| |||||
4. Die nacht slaapt Yona als een roos. Voor het eerst sinds hun vertrek uit zijn dorp heeft hij geen nachtmerries over wat daar allemaal gebeurt is in zijn ouderlijke huis. Na een lange nacht maakt Yisti hem wakker. “Het is al 11 uur! Kom, we hebben nog wat van het ontbijt voor je bewaart.” Snel kleedt Yona zich aan. Hij loopt achter Yisti aan naar de eetzaal. Hij ziet dat iedereen al gegeten heeft en de resten van het ontbijt hebben laten staan. Yisti houdt hem gezelschap terwijl Yona langzaam het brood naar binnen werkt en de melk dringt met kleine slokjes. “Wat gaan we vandaag doen hier?” vraagt Yona. “Niet veel, we wachten hier af totdat Roog met Zijne Majesteit heeft gesproken en we weer weg gaan.” “Wat moet er dan met de Prins besproken worden?” “Dat weet ik niet. Alleen Fiondalha en Roog zijn bij Zijne Majesteit toegelaten en ze zitten er nu al een uur.” “Heeft het te maken met mij?” “Haha! Dat zou je wel willen hè kleintje!” Lachend staat Yisti op van zijn stoel. “Schiet nou maar op met je eten, dan gaan we daarna naar de tuinen van de stad. Als het goed is zijn de rest van de jongens daar ook al.” Snel stopt Yona de laatste hap naar binnen, om dan te ontdekken dat die eigenlijk te groot is. Hij neemt een slok melk om het brood weg te slikken, maar dat maakt het alleen nog maar erger en in een grote hoestbui komt zijn laatste hap weer naar buiten. Yisti slaat op zijn knieën van het lachen wanneer hij Yona zo met de broodkruimels om zijn kin en de melk druipend over zijn kleren ziet staan. De bende op tafel lijkt door zijn hoestbui 2 keer zo groot te zijn geworden. Maar nadat Yona is bekomen kan ook hij van harte lachen om zijn stomme actie! De rest van de ochtend en een groot gedeelte van de middag brengt hij samen met de mannen door in de tuinen van de stad die net boven op de heuvel liggen, boven het kasteel/paleis. Een uitstekende rots biedt een prachtig uitzicht op de stad, terwijl het korte frisse gras achter je een deken vormt waarop eekhoorns en drinars, kleine hertjes spelen. De tuinen zijn ingedeeld in diverse plateau’s, waartussen fraai gebeeldhouwde trappen lopen. Zo kun je van het ene plateau op het andere komen. De plateauranden zijn begroeid met weelderige bloemen. Grote geurige bloemen, maar ook kleine hangende bloemen. Oude bomen omringen kleine terrassen met fraaie kapelletjes, waar je kunt uitzien naar het volgende plateau. De bomen zijn begroeid met klimop die van boom naar boom slingeren. Je kan zien dat de tuinen oud zijn en goed onderhouden. In het midden van de tuinen zijn kleine meertjes aangelegd met diverse soorten eenden. De meertjes zijn omzoomt met wiegende rietstengels en gekleurd met alle kleuren waterlelies. Omdat de herfst net is ingezet zijn de bomen die langs de paden staan gekleurd met alle mogelijke kleuren en laten ze spontaan hun noten en vruchten vallen. Het is rustig in de tuinen, maar hier en daar zitten enkele Areinen op de terrasjes en in het gras. Ook andere wezens ziet Yona soms lopen. Van boven zien ze er uit als Areinen, maar van onder zien ze eruit als een bok. Op hun hoofd dragen ze kleine hoorntjes en ze hebben allemaal een puntbaartje. Groot zijn ze niet. Misschien maar 1,20 meter groot. Met verbazing kijkt Yona hen na. Preeh legt hem uit dat de wezentjes Fauns heten en oorspronkelijk uit het zuiden van Areinië komen. Het zijn erg goede boekhouders en bankiers, dus vandaar dat ze veel in dienst zijn bij belangrijke Areinen in Vendherra. Het zijn grappige kereltjes, door de manier waarop ze lopen. Een beetje houterig, met wiebelende heupen. Lang blijven ze met z’n allen in de tuinen rondhangen. Ze vertellen elkaar verhalen, maken grappen, kijken naar ander Areinen en gooien over… met Yona. Steeds meer begint Yona gesteld te raken op zijn nieuwe vrienden. Hij hoort van allen waar ze vandaan komen en wat ze hebben gedaan voordat ze bij de divisie van Roog kwamen. Zo is Peel Ros een voormalig huurmoordenaar. Hij was een van de beste en de hardste. Hij nam elke opdracht aan, zolang er maar geld voor op tafel werd gelegd. Op een dag kreeg hij een opdracht een man in zijn slaap te vermoorden. Achteraf bleek dat zijn vader te zijn, die hij in jaren niet meer had gezien. Na jaren in de gevangenis te hebben gesleten was hij bij het