kijk je ons maar aan.”, probeerde Louise haar dochter bij te staan. Voorzichtig en wijfelend liep Anne naar voren. Het papiertje in haar bibberende handen. Daar stond ze dan, achter de kansel… tijdens de afscheidsdienst van Gerd-Jan. Zijn ouders hadden gevraagd of ze ook iets wilde zeggen… “Dat zouden we heel fijn vinden, Anne.”, had Thomas, Gerd-Jans vader gezegd. Anne had toegestemd, later weer getwijfeld, maar ze deed het toch. Dit was het laatste dat ze in haar ogen voor Gerd-Jan kon betekenen. “Lieve Gerd-Jan, het is zo raar om tegen of over je te praten terwijl je niet voor me staat of naast me zit, maar al deze mensen me aankijken. De laatste paar dagen heb ik zitten denken wat ik allemaal over jou zou kunnen zeggen, maar woorden schieten te kort om jouw leven, om wat je voor mij betekent te beschrijven. Wat ik nooit zal vergeten is dat je zei: “Geluk is een richting, geen punt. En: zorgen moet je doen, niet maken.” Dat typeerde jou, je was zorgzaam en je was een levensgenieter doordat je zo in je geloof stond: Jezus’ stierf voor mij, daarom leef ik voor Hem. Al was je tijd op aarde kort, je heb een onuitwisbare indruk achtergelaten in de harten en levens van velen. Onze ontmoeting werd vriendschap en onze vriendschap werd liefde. Weet dat de wereld, mijn wereld zoveel minder leuk zal zijn zonder jou. Dank dat je me geleerd hebt, dat kracht niet betekent dat ik nooit zal vallen, maar wel dat ik telkens weer op mag staan. En ik hoop zo dat ik de kracht mag vinden om zonder jou weer op te staan. Tot ziens, lieve Gerd-Jan! Tot ziens!” |
|||||
|