| |||||
Gerd-Jan was vrolijk weggegaan, vol goede moed. Hij had er zin in iets te kunnen betekenen voor anderen. Hij wilde graag handen en voeten geven aan zijn geloof en daar kreeg hij nu de kans voor. In Ghana, samen met z`n vriend Arjen en diens zwager Robin en nog een paar anderen gingen ze ervoor zorgen dat er een tehuis kwam voor weeskinderen. Of ze ook echt allemaal wees waren of gewoon verstoten door hun familie omdat die niet voor ze kon of wilde zorgen…? Dat maakte Gerd-Jan helemaal niks uit. Hij wilde graag zijn steentje bijdragen aan een goede toekomst voor deze kinderen. En als dit kleine beetje inspanning van hem al zo`n groot resultaat teweeg kon brengen… “Tot gauw, lieverd! Ik zal je bellen zogauw we geland zijn, okay! Pas je goed op jezelf?”, riep Gerd-Jan vanuit de boarding-rij. “Ja, doe ik!” riep Anne terug, “Pas jij ook goed op jezelf! Beloof je dat? Ik wil je heel weer terug hebben.” De eerste week was goed verlopen. Ze hadden echt vooruitgang geboekt en zelfs op zondag een kleine eredienst gehouden, al was die volledig anders dan wat ze gewend waren. Toch was de aanwezigheid van en de liefde voor God voelbaar geweest. Zondagavond had hij Anne enthousiast opgebeld en hele verhalen tegelijk willen vertellen. “Echt, Anne, ongelooflijk om dit mee te mogen maken! Wat mogen we dankbaar zijn, dat we in Nederland leven en het zo goed hebben, meisje! Maar wat een zegen om hier te mogen helpen en dit mee op te mogen starten. Echt een eye opener om het zo te zeggen.” “Fijn, dat het zo goed gaat Gerd-Jan! Bid ik ook elke avond voor, dat het jullie goed mag gaan en dat je tot zegen mag zijn daar voor de mensen. Zorg je wel goed voor jezelf?” “Ja, moedertje.”, was het antwoord van Gerd-Jan geweest en Anne hoorde de glimlach op zijn lippen bij deze woorden. “Ik mis je, weet je dat?” “Ik jou ook, nog twee weken en dan sta ik weer op de luchthaven te wachten en kan ik je weer in m`n armen sluiten”. “Nog twee weken… kan niet wachten!”, en met die woorden van Gerd-Jan werd de verbinding verbroken. Drie dagen later ging in huize De Hertogh de telefoon. “Met Anne”, nam Anne de telefoon op. “Anne, je spreekt met Robin…”, klonk het aan de andere kant van de lijn enigszins gespannen. “Hey Robin, alles goed bij jullie?”, vroeg Anne, niet wetende dat het Robin veel moeite kostte om zich groot te houden. Ze stond er niet eens bij stil en vroeg zich niet af waarom Robin haar nu belde in plaats van Gerd-Jan. “Nee, Anne. Nee, alles is niet goed bij ons.”, antwoordde Robin. “Anne, ik weet niet hoe ik het je moet vertellen, maar er is iets verschrikkelijks gebeurd.” Robin besloot dat hij het nieuws maar gewoon meteen moest vertellen, verzachten kon hij het toch niet. Het zou hard aankomen bij Anne, wellicht nog harder dan bij Arjen en hem vanochtend en `uitstellen van…`, dat was in zijn ogen geen goede optie. “Wat? Nee! Met Gerd-Jan? Nee, Robin, wat is er gebeurd!”, Anne`s stem sloeg over, meteen was daar paniek! “Anne, Gerd-Jan heeft vanochtend een hartstilstand gehad… we konden niets meer voor hem doen… het spijt me… Anne, het spijt me zo.”, en nu brak ook Robin. Aan beide zijden van de telefoon werd gehuild om het verlies van een dierbare vriend. Het snikken was hoe pijnlijk ook, troostend voor beide. Ze begrepen elkaar, ze begrepen het verdriet, ze begrepen de tranen, ze begrepen de stilte, ze begrepen het zwijgen. |
|||||
|