| |||||
Hoofdstuk 2 Direct na het middagmaal nam Vrouwe Yolanthe Levanda mee naar haar vertrekken zodat ze klaar gemaakt kon worden voor het bal. Zoals Levanda al had verwacht, was ze die dag niet buiten geweest om te wandelen. Ze zag wel dat Vrouwe Yolanthe vreselijk nerveus was en hield zich rustig. Ze moest nogmaals in bad. Dit keer werd ze van top tot teen gewassen in een bad met rozenblaadje. Haar hoofdhuis werd gemasseerd met een olie van rozemarijn. Vervolgens werd haar donkere haar door Mirthe geborsteld, met honderd slagen links en honderd slagen rechts. Mirthe deed het zacht en Levanda vond dat het nog wel even mocht duren. Jammer genoeg was het maar al te snel voor bij en werd ze in een hemelsblauwe jurk gehesen. De japon had een lijfje met zilverdraad en de vierkante hals en driekwart mouwen waren afgezet met kant. Ze bekeek zich zelf in de grote spiegel. Hoewel de stof heerlijk aanvoelde langs haar armen, zat de jurk heel strak langs haar bovenlichaam. “Vrouwe Yolanthe, deze jurk voelt toch te strak.” “Het is nu te laat om er wat aan te veranderen prinses.” “Vrouwe, ik heb het ook al heel vaak tijdens de passessies gezegd.” “Het pas een prinses niet om zoveel te klagen,” zei Vrouwe Yolanthe koud. “Ik klaag helemaal niet zo. En ik ben niet eens met ‘maar’ begonnen!” Levanda hield haar mond tot plotseling Mirthe kwam aandragen met een enorme blauwe saffier aan dunne zilveren ketting. “Moet ik deze ketting echt om? Die steen is zo gigantisch dat ik aan het eind van de avond ” Als antwoord pakte Vrouwe Yolanthe een zilveren haarnet met dezelfde stenen. Levanda zuchtte, maar klaagde niet meer. Nadat haar voeten in blauwe schoentjes gestoken waren die natuurlijk perfect pasten bij haar japon, was ze klaar om te vertrekken. Ze wierp nog een laatste blik in de spiegel. Ja, ze zag er in de ogen van Vrouwe Yolanthe vast prachtig uit. Haar haren netjes getoomd in een netje, een japon die zo strak vast gesnoerd was dat ze nauwelijks kon ademen, maar wel netjes gesloten en een hele laag poeder over de paar moedervlekjes die ze had gekregen van het buiten zijn, één op haar slaap ter hoogte van haar ooghoek, één op haar kaak aan de andere kant en de laatste naast haar neusvleugel. Deze drie kleine vlekjes vond Vrouwe Yolanthe afzichtelijk. De Grote Zaal was al een wolk van kleuren toen ze binnen kwam. Donkergroen, lichtgroen, grasgroen, appeltjesgroen, geelgroen, blauwgroen, groenblauw, donkerblauw, lichtblauw, nachtblauw, marineblauw, viooltjesblauw, paarsblauw, blauwpaars, roodpaars, paarsrood, kersenrood, vermiljoen, scharlaken, oranjerood en roodoranje. En natuurlijk tinten als beige, perzik, lichtbruin, donkerbruin. Er waren geen twee dezelfde kleuren. “Prinses, daar in het blauw, dat is heer Fildes.” “Bedoelt u die daar, in het marineblauw, of die daar in het lichtblauw? Of die daar in het groenblauw?” “Die in het marineblauw, vlak bij de deur. Vergeet u niet dat heer Fildes een geschikte huwelijkskandidaat zou kunnen zijn. En daar, in het groen…” “Donker of lichtgroen?” onderbrak Levanda. “Donkergroen met gouden knopen, tevreden?” “Ja, alles naar wens, afgezien van het feit ik moet trouwen met iemand die haar als stro heeft, een haakneus en scheve tanden. Of met iemand die constant naar de mooie meisje gluurt.” “Prinses Levanda. Ik heb u al uitgelegd dat het niet aan u is iemands uiterlijk af te kraken. De heer in het groen is prins Dakmar, van Lakilië. In