| |||||
Nadat ze Tims telefoon vijf keer had laten overgaan, kreeg Gabriëlle de vrouwenstem-uit-blik te horen, die haar vertelde wat ze al wist: dat hij zijn telefoon niet opgenomen had. Ze verbrak de verbinding vóórdat de bekende ‘piep’ had geklonken — ze wilde zich hier niet gemakkelijk vanaf maken door haar excuses aan te bieden via een geluidsopname. Ze keek op de klok, die ‘kwart voor vijf’ aanwees, en besloot om zich eerst aan te kleden en het dan nog eens te proberen. Maar ook toen ze haar badjas snel verwisseld had voor meer gepaste kledij, gaf Tims telefoon nog geen gehoor. Ze liep naar de rommelkamer, die vroeger de hobbykamer van haar moeder was geweest, en startte de oude pc op, die daar nog stond. Mens, wat is dat ding sloom! dacht ze, toen eindelijk het vierkleuren-logo verscheen. Beneden hoorde ze de voordeur dichtslaan. Ze moest nu ècht op gaan schieten! „Kom op, ding,” mopperde ze tegen de computer, terwijl haar vader luid haar naam naar boven riep. „Ik kom eraan, wacht even!” antwoordde ze gejaagd. Ze besloot het mobieltje nog eens te proberen. Weer die ingeblikte stem. Eindelijk verschenen de cursor en de bureaubladafbeelding — een mooie foto van hun toen nog complete gezin. Zonder dat ze dat wilde, raakte de vriendelijke lach van haar moeder haar weer. Maar er was iets veranderd — binnenin haar. Ze besefte dat er geen beschuldiging meer van die ogen uit ging. Ze voelde zich nu vrij om gewoon die glimlach te aanvaarden zoals hij was geweest, alsof hij toen al specifiek voor háár bedoeld was. Een diepe droefheid kwam in haar hart bovendrijven: een stille pijn die veroorzaakt werd door het verlies — maar niet langer door wroeging. Nu haar vader haar verteld had van de eerdere zelfmoordpogingen die haar moeder had ondernomen, merkte Gabriëlle dat haar hart anders reageerde dan voorheen: ze kon eindelijk gewoon verdrietig zijn om haar moeder… Plotseling herinnerde ze zich met welk doel ze de computer had ingeschakeld. Behendig klikte ze de internetbrowser open, waarin ze een regel intypte. Een paar klikjes en toetsaanslagen verder wist ze wat ze weten wilde. Snel toetste ze op haar telefoontje het nummer over van het scherm. Tuuuuuut… Tuuuuuut… Tuuu-krlik… „Met Hetty Wieringa,” klonk een vriendelijke damesstem ‘live’. „Euhm, met Gabriëlle LaCroix,” begon Gabriëlle, die even van haar stuk was gebracht door de onverwachte naam. „Ik euh… Ik ben op zoek naar Tim Bouwman. Euhm…” „Oh, die is er even niet, het spijt me.” „Aha,” reageerde Gabriëlle teleurgesteld. „Weet u misschien hoe laat hij ongeveer thuiskomt?” „Nee, hij zal er wel weer zijn rond etenstijd. Hij is even naar dat andere meisje uit jullie klas toe.” Gabriëlle was met stomheid geslagen. Was Tim bij Elize!? Ze kon haar oren niet geloven! Had zij hem vanmorgen zó ver bij zich vandaan geduwd? Blijkbaar, concludeerde ze bitter. „Ik weet haar naam zo niet meer,” ging mevrouw Wieringa verder. „Eh, Anjer of zo?” Gabriëlle vond haar spraakvermogen terug: „…Amber misschien?” „Ja, dat was het,” bevestigde Tims moeder. „Bel rond etenstijd nog maar eens als je wilt. Of heb je het nummer van zijn looptelefoon?” Een kort glimlachje trok rond Gabriëlles mond bij dat grappige woord, terwijl ze zei: „Die heb ik al geprobeerd. Maar ik krijg zijn voicemail.” „O, nou, dan zal hij wel niet gestoord willen worden,” veronderstelde mevrouw Wieringa tot grote ontsteltenis van haar gesprekspartner. „Ik zal hem wel even zeggen dat je gebeld hebt als hij thuiskomt. Gabriëlle was het, hè?” „Ja, mevrouw. Dank u wel!” „Graag gedaan hoor!” Nadat ze opgehangen had, slaakte Gabriëlle een diepe zucht. Tim was bij Amber thuis… Hij wilde niet gestoord worden… Ze hadden gisteren in de pauze gezellig staan praten… Ze wist zéker dat Tims ongelukkige opmerking in de auto, die ochtend, een verspreking was geweest. Amber had de aandacht behendig weten af te leiden met haar uitleg over jonge katjes. Maar Tim… Tim zou na die opmerking hoe dan ook in zijn gedachten bij het onbedoelde onderwerp van de dubbele bodem van zijn woorden zijn geweest. Dat waren ze alle vijf geweest, eventjes — daar was ze van overtuigd. Maar hoe ver zou hij met die gedachten gegaan zijn…? Ze wist het niet. En eigenlijk wilde ze het liever niet weten ook. Ze had er zèlf aan meegewerkt door zo gemeen tegen hem te doen… Amber zag er leuk uit, dat kon ze niet ontkennen, en Tim en zij zouden misschien best leuk bij elkaar passen. Hij zou in ieder geval heel zorgzaam voor haar zijn. Nu waren het haar eigen gedachten die buiten hun oevers traden, in een ongeoorloofd beeld van wat het zou kunnen zijn waarbij Tim niet gestoord wenste te worden. „Gabriëlle! Kom, jôh! We moeten gaan!” klonk het ongeduldig vanuit de hal beneden. „Já-haa!” riep ze kribbig terug, terwijl ze de computer opdracht gaf om af te sluiten en haar spulletjes gauw bij elkaar pakte. Een nieuw idee vormde zich in haar gedachten. Zou ze Ambers mobiel eens proberen? |
|||||
|