| |||||
Mariena zuchtte inwendig. Ze had honger, maar de vreemde ridder was nog steeds niet aan tafel verschenen. Ze keek naar de grote klok die tegen de muur stond. Zeven uur. Normaal aten ze om half zeven. Zes uur soms, als het weer heel akelig was. Gelukkig was de zon een paar uur geleden doorgebroken en scheen nu recht door het venster. Eindelijk, voetstappen in de hal van de rare schoenen waarvoor de ridder zijn reislaarzen verruild had. Zwart waren ze, met gouden gespen. Mariena had er een blik op kunnen werpen toen ze hem van zijn kamer ophaalde om hem naar de bibliotheek te brengen. Fandet kwam binnen. Met enige verbazing keek hij rond in de kamer. Hij miste de grandeur van het Franse hof. Geen kleurijke wandbedekking, behalve een lang, oud wandkleed. Geen gepolijste stenen, maar ruw hout op de vloer. Geen grote ramen van vloer tot plafond, wel drie kleine ramen. Geen dure zilveren en gouden kandelaars, nee, hout voldeed. Geen dure stoelen met versierinkjes zachte kussens, in plaats daarvan gewone, degelijke houten stoelen. Geen dure porseleinen borden, maar simpele houten kommen. Geen duur zilver bestek, een legering voldeed. Mathilde knikte naar het dienstmeisje Yvette dat in de hoek stond, waarop het meisje zich weg haastte naar kokkin Lisa. Even later kwam ze terug met een groot dienblad: zoiets had Mariena alleen nog maar met kerst gehad. Aardappels, niet verwerkt in een stamppot, maar gekookt en zo opgediend, gebraden kip, en een interessante mengeling van verschillende groenten. Ze keek naar de ridder. Die zou dit vast wel normaal vinden. Hoe verkeerd had ze het. Met een verbaasde blik keek hij naar het ene dienstmeisje dat de drie gerechten op tafel zette. Haar vader gebaarde dat het de eer aan zijn gast was op te scheppen, iets wat de man duidelijk niet gewend was. Vervolgens schepte Richard op, waarna Fandet verbaasd keek naar de grote hoeveelheid die Mathilde en haar dochter beiden opschepten. Inwendig kookte Mariena. Was dit nog niet goed genoeg? Even later waren de borden leeg. “Ik begrijp dat u het volgende gerecht nog niet heeft laten opdienen omdat u het warm wilde houden?” vroeg de ridder toen Yvette de borden weg kwam halen. Mariena’s mond viel open. Geen wonder dat die kerel zo dik was… Bijna wilde ze iets zeggen tot haar vader antwoordde: “Welk volgend gerecht bedoelt u? Dit was alles.” De man werd een beetje bleek in zijn gezicht, maar kreeg al snel weer kleur terug. Hij lachte en zei: “O, nu zie ik het, u houdt mij voor het lapje!” “Ik garandeer u, heer,” antwoordde Mathilde, “dat mijn man zeer zeker geen grapje maakte. Wij hebben u al een bijzondere maaltijd voor geschoteld, om uw aankomst te eren.” Nu werd Fandet de Moesal toch echt bleek. Zou hij zijn hele verblijf niets beters te eten krijgen? Erger nog, zou hij nog slechter te eten krijgen dan deze avond? “Wat? U bedoelt dat deze boerenmaaltijd bijzonder is? U maakt echt een grapje!” “Zeer zeker niet.” De stem van Richard was nu koud. “Dit is iets dat wij alleen op bijzondere momenten eten. En ‘boers’ zou ik het zeker niet noemen, wetend dat de meeste boeren op mijn land nog minder vaak zoiets eten, laat staan de boeren van de aangrenzende landerijen. Dus ik hoop dat u het waardeert.” Mariena’s vader stond op, boog kort en liep de kamer uit. “Yvette zal u naar uw vertrekken begeleiden. Of denkt u dat u het zelf zult kunnen vinden?” vroeg Mathilde. “Ik denk dat ik het zelf wel vind,” stamelde de bleke, dikke ridder geïntimideerd. Mathilde stond op en maakte een buiging, haar dochter volgde haar voorbeeld. “Goedenacht.” Mariena liet zich op haar bed vallen. Dit beloofde weinig goeds. Héél weinig. Als deze kerel zoveel verwachtte en hij was nog maar een onbelangrijk persoon aan het hof, dan was het niet verwonderlijk dat de belastingen steeds maar hoger werden. Het was maar goed dat van de afgelopen oogst een groot deel verborgen was. Ze zouden het nodig hebben. |
|||||
|