| |||||
„Alweer je hoofd?” kon Tirashya niet nalaten meelevend te vragen. Het was de eerste keer dat ze Kirja onderbrak sinds die haar vermoeden uitgesproken had dat het dagboek van Lidhia zich nog in het paleis moest bevinden. Bij Kirja’s omschrijving van de voet van de luchtling — want dat detail had Tirashya heel precies herkend — had het prinsesje van haar moeder een waarschuwende blik gekregen, die ze terecht had opgepikt als een dringend verzoek om er niet op te reageren. Welnu, een tweede slag tegen haar hoofd leek Tirashya een minder beladen onderwerp. Blijkbaar had ze het goed ingeschat, want al kreeg ze een mild bestraffende blik van haar moeder, de glimlach die daarin verborgen lag ontging haar niet. Kirja knikte bevestigend naar Tirashya, keek op naar de koningin en zei: „Ja, ik was even bewusteloos na die klap.” „Kirja, ik heb ons al veel te lang in een ongemakkelijke houding gelaten,” zei Quevéra, waarop ze voorstelde dat ze in de riante zithoek plaats zouden nemen. Deze positieve wending in haar moeders houding was zeer tot Tirashya’s genoegen, al ging Kirja aarzelend en blozend zitten omdat het een ongehoorde actie was voor een kamermeisje om in een zetel in de koninklijke zitkamer plaats te nemen. Maar het gebaar van de koningin maakte Kirja duidelijk dat haar verhaal ergens een snaar van geloofwaardigheid bij haar meesteres geraakt moest hebben, al kon ze niet invullen welk detail die overtuigingskracht had gehad. Tirashya, die dat wèl doorhad, zat op het puntje van haar stoel te popelen om Kirja op de hoogte te brengen van wat er in het paleis allemaal gebeurd was — vooral met betrekking tot hun onafhankelijke bevestiging van het bestaan van luchtlingen. Het was de rustige blik in de ogen van haar moeder, die haar er ternauwernood van weerhield haar enthousiasme ruim baan te geven. „Was dat Nirot, die je vastgepakt had?” wilde de koningsdochter weten. „Nee, Hoogheid,” zei Kirja. „Het was Esecor. Toen ik bijkwam had ik een akelig dreunende hoofdpijn — en tot overmaat van ramp was hij druk bezig het vreemde wezen van diens omhulsel te ontdoen…” Het duizelde Kirja: ze voelde zich al misselijk vanwege de stekende pijn in haar hoofd, maar haar indruk dat Esecor bezig was het onbekende wezen te villen, deed daar nog een behoorlijk schelpje bovenop. Alles wat ze wilde, was haar hoofd roerloos op de zandbodem van het ondiepe water te laten rusten, maar de nabijheid van Esecor — en sterker nog, wat hij aan het doen was — dwongen haar om tot actie over te gaan. Er lagen enkele stenen binnen haar handbereik, en ook enkele lege schelpen waarvan sommige voorzien waren van flink scherpe uitsteeksels. Esecor was druk met de vreemdeling: te druk om de behoedzame beweging van Kirja’s hand te bemerken toen die zich om een bijzonder stekelig wit met bruin exemplaar sloot. „Ik wachtte gespannen mijn kans af, biddend dat die zou komen,” vertelde ze verder. „Ik had Esecor genoeg zien doen en horen zeggen om een idee te hebben van wat hij met dit bewusteloze bovenwaterwezen wilde doen.” „Wat dan?” vroeg Tirashya nieuwsgierig. „Kwam je kans?” vroeg de koningin direct aan Kirja, die de tactische vraag van de koningin ook buiten haar training om direct de hoogste prioriteit toekende en antwoordde: „Ja, Majesteit. Hij ging tussen mij en het wezen op zijn knieën zitten om het op zijn buik te keren. Op dat moment gaf hij mij een ideale kans om hem zo gevoelig mogelijk te raken…” Ze stopte om prinses Tirashya te sparen, maar het meisje vulde al enthousiast in: „Je raakte hem tussen zijn benen!” Koningin Quevéra gaf Kirja een vermoeide blik en zei: „Prinses Tirashya hier is de meest scherpzinnige van onze kinderen, Kirja. Daar zullen we mee moeten leren leven. Subtiliteit alléén is helaas niet genoeg om geheimen voor haar te bewaren of zaken voor haar te verhullen.” „Mamma…,” fronste Tirashya, die duidelijk heel goed begreep wat haar moeder bedoelde. „Ik ben geen klein kind meer, hoor…” „Je hebt permissie om verder te gaan met je verhaal, Kirja,” knikte de koningin met een glimlach. Kirja dacht even na voor ze verderging met: „Hij was direct buiten bewustzijn. Als dat niet zo was geweest — ik zou een worsteling met hem niet overleefd hebben. Maar nu duwde ik hem over de rand van het bassin, zodat hij terugzonk naar de bodem, en keek hem even na…” Kirja staarde even zwijgend voor zich uit, alsof ze die momenten opnieuw beleefde. Ze schudde haar hoofd, haar ogen gesloten. Haar eerstvolgende blik ontmoette die van