tegenstelling tot de meestal blonde Lakilianen heeft hij donkerbruin haar, zijn moeder was Bokilisch. Prins Ayen zie ik niet. Maar u zal naast hem zitten tijdens het banket.” Het ontvangst begon. Levanda zat links van haar moeder. Graaf na hertog na prinses na gravin na prins na baron begroette de koning, informeerde de koningin naar haar zoon en complimenteerde Levanda. Alleen al tijdens het ontvangst hoorde ze tientallen keren dezelfde zinnetjes. Vaak hoorde ze dat ze prachtige groene ogen had. Maar even vaak hoorde ze dat ze prachtige blauwe ogen had. In stilte lachte ze, ze kon het ze ook niet kwalijk nemen: haar ogen hadden zo een aparte kleur, de ene keer leken ze blauw en dan weer groen. Na het ontvangst begon het banket. Levanda zat aan de linkerhand van Koning Avarus. Aan haar andere kant zat Prins Ayen van Arlokië. Hoewel ze het eigenlijk niet wilde moest Levanda toegeven: Prins Ayen was niet zo lelijk als Prins Dakmar of heer Fildes. Hij had sprekende grijze ogen en donkerbruin haar. Zijn bouw was niet krom zoals heer Fildes, maar recht. Hij was niet bijzonder gespierd, maar hij had een zekere lichtvoetige elegantie die er geen twijfel over liet bestaan dat hij in een goede conditie verkeerde. Hij had niet de air van ander hooggeboren mensen en deed zijn best om een leuk gesprek te hebben, in plaats van alleen maar indruk te maken. Levanda kon niet anders dan lachen om zijn grapjes, ze mocht deze prins wel. “Wat doet u het liefste in uw vrije tijd, heer?” “Ik ben graag buiten. Ik heb een prachtige zwarte hengst, een echte volbloed. Ik ga graag met hem uit rijden. Ook gelast eerlijkheid mij te zeggen dat ik goed met de boog overweg kan en ik graag aan wedstrijden meedoe.” Hij keek haar even aan en glimlachte. Levanda lachte terug. Ze kon er niet onderuit: als haar vader haar met hem wilde laten trouwen vond ze het niet erg. Na het banket vertrokken de Koninklijke hoogheden naar hun troon en het bal ving aan. Al gauw stonden vele jongemannen beleefd te dringen voor Levanda’s troon. Wie zou er het eerst met de prinses mogen dansen? Levanda lachte grimmig bij het idee dat ze hier niet voor haar waren, maar voor haar bruidschat. Prins Dakmar was de gelukkige. Hij maakte een stijve buiging. De anderen dropen rustig af om te kijken of ze een ander konden vinden. “Prinses Levanda, ik zou vereerd zijn als u met mij aan deze wals zou willen deelnemen.” “Graag prins Dakmar.” Een enorme leugen. Levanda zou veel liever blijven zitten en kijken naar de dansers dan met deze houterige prins te dansen. Helaas was weigeren onmogelijk. Haast al voor het orkest de laatste noot gespeeld had en de dansers een buiging maakten, vroeg de volgende haar al ten dans, net toen een ander zijn mond open deed. “Hier ben ik voorlopig nog niet mee klaar,” verzuchtte Levanda. Ze probeerde een plan te bedenken om, maar als ze er al één gehad had, had ze nooit de kans gekregen om het uit te voeren. Plotseling merkte ze van zichzelf dat ze iedereen stiekem vergelijk met de Arlokische prins. Heer Fildes nodigde haar voor de volgende dans uit. “Opeisen is een beter woord,” dacht Levanda bitter. Tijdens de dans sprak hij alleen maar over de landerijen van van zijn vader, zijn succes bij de paardraces en boogschieten. “Jammer dat het niet uitmaakt dat zijn blauw niet bij mijn blauw staat,”bedacht Levanda sarcastisch. Nu had ze het gehad. Haar voeten deden zeer en het dunne kettinkje met de enorme