| |||||
Aan de manier waarop Tim het tuinhekje liet dichtvallen, wist zijn moeder al dat er zwaar weer op komst was. Toen even later na een plotselinge luchtdrukdaling de keukendeur dichtviel en de ramen van schrik in hun sponningen sidderden, daalde de barometer acuut verder naar ‘Storm’. De wervelwind trok dwars door het huis, en liet diepe sporen van chaos achter. Met luid geraas werd de jankende boekentas in een hoek gesmeten. Tims sportjack eindigde ergens half op de leuning van de driezitsbank en half in de ongetrainde handen van een vingerplant — als de gerafelde parachute van een op meerdere manieren onfortuinlijke piloot. De trap stelde zich belangeloos beschikbaar als het mikpunt van enkele welgemikt stampende trappen — voordat de daarvoor gebruikte Nike sportschoenen stomend verkoeling zochten onder de wastafel op Tims kamer, die voor zover het de schoenen betrof niet meer bleek te zijn dan een frisgroene luchtspiegeling in een zinderende woestijn. Het houten bed kraakte onder de felle inslag van Tims gewicht, waarbij een duidelijke krater gevormd werd in het beddengoed. Na twee seconden van bijna absolute windstilte, op Tims diepe ademhaling na, barstte het geweld opnieuw los toen hij geagiteerd om zich heen keek en een lege plek op zijn bureau selecteerde. Daar werd met een harde knal zijn sleutelbos neer gesmakt, die als een niet hard genoeg platgeslagen spin uitgestrekt bleef stilliggen om aan een herhaling van dat oordeel te ontkomen. „Lust je een beker melk…?” vroeg Tims moeder, die wijselijk onder aan de trap bleef staan en nog maar niet op de stormschade om haar heen reageerde. „Nee!” riep Tim chagrijnig. „…of iets anders?” breidde zijn moeder het assortiment uit. Het bleef even stil. „Ja, doe maar koffie!” bestelde Tim. „Alsjeblieft,” voegde hij er minder luid aan toe. Mevrouw Wieringa hoorde dat laatste niet. Ook de sarcastische toevoeging „Mèt whisky!” ontging haar. Zij was al naar de keuken gelopen. Amber doorbrak haar gewoonte om luid stuiterend de trap af te komen door eens van richting te veranderen: besteeg ze de trap doorgaans keurig netjes, vanmiddag leek het of de zwaartekracht een spontane inversie had ondergaan toen Amber voor de verandering de trap op stuiterde. Haar moeder stond haar nog verbaasd na te kijken toen haar vader met een soortgelijke gezichtsuitdrukking de keuken binnenstapte en vroeg: „Wat heeft die vandaag?” „Een energieoverschot in elk geval,” luidde het gevatte antwoord. „Zeker slecht geslapen vannacht.” „Ze góóide haar fiets zowat in de schuur!” „Ik weet het ook niet. Vraag het haar anders.” „Nee dank je, laat haar eerst maar even uitrazen. Ze komt zo vanzelf wel beneden, denk ik?” „Misschien. Ik zal haar zo roepen. Zin in een bakje thee?” „Lekker.” Geschrokken sprong Gabriëlle weg voor de stukken glas, die vanuit de schuurdeur spontaan aan haar voeten vielen in reactie op de niet erg subtiele manier waarop ze hem dichtgegooid had. Eén venijnig driehoekige scherf bungelde nog dreigend in de bovensponning als een symbolische uiting van hoe zij zich al voelde vóórdat ze de deur onbedoeld sloopte. Die symboliek kreeg er hiermee nog eens een extra dimensie bij. Het zwaard bleef echter niet lang hangen… Nadat ze de scherven voorzichtig had opgeruimd, ging ze mokkend het huis binnen — waarbij ze goed oplette hoe ze met de deur omging. „Hé Milky,” zei ze lusteloos, toen het diertje zich spinnend tegen haar benen kwam wrijven. Ze krabde het poesje even tussen de oortjes en schonk een glas karnemelk in, dat ze mee naar boven nam. Gevolgd door Milky, die om aandacht bedelde, ging ze op haar bed zitten en trok haar mobieltje uit haar rugtas. Een paar snelle bewegingen brachten een naam in het schermpje, met een nummer eronder. Haar duim zweefde besluiteloos boven de groene knop. Het apparaatje had na enkele seconden al genoeg van het wachten en dimde de verlichting. De duim bleef waar hij was terwijl Gabriëlle zich afvroeg of ze het zou doen. Of ze het zou durven. Ze schrok op toen de bliep begon te trillen en helder oplichtte. Doordat ze daardoor even van haar stuk gebracht was, drong alleen de naam die op het schermpje stond scherp tot haar bewustzijn door. Ze wist niet hoe snel ze op moest nemen, nu ze de kans had. „Tim!? Het spijt me van vanmorgen, echt waar!” flapte ze eruit terwijl het telefoontje haar oor nog niet eens bereikt had. Het was even stil aan de andere kant. „Dat het je spijt, vind ik best, maar ik belde alleen maar even om je aan onze afspraak te herinneren,” klonk toen een stem die veel te zwaar was om bij Tim te kunnen horen. In haar verwarring kon Gabriëlle die stem niet direct thuisbrengen. Ter Heerdt! dacht ze, sprakeloos in plotselinge paniek. Het inhouden van haar adem leek een wereldwijde windstilte te veroorzaken, maar de stem ging verder: „Zorg je dat je om vijf uur thuis bent? Gaan we samen naar Den Engel.” De wereld herademde. „Oh…, pap!” stamelde ze. „Díé afspraak…” „Ja natuurlijk!” antwoordde LaCroix. „Was je het soms vergeten?” „N-nee…,” aarzelde Gabriëlle. „Ik had er alleen niet meer aan gedacht,” gaf ze toen mompelend toe. „Dacht ik al,” reageerde haar vader. „Bel nu eerst Tim maar op, dan.” „Tim?” vroeg Gabriëlle beduusd. „Ja! Er was, geloof ik, iets dat je tegen hem wilde zeggen?” „Pà-hàp!” „Jaja,” reageerde LaCroix, zo te horen met een glimlach. „Bel hem nou maar op. Aan jouw verontschuldiging te horen heeft hij dat wel verdiend.” „Nou!” |
|||||
|