leger gegaan en zo had hij Roog ontmoet. Wantra Amendiko had altijd ontzag gehad voor de soldaten van de prins. Hij was er dan ook als de kippen bij, toen Roog een keer in zijn dorp kwam om nieuwe mannen te rekruteren. Ditzelfde overkwam Zifra en Preeh Teor. Yisti Amot was eerst boerenknecht. Zijn hele dorp werd door plunderende Nordlijn uit het noorden uitgemoord. Hij was die dag samen met zijn broer Joulha net naar de stad om de opbrengsten van het land te verkopen. Om wraak te nemen hebben ze zich bij de grenswacht aangemeld. Totdat Roog hen zag en hen bij zijn divisie wilde. Klen-do-Bana was een rondreizend artiest die met zijn messenwerpnummer veel belangstelling trok. Ook die van Roog. Hij heeft hem verder opgeleid tot soldaat. Elo Daida kwam uit Vendherra maar wilde de wereld ontdekken. Na een eenmalige en mislukte poging hiertoe is hij met de staart tussen zijn benen terug gekomen naar zijn ouders in Vendherra. Hij voelde zich een mislukkeling. Op aanraden van zijn ouders is hij bij het leger gekomen. Maar nooit is hij een echte vechtersbaas geworden. Totdat Roog hem onder zijn hoede nam en hem opleidde tot een zwaardkunstenaar. Roog wist het uiterste uit hem te halen en op die manier toch nog zijn droom te doen verwezenlijken. Met de groep van Roog trekt hij heel Mo’men door. Na een lange middag vol indrukken gaan ze terug naar het paleis. Daar vernemen ze van een lakei dat Roog, Fiondalha en de Prins nog steeds aan het praten zijn en zelfs niet naar buiten zijn gekomen voor de lunch. Wanneer het diner wordt opgediend in de eetzaal zijn Roog en Fiondalha er nog steeds niet zijn, beginnen ze maar zonder hen. Tijdens de maaltijd zijn de mannen stil. Zij voelen waarschijnlijk allemaal wat ik voel, denkt Yona. Ergens in dit enorme gebouw worden dingen besproken die zo belangrijk zijn dat ze het waard zijn om diverse maaltijden voor over te slaan. En de woorden die gesproken worden zullen het aangezicht van deze stad en misschien wel van heel Mo’men en misschien wel van heel Areinië veranderen. Hoewel de afgelegen dorpen weinig van het bestuur in de hoofdstad merken, is macht alles nu de invasies van de Nordlijn en Kahjitt heviger worden. Diegene die nu de macht heeft, kan Mo’men voor altijd een veranderd gezicht geven. Een gezicht van geweld, maar ook van liefde. Een gezicht van bedrog en gebrokenheid, maar ook van echtheid en waarheid. De maaltijd wordt in stilte voortgezet. Zo nu en dan wordt er gevraagd om de kan met melk of de schaal met groente. Wanneer Yona genoeg heeft gehad gaat hij van tafel. De sfeer is benauwd aan de tafel en hij wil nu wel weer eens iets plezierigs meemaken. Hij loopt van de eetzaal naar de grote centrale hal in het gebouw. Een grote deur met metaal beklonken geeft toegang tot het binnenplein, waar hij met de mannen van Roog werd welkom geheten, nu 2 dagen geleden. Yona kijkt rond in de hal. Er loopt een grote trap aan de linkerkant naar de eerste en tweede verdieping. Boven de hal, op de eerste verdieping loopt een balustrade, met daarachter diverse deuren. Yona loopt de trap op. Op de muur beven de trap zijn schilderingen aangebracht. Yona weet niet wat de schilderingen betekenen. Ze zien er oud uit. Hij ziet Areinen met zwaarden en schilden, grote beesten die boven hen uittorenen. Het is een gevecht. Sommige beesten zijn gedood door de Areinen, en veel Areinen zijn gedood door de beesten. Bovenaan de trap, waar de balustrade begint staat een grote Arein. Hij heeft een enorm zwaard vast en een grote blinkend ster staat boven zijn hoofd te stralen. Hij richt zijn zwaard op een van de beesten, die ineengekronkeld voor zijn voeten ligt. Hij staat bovenop een rots, in een vuur. Toch schijnen de vlammen hem niet te deren. Hij is sterker dan het vuur. Groter dan dat wat de vlammen produceert. Yona kijkt verbijsterd naar de schildering. De kracht die van de man op de muur afstraalt is zo groot, dat hij zijn ogen er bijna niet van af kan houden. Ook de muur achter de balustrade is beschilderd op dezelfde manier als de muur boven de trap. Nu zijn het echter geen beesten waartegen gevochten wordt, maar Nordlijn, Kahjitt en andere Areinen. In het midden staat weer diezelfde man, nu niet in een vuur, maar omringt door andere krachtige mannen. Hun gezichten staan