Quevéra, die haar nadenkend aanstaarde. Ze knipperde even met haar ogen en vervolgde: „Daarna ontfermde ik me gehaast over het aparte wezen. Mijn eerste impuls was om het onder water te trekken zodat het kon waterhalen, maar ik herinnerde me juist op tijd wat ik Esecor had horen zeggen. Ik haalde eens diep water en controleerde of het wezen nog leefde. Tot mijn grote opluchting was dat zo. Maar ik wist dat hij nog in gevaar was van Nirot en Waiash. Als die Esecor langere tijd zouden missen, zouden ze op zoek gaan… Toen realiseerde ik mij pas dat ik net zoveel gevaar liep als deze mij onbekende levensvorm, die heel veel op ons leek, maar toch ook totaal anders was. Zoals ik er nu tegenaan kijk, kan ik me indenken dat hij ontworpen is voor leven op de luchtbodem, zoals wij gebouwd zijn om in het water te kunnen leven. Het kostte me best nog wat moeite om hem helemaal uit het water te rollen. Hij had nog een groot deel van zijn omhulsel om, al ontdekte ik wel dat zijn omhulsel uit losse, zachte stukken bestond die geen deel uitmaakten van zijn wezen. Heel anders dan ons pantser. Vanuit het water spatte ik zijn gezicht nat om het zand eraf te spoelen. Maar tot mijn grote schrik deed hij ineens zijn ogen open — bij het licht van de grote parel in de lucht staarde hij me even aan. Om de een of andere reden schrok hij enorm van mij. Hij schreeuwde en duwde zichzelf overeind. Ik schrok intussen enorm van zijn reactie, dus ik schoot terug onder water, bang dat hij me zou aanvallen. Misschien was hij daar ook wel bang voor — dat ik hèm zou aanvallen… In ieder geval, ik zag toen waarom hij van die vreemde stompe uitsteeksels had aan zijn benen: hij gebruikte ze om zich op de luchtbodem af te zetten en zich voort te bewegen! Maar in plaats van mij aan te vallen, stuwde hij zichzelf razendsnel in de richting van een donkere wand, een stuk of wat meter verder van het water. Hij bleef steeds naar mij omkijken. Toen viel hij om. Hij bewoog paniekerig verder op zijn handen en zijn knieën en verdween even later in de donkere wand — ik vermoed dat het luchtplanten waren.” Tirashya kon zich niet meer inhouden. Ze zei enthousiast: „Dus jij hebt contact gehad met een luchtling! Wat leuk! Net als Lidhia, maar dan anders!” Kirja keek haar vreemd aan, en wendde haar blik toen tot de koningin, die direct verklaarde: „Prinses Lidhia heeft magister Toenak in vertrouwen genomen inzake haar dromen.” Quevéra glimlachte bij het zien van de opgeluchte bezorgdheid in Kirja’s ogen en bouwde daarop verder met: „De magister bleek in het verleden samen met enkele anderen een uitvoerig gedocumenteerde ervaring te hebben gehad met een luchtlinge. Die wetenschap gaf Lidhia de vrijmoedigheid om in een besloten vergadering openlijk over haar droomervaringen te spreken. Uiteraard blijft de zwijgplicht voor de ingewijden in stand.” Kirja knikte direct haar instemming en kon het niet verbergen dat die woorden van de koningin haar gemoed enorm verlichtten. Op dat moment klonk het zachte geluid van een beschaafd kuchje in de zitkamer. Ze keken alle drie op. Kirja verschoot van kleur. Het was Hagiysh, de kamerheer, die twee aanlokkelijk gevulde manden droeg. Zodra de koningin hem aankeek, kondigde hij op zijn stijve manier aan: „De bestelde ‘moeder-dochter’-maaltijd, Majesteit.” „Dank u, kamerheer,” knikte de koningin hem toe, waarop ze vervolgde: „Wij zullen, heel huiselijk, de artikelen zelf dragen.” Hagiysh boog en zette de manden op een tafeltje in de hoek van de zitkamer. Zijn korte blik in Kirja’s richting, voordat hij de ruimte verliet, ontging het blozende kamermeisje niet, maar als de koningin het al bemerkt had liet ze daar niets van blijken bij haar opgewekte: „Goed, meisjes, laten we dan maar eens een leuk plekje in de koraaltuin uitzoeken!” Tirashya zwom enthousiast voorop in het zoeken naar een geschikt plekje en zeulde zowel het laken als één van de twee manden met zich mee. Kirja voelde zich bijzonder ongemakkelijk onder de standvastige besluit van de koningin om zèlf de andere mand te dragen. Tirashya had blijkbaar al een picknickplaats tussen de met leven krioelende koraalrotsen in gedachten gehad, want ze leidde haar moeder en Kirja in een rechte lijn naar een lieflijke open plek. Al snel gold de maaltijd als ‘geopend’ en hervatte de koningin na een goedkeurende opmerking over Tirashya’s keuze van de smaakvolle locatie het onderwerp van gesprek met: „Vertel ons nu de rest van je verhaal maar, Kirja. Wij luisteren aandachtig.” |
|||||
|