| |||||
Het is lente. De bossen liggen er schitterend bij. Alle bomen staan vol in bloesem en de vogels fluiten vrolijk. De geur van bloemen hangt in de lucht en de watervalletjes kletteren vrolijk in de beekjes. Heel in de verte hoor je klokken luiden. Het zijn de klokken van de witte kapel die boven op een hoge berg staat. In die kapel woont een zonderlinge monnik. Zijn naam is Hoopfulis. Hij leeft al jaren in de kapel hij leidt daar de diensten en bestudeert oude boeken. Zijn enige gezelschap is de witte uil Arges. Hij heeft het beestje gevonden toen hij op een winter door de bossen liep. Opeens zag hij in de sneeuw iets liggen. Het was de uil. Hij had een wond aan zijn vleugel. Hij had hem meegenomen naar de kapel en daar verzorgd. Sindsdien was het beestje bij hem gebleven en had hij hem de naam Arges gegeven. Iedere Zondag kwam een jongen uit het dorpje Neveria (dat onder aan de berg lag) met de naam Demion naar de kapel toe om Hoopfulis te helpen met de eredienst. De mensen uit Neveria kwamen graag naar de diensten in de kapel. Het gaf ze nieuwe hoop en kracht. Een meisje uit het dorp kwam vaak naar de kapel. Samen met haar oma. Het was een meisje van een jaar of 18 met lang bruin haar en een mooi gezichtje. Haar naam was Gabrielle. Ze vond het fijn om in de kapel te zijn. Ze ging dan met haar oma naar het altaar en brandde een kaarsje voor haar ouders. Gabrielle was nog heel klein toen haar ouders stierven. Ze had ze eigenlijk nooit gekend. Nu waren de Neverianen wel een apart volkje. Ze zagen er een beetje uit als elven. En ook Neveria zelf zag er sprookjesachtig uit. Alles was er altijd vredig en mooi. Iedereen kon goed met elkaar op schieten. Sommige Neverianen hadden zelfs een wolf als huisdier. Hoe gek het ook klinkt het kon toen gewoon. Ja toen nog wel. Niemand had gedacht dat het ooit zo mis zou gaan. Het gebeurde allemaal op een donkere winternacht. Het was stil in de witte kapel. De eredienst was net voorbij. Demion als je het collectegeld geteld hebt kun je vast de liederen op de borden plakken voor de volgende dienst. Ik ga vast beginnen aan mijn preek. Hoopfulis ging de deur achter de preekstoel in. Demion keek naar de collecte zakken. Die zagen er vol uit, de Neverianen waren gul geweest. Hij pakte de zakken en begon met het tellen van het geld. Al die gouden munten ze schitterden zo mooi. Hoopfulis zou het toch niet merken als hij er een paar meenam. Hij graaide met zijn hand in de zak en haalde er zes blikkende munten uit en stopte ze in zijn zak. Hij zat al aan de 50 Delaris (Neveriaans geld)Al die munten ze glommen zo mooi hij zou er toch vast nog wel een paar mee kunnen nemen. Weer ging zijn hand in de zak. Nog 6 munten. 12 Delaris daar kon hij in Neveria wel een paar pintjes voor kopen. Snel telde hij de rest van het geld. Nadat hij de liederen opgeplakt had en Hoopfulis met een stalen gezicht gedag had gezegd verliet hij de kapel. Buiten was het al donker en er waaide een gure wind. Hij daalde af naar beneden en kwam langs het oude vervallen huis wat onder aan de berg stond. Wie zou daar nu willen wonen dacht hij bij zichzelf. Snel liep hij verder. Zou hij terug gaan en het geld alsnog terug geven? Ach waarom zou hij. Die 12 Delaris zou Hoopfulis niet missen. Hij zag de lichtjes van het cafe al. Hij ging naar binnen, plofte neer op een barkruk en bestelde een biertje. A dat smaakte zeg. Wat zou Hoopfulis wel niet zeggen als hij wist dat hij hier zat. Een pintje drinken na een eredienst dat was uit den boze. Opeens een was er een felle bliksemflits buiten, gevolgd door een keiharde donderslag. Demion bulderde een stem. Het was de stem van Hoopfulis….Zou hij dan toch…..maar dat kon niet. Demion liep naar buiten. Daar stond Hoopfulis. Zijn bruine monniken gewaad wapperde in de wind. Wat doe jij in het café Demion? Hoe kun jij te goed doen aan bier terwijl je tijdens de eredienst nog geen cent op zak had. Demion boog zijn hoofd hij wist niet wat hij moets zeggen. Ik wil dat je eerlijk antwoordt, heb jij weer geld gestolen. Het bleef stil. Ik vroeg je wat bulderde de stem van Hoopfulis. En wat als ik dat gedaan zou hebben siste Demion. Je toon bevalt me niet en het niet de eerste keer dat er geld verdwijnt heb je het gestolen ja of nee. De mensen hier in Neveria hebben genoeg geld en ik heb helemaal niets. Geeft dat je het recht te stelen? Jij hebt iets wat geen enkele Neveriaan heeft jij bent een dienaar in de eredienst jij hebt een plek in de kapel boven op de berg. Ja en geen cent op zak schreeuwde Demion. Demion jij bent niet langer welkom in de witte kapel. Niet als dienaar maar ook niet als gewone bezoeker. Maar dan heb ik helemaal niets meer. Jij zult voortaan wonen in het huis onder aan de heuvel. In dat oude kot? Hier ga je spijt van krijgen Hoopfulis. Ik zal ervoor zorgen dat er geen enkele Neveriaan wat zeg ik geen enkele levende ziel ooit in die witte kapel van jou komt. |
|||||
|