streng en hard. Alleen hun leider kijkt anders. Yona kan het niet omschrijven, het gezicht staat streng, maar niet hard. Het straalt iets uit. Maar wat? Het is majesteitelijk, maar toch ontastbaar. Yona kijkt en kijkt, maar kan niet zien wat het is. Hij probeert het voor zichzelf te beschrijven, maar de woorden blijven niet hangen in zijn hoofd en vallen in stukken op de grond terwijl hij naar de man kijkt. Langzaam loopt hij door. Hij ziet nu dat de balustrade ook doorloopt, en verder gaat als een gang, met aan beide kanten deuren. Nieuwsgierig als hij is, loopt hij langzaam door, om te zien waar de gang uitkomt. Halverwege de gang komt hij op een kruising. Naar de linkerkant toe loopt de gang nog kort door en eindigt dan bij een groot raam. Aan de rechterkant loopt weer een lange gang, maar deze heeft aan een kant deuren, terwijl aan de andere kant ramen uitkijken op de stad, die beneden in het dal langzaam overgaat van het dagritme tot het nachtritme. Deze gang is goed verlicht, en ongeveer in het midden van de gang staan twee soldaten voor een dubbele deur, met ijzer beklonken. Een 7-puntige ster is er in gegraveerd. Een van de soldaten ziet Yona. Hij lacht en wenkt hem naar zich toe. “Zo, kleine jongen, ik heb jou wel gezien. Ben jij de nieuwste rekruut van de grote generaal Roog?” “Nee meneer,” stamelt Yona verlegen. “Wat kom je hier dan doen?” “Ik wilde dit deel van het kasteel bekijken meneer.” “Ho, dit is geen kasteel, en ook geen paleis. Dit is… de Vesting!” fluistert de soldaat geheimzinnig. Dan mengt de andere soldaat zich in het gesprek: “Kom, ik zal je eens wat moois laten zien.” En hij doet voorzichtig de deur open. “Wat, ben je gek!” Zijn maat springt op. “Daar mag hij niet komen! Ze zitten in vergadering man!” “He, rustig, ik laat hem alleen even de voorportiek zien. En trouwens, we staan hier nu de hele dag al, even wat afwisseling mag ook wel. Blijf jij hier maar staan.” En met die woorden leidt hij Yona naar binnen. Achter de deur is een kamer. In het midden staat een tafel, met daarachter een enorme deur. Aan de linker en rechterkant zijn ook nog 2 deuren. Dit zijn gewone deuren. Toch zijn ze allemaal versiert met de 7-puntige ster. In de hoeken van de kamer staan planten, verder enkele boekenkasten. Op de tafel staat een raar apparaat. “Kom,” wenkt de soldaat. “Dit is een puzzel. Het is een moeilijke puzzel. Maar erg leuk om hem te proberen op te lossen.” Yona kijkt naar het rare apparaat. Het is een soort bol die uit een aantal delen bestaat. De bol is doorzichtig. In het midden van de bol ziet Yona een lichtje branden. Het licht dat door de bol heen naar buiten komt wordt gebroken door de verschillende delen van de bol. Hierdoor schijnt er naar alle kanten toe een ander soort licht en steeds met een andere kleur. “De oplossing is wanneer je de delen van de bol zo kan verschuiven dat al het licht dezelfde kleur heeft. Wanneer dat gebeurt, zal er iets heel moois te zien zijn in de bol. Wil je hem eens proberen op te lossen?” De soldaat vraagt het vriendelijk. “Nou, ja, ik was toch op zoek naar wat afleiding, dus ik wil het wel eens proberen!” Hij klimt op een stoel en legt zijn handen op de delen van de bol. Het tintelt een beetje. Langzaam draait hij de bol. De delen zitten los en schuiven gemakkelijk over elkaar heen. Steeds wanneer een deel is verschoven komt er een ander licht uit de bol. Dit is best nog moeilijk, denkt Yona. Links boven over links onder, dan het achterste deel over de bovenkant, van rechts voor naar achteren, dat stuk daaronder doordraaien naar links. Yona gaat helemaal op in de puzzel en merkt niet dat de soldaat langzaam weer terugglipt naar de gang. Het voorste stuk moet toch iets verder doorgeschoven, dan is er ruimte voor dat stuk eronder om naar boven te schuiven, waardoor… Het licht in de kamer valt steeds met ander kleuren op de muren, het plafond , de deuren en de tafel. Buiten op de gang glimlacht de soldaat. Zijn maat vraagt hem: “Heb je hem aan het werk gezet met dat onmogelijke ding? Wat als hij hem oplost?” “Ach, nog nooit heeft iemand hem opgelost, en ik heb gehoord wat hij heeft meegemaakt. Dit verlicht zijn situatie misschien even voor het moment. Hij was helemaal geobsedeerd door die kleuren. Het is ook een leuk ding!” |
|||||
|