| |||||
Ze wist het nu zeker, die brief moest van Simon komen. Hij was tenslotte degene geweest die zijn liefdesbrieven altijd ondertekende met ‘voor altijd de jouwe’. De enige vraag die overbleef was hoe Simon haar echte naam wist. Ze wist niet wat ze nu moest doen. Eigenlijk wilde ze Simon heel graag weer ontmoeten, ze wist dat ze nog steeds van hem hield, ook al had ze hem al heel lang niet meer gezien. Ze liep naar de voorraadkast en draaide hem van slot, ze keek naar de doos die ze onderin had neergezet. Met de inhoud waar ze eigenlijk een beetje bang voor was. Ze had God van zich af geduwd nadat ze door meneer Jansen op straat was gezet. Ze had God verweten dat hij de liefde tussen Simon en haar onmogelijk maakte. Simon zei dat ze moesten blijven geloven in een goede afloop. Hij zei dat als God het wilde ze uiteindelijk toch bij elkaar zouden komen. Ze was door meneer Jansen op straat gezet vlak nadat ze haar eindexamen had gehaald. Net achttien was ze geweest. Hij had tegen haar gezegd dat nu ze achttien was ze haar erfenis kreeg en dat ze dus voor zichzelf kon zorgen. Ook had hij gezegd dat hij ervoor zou zorgen dat ze nooit, maar dan ook nooit iets met Simon zou krijgen. En daar had ze dan gestaan, met niets meer dan haar erfenis en een middelbare schooldiploma op zak. Geen thuis, geen Simon, helemaal niets meer. De eerste paar weken had ze bij Elsa kunnen blijven, maar Elsa’s ouders hadden haar direct verteld dat ze zo snel mogelijk weer moest vertrekken. Johannes Jansen was een man met veel macht in het dorp en kon Elsa’s ouders het leven flink zuur maken als ze zich teveel met Iantha zouden inlaten. Ze had het ook wel begrepen. Eén van de eerste dingen die Iantha was gaan doen was woonruimte zoeken. Al snel had ze iets gevonden aan de andere kant van het land. Nog één keer had ze Simon gezien voordat ze het dorp verliet. Daarbij had ze hem het kruisje gegeven dat aan haar ketting hing. Ze had het kruisje gekregen van haar vader, vlak na het overlijden van haar moeder. Ze kon zich het afscheid tussen haar en Simon nog herinneren: “Simon.” Ze keek hem aan. Hij keek haar bedroefd aan met zijn donkerbruine ogen. Ze las zijn liefde voor haar in die donkerbruine ogen. “Inge, ik hou zoveel van je. We moeten erop vertrouwen dat God ons weer bij elkaar zal brengen.” “Ik heb iets voor je Simon, dat zal je altijd aan mij doen herinneren. Ik heb het niet meer nodig.” Ze maakte haar ketting los en haalde toen het kruisje eraf. “Hier, houd het maar als teken van onze liefde.” Verbaasd keek Simon haar aan. “Geef je zomaar het kruisje weg? Je had het toch van je vader gekregen?” Iantha knikte. “Ik wil dat jij het voor me bewaart. Goed?” Ze had hem diep in zijn ogen gekeken. Toen had ze zich omgedraaid, haar koffers gepakt en was naar haar trein gelopen. “Inge wacht, ik heb je nieuwe adres niet. Ik moet je toch kunnen bereiken?” Ze had zich omgedraaid. “Het is beter als je het niet weet. God heeft het blijkbaar zo gewild. Jij mag dan geloven dat het nog goed kan komen. Ik geloof dat niet meer. Blijkbaar wil God niet dat wij bij elkaar zijn en ik kan dat niet begrijpen. Ik haat hem, ik haat hem! De laatste woorden schreeuwde ze. “Natuurlijk ik haat mijn vader ook, maar daarom moet je niet je geloof in een goede afloop opgeven. Zodra ik klaar ben met studeren kan ik gaan en staan waar ik wil en dan wil ik naar je toe komen. Nog maar twee jaar en dan ben ik klaar.” “Simon je begrijpt het niet. Het is niet alleen je vader die ik haat, het is ook God die ik haat. Om alles wat er gebeurd is. Ik kan niet meer in Hem geloven.” Verbaasd keek Simon haar aan. “Niet in God geloven? Inge dat meen je niet?” Ze knikte. “Ik meen het wel.” Toen draaide ze zich voor de laatste keer om en liep naar de trein, die wonderbaarlijk genoeg nog steeds stond te wachten. Bij een ingang van een coupé stond Elsa. “Ik zal je missen meid, zorg goed voor jezelf en schuif het niet op God af. Hij heeft besloten dat jullie bij elkaar horen en daar kan zelfs meneer Jansen niets aan veranderen. Waarom zouden jullie elkaar anders hebben ontmoet. Het komt goed, écht.” Ze omhelsde Iantha en liet haar toen los. Zonder iets te zeggen stapte Iantha in de coupé en zocht haar plaatsje. Op het perron was Simon bij Elsa gekomen, Iantha zag hen samen op het perron staan toen ze uit het raam keek. Simon met tranen op zijn wangen en Elsa met de frons op haar voorhoofd die ze altijd had wanneer ze ergens over nadacht. De tranen stroomden over haar wangen. Hoe had ze zo dom kunnen zijn? Natuurlijk kwam de brief van Simon en al die cadeautjes! Maar hoe kon ze hem vinden. Hoe kon ze hem in vredesnaam vinden. En toen deed ze iets wat ze al een heel tijd niet had gedaan, ze wendde zich tot God. |
|||||
|