| |||||
Gedragen door haar wilskracht en op de automatische piloot worstelde Gabriëlle die regenachtige vrijdag door, voor één keer dankbaar voor het feit dat haar klasgenoten haar gezelschap zo veel mogelijk vermeden. Ze bracht de eerste vijf lesuren door in geveinsde oplettendheid, een denkwereld maskerend die zich bewust bezighield met de problemen in Lidhia’s wereld — om haar eigen realiteit maar niet onder ogen te hoeven te zien. Vrijdag had ze geen aardrijkskunde, en die ochtend hadden de lcd-monitoren gemeld dat alle lessen van Ter Heerdt voor die dag afgelast waren. „Gelukkig,” verzuchtte ze toen ze het las. „Hij is er niet.” Het was bijna pauze — grote pauze — en ze vroeg zich af of er nog wel plaatsen in het gebouw waren waar je ongestoord alleen kon zijn… De bel ging. Lusteloos slofte ze achter haar klasgenoten aan het lokaal uit. Een stille hoek buiten de leerlingenstroom verschafte een gelegenheid om te wachten tot de rust weer grip op de gang zou krijgen. „Hoi,” klonk het opeens, vlak naast haar. Ze keek op en verschoot van kleur bij het zien van Rosa, die naast haar was komen staan. Het meisje zei verder niets, maar leek te wachten op Gabriëlles reactie. „Het spijt me van gisteren,” verontschuldigde de laatstgenoemde zich zwakjes, terwijl ze wanhopig naar een excuus zocht dat geloofwaardig was. „Mij ook,” antwoordde Rosa, waarop een korte stilte viel. De gang was inmiddels leeggelopen. Toen vervolgde ze: „Als je niet wilt, hoeft het niet, hoor…” „Er kwam… iets tussen,” zei Gabriëlle naar waarheid, eenzaam blozend bij het besef van de dubbelzinnige betekenis van die woorden. Haar gedachten werden ongewild teruggesleept naar die grote hand… Wat zou ze graag vriendinnen willen zijn met Rosa en, als dat kon, met de haar nog onbekende Amber! Ze verbaasde zich over het diepe verlangen naar eenvoudige vriendschap, de vriendschap waar ze zich zo veel van voorstelde, maar die sinds het overlijden van haar moeder zo ver buiten haar bereik leek te liggen! Eenvoudigweg met elkaar praten, lachen… huilen? — Nee, het kan niet, hield ze zichzelf voor. Zij zou nooit zichzelf kunnen zijn in hun gezelschap. Ze zou oneerlijk, hypocriet zijn… en ze vertrouwde zichzelf niet in het minst: Rosa was wel het type dat een diepgaand gesprek niet uit de weg zou gaan, en het was in haar ogen ondenkbaar dat zijzelf zich op een moment van een persoonlijk gesprek zou weten te beheersen… Wat er ook gebeurde, zij mocht en kòn haar geheim niet prijsgeven, vanwege die ene van haat vervulde zin op dat vel papier! Haar afschuwelijke geheim… Ze knipperde met haar ogen, maar vond geen houvast meer om haar tranen tegen te houden. Meteen voelde ze een tengere, maar stevige arm om haar schouder. „Kom mee,” zei Rosa zonder verdere plichtplegingen, en ze troonde haar snikkende protegee met zich mee de gang door, in de richting van de hal. Gabriëlle probeerde de tranenstroom te stoppen, maar het lukte haar niet. Vaag hoorde ze hoe Rosa op een deur klopte, die bijna direct geopend werd. „Rosa! Gabriëlle? Wat is er, meisje? Kom gauw binnen, jongedames!” noodde Den Engel hen zijn kantoor binnen. Rosa gaf geen antwoord op zijn vraag, en Gabriëlle kon het niet. Met alle vriendelijkheid en zorg die ze van hem kon verwachten, zette de rector Gabriëlle en Rosa in de riante fauteuils in de zithoek die bijna een derde van het kantoor vulde. Maar Rosa stond bijna direct op en zei: „Ik ga Amber even halen, die weet niet waar ik ben!” „Nee, nee,” protesteerde Den Engel beleefd maar resoluut, met een blik op Gabriëlle. „Jij blijft hier bij haar. Laat mij Amber maar even opzoeken. Wat is de beste plek om te beginnen?” Terwijl hij dit zei, pakte hij een doos tissues van één van de planken van zijn boekenkast en zette die op het glazen salontafeltje neer. „Waarschijnlijk gaat ze in de bieb helpen als ze mij niet kan vinden,” bedacht Rosa, terwijl ze een doekje uit het metalen doosje trok en het Gabriëlle in de handen drukte. Den Engel was al weg. Het kostte Gabriëlle ruim vijf minuten om haar emoties enigszins in bedwang te krijgen. Rosa zat stil naast haar, met haar hand op Gabriëlles schouder, en bad stilletjes om wijsheid. Een rustig klopje op de deur kondigde iemands komst aan. Gabriëlle wendde haar gezicht af naar de muur terwijl Rosa verwachtingsvol opkeek. De deur ging voorzichtig open en schuchter kwam Amber binnen, haar tas over haar schouder. Achter haar stond Den Engel, die Rosa vragend aankeek. Het meisje schudde haar hoofd, ten teken dat Gabriëlle nog niet toe was aan conversatie. „Ik kom zometeen nog wel even langs,” kondigde de rector half fluisterend aan, en liet zijn kantoor aan de drie scholieren over. Met een klik sloot hij de deur achter zich. Amber bleef staan, hevig blozend, geleund tegen de deurpost. Een paar gebaren waren voldoende voor haar en Rosa om elkaar op de hoogte te brengen van hun beider situaties en die van Gabriëlle. Gabriëlle hield haar gezicht nog steeds afgewend, met een veilig krullengordijn om haar gezicht gesluierd. Amber seinde weer naar Rosa. Ze wees op zichzelf, en toen naar de deur. Rosa fronste haar wenkbrauwen en schudde heftig ‘nee!’, waarna ze op de nog lege stoel schuin tegenover Gabriëlle wees. Nu was het Ambers beurt om haar hoofd te schudden. Rosa’s gezicht drukte een teleurgestelde vraag uit in de richting van haar hartsvriendin. Die liet haar schouders zakken met een hulpeloze gezichtsuitdrukking, waarop ze op Gabriëlle wees en een twijfelend gebaar maakte. Rosa glimlachte nu begrijpend. Die verlegenheid van haar vriendinnetje ook! Met een geruststellend gebaar wenkte