steen sneed in haar hals. Dus zodra de volgend edelman haar aansprak voor nog een wals zei ze: “Het spijt, me maar ik heb even behoefte aan rust. Ik ben een beetje benauwd.” Meteen boden zich vijf jongemannen aan om haar naar buiten te begeleiden. Vriendelijk wees ze hen af. Met de meest beminnelijke glimlach die ze nog op haar gezicht kon toveren voegde ze eraan toe: “Maar de avond is nog lang genoeg.” “Helaas” weerkaatste in haar hoofd erachteraan. Buiten plofte ze op een bankje naast een fontein neer. Met een pijnlijk gezicht trok ze haar schoen uit een masseerde haar zere voet. “Is deze van u?” Geschrokken schoot Levanda haar schoen weer aan. De prins uit Arlokië stond naast haar. In zijn hand hield hij de grote saffier die ze eerder die avond nog omgehad had. Blijkbaar was het kettinkje gebroken toen ze zich de balzaal was uitgevlucht. Met “Ja, die is inderdaad van mij,” en een glimlach nam ze de ketting aan. “Mag ik bij u komen zitten?” “Natuurlijk, gaat u zitten. Maar ik moet bekennen dat ik hier eigenlijk zit om even alleen te zijn.” “Ja, u heeft volgens mij niet één dans stilgezeten.” “Ik zal het u sterker vertellen: ik heb niet eens de kans gehad om in de buurt van zetel te komen.” Hij glimlachte en keek haar aandachtig aan. “Waarom kijkt u zo?” “U heeft zo een aparte kleur ogen. Ik vroeg me tijdens het ontvangst ook al af: wie heeft er nu gelijk? De mensen die zeiden dat u blauwe ogen had, of zij die uw ogen groen noemden.” “Is dat goed of slecht?” “Ik vind het mooi. De ene keer lijken ze groen en dan lijken ze blauw. Een onbestemde kleur.” Levanda was blij dat het donker was, want ze voelden de warmte naar haar gezicht stijgen. “Mijn kleedsters zijn er blij mee. Nu kan ik blauwe en groen jurken aan, zonder dat één van de twee kleuren me beter staat.” Ayen lachte. Maar al snel werd zijn gezicht weer serieus: “Weet u, mijn vader zei dat er een grote kans is dat koning Avarus het nut inziet van een verbintenis tussen Arlokië en Nemendo. In dat geval zouden wij moeten trouwen.” Levanda grimaste. “Ons wordt echter niets gevraagd.” Ayen schudde zijn hoofd. “Klopt.” Hij keek op, recht in haar ogen en glimlachte. “Maar ik zou alles beter vinden dan te moeten trouwen met Lauritta van Lodanië. Het kind is ruim zes jaar jonger dan ik ben.” Levanda kon er niets tegen in brengen. Lauritta was de dochter van Koning Lottakar, zijn enige kind. Een huwelijk met dit land zou voor Arlokië zeer voordelig zijn. Het meisje was echter pas elf jaar oud, mager en ziekelijk bleek. Ze had sliertig zwart haar en grote lichtblauwe ogen. Haar naaisters hadden een grote fout gemaakt door haar een donkerblauwe, bijna zwarte japon te geven: het arme kind was net een spook verschijning en had het hele bal langs de kant gezeten. Levanda doorbrak de stilte. “Ik moet weer naar binnen, voordat al die vreemde edelmannen mij komen zoeken.” Ayen glimlachte. “Mag ik dan de volgende de dans van u? Ik had eigenlijk niet verwacht om alleen al de kans te krijgen u te vragen.” “Tja, ik zal met iemand moeten dansen,” lachte Levanda vrolijk. “Alles beter dan weer te moeten dansen met heer Fildes.” Na Ayen was het bal echter niet afgelopen. Meer prinsen en hertogzonen wilden haar complimenten maken. Laat in de avond vond Levanda het echter wel genoeg geweest. Ze zei dat ze zich moe voelde en liep de zaal uit, de jongemannen die nog niet met haar gedanst hadden teleurgesteld achterlatend. |
|||||
|