| |||||
„Majesteit?” nog voordat hij Silvaeo’s blikveld binnenzwom, klonk de volledig kalme maar behoorlijk verbaasde stem van de magister al van tussen de stellages. De koning had een tel nodig om zijn verwachting aan te passen aan zijn bevinding — maar er was dus een grote kans dat er nòg iemand in de bibliotheek aanwezig was! Snel gaf hij een paar aanwijzingen aan Toenaks lijfwachten, waarop hij en kapitein Triscon de bibliotheek systematisch en met getrokken zwaard doorzochten. „Niemand,” meldde de kapitein al snel. „Hier ook niet,” gaf de koning te kennen. Ook de generaal meldde zich weer: „De zitkamer en de gang zijn gecontroleerd. Wij hebben niemand gevonden.” „H’m,” bromde de koning. „De vis lijkt reeds gezwommen te zijn.” „Gedurende een bijzonder kortstondig moment meende ik enige ogenblikken voordat u de deur opende een zacht geluid waar te nemen,” mijmerde de magister. „Wij hebben niemand binnen gelaten, Sire,” begon de kapitein zich te verdedigen. „Niemand heeft dat ook beweerd, waarde kapitein,” antwoordde Silvaeo direct. „Maar de geheime gang in de zitkamer wèl.” De kapitein fluisterde geschokt: „De geheime...,” waarop hij zijn volume hervond en zei: „Wie zou er zo dwaas zijn die gangen nog te gebruiken?” „Iemand, die niet weet dat hij daarmee het volledige paleis binnen de kortste keren in opperste staat van paraatheid brengt,” veronderstelde Silvaeo droogjes. De kapitein kon weer glimlachen nu de koning hem zo duidelijk geen verwijt maakte, maar die glimlach verdween zodra hij zich iets herinnerde: „De geleerde, Murox! Hij meldde zich ongeveer tweekwint geleden met de vraag of hij niet in de bibliotheek naar binnen mocht!” „Murox? Hoe zou hij op de hoogte moeten zijn van de geheime gangen?” vroeg de koning, maar die vraag wist Toenak te beantwoorden: „De zeer geleerde heer Murox heeft zijn dagen aan het koninklijk hof overwegend doorgebracht met een intensieve kennisopname, voornamelijk uitgevoerd in deze zelfde bibliotheek. Een klaarblijkelijk onvolledig bewustzijn van de huidige stand van de alarmeringstechnologie, die eerst na de laatstgeschreven documentatie in de doorgangen is aangebracht, zou een pleidooi in die richting kunnen ondersteunen.” „Maar dan zou hij nog hier aanwezig moeten zijn,” mopperde Silvaeo, ontstemd over het mysterie van de onvindbare indringer. „Er is maar één manier om dat uit te vinden. Generaal?” Samen zwommen de twee mannen in de richting van de gastenvertrekken terwijl de magister zich opnieuw terugtrok tussen de boeken. „Welk een onbegrijpelijke consternatie tijdens dit vroege ochtenduur,” mompelde hij in zichzelf, terwijl hij zijn bejaarde hoofd vermoeid schudde. Met een schuine blik op de kapitein, die nu voor de zekerheid de wacht betrok aan de binnenzijde van de schuifdeuren, zocht hij de betrekkelijke rust van zijn boeken weer op. Intussen bereikten koning Silvaeo en generaal Korfos de vertrekken die Murox toegewezen had gekregen. De deur van het appartement was gesloten. De mannen keken elkaar aan. „Kloppen maar,” vond Silvaeo, en hij voegde de daad bij het woord. Een respons bleef uit terwijl de koning de generaal ingespannen bleef aankijken. Na drie tellen gaf hij Korfos een bijna onmerkbaar knikje, waarop de generaal de deur opende. Op datzelfde moment kwam Murox onderdrukt geeuwend vanuit zijn slaapkamer zijn riante woonkamer binnengezwommen. „Goedemorgen, majesteit, generaal,” knikte hij zijn bezoekers vriendelijk maar opvallend weinig enthousiast toe, wat volgens de koning wel aan het minder courante tijdstip te wijten zou zijn. Hij kon zijn slaperige gast daarin geen ongelijk geven. De gast vervolgde inmiddels met dezelfde wollige stem: „Verontschuldigt u mij mijn zwijgzaamheid op uw kloppen: na een vrijwel slapeloze nacht en een vruchteloze poging om door de kapitein tot de bibliotheek toegelaten te worden, had ik mij wederom te rusten gelegd. Wat verschaft mij de eer van uw hoge gezelschap in deze vroege stonde?” |
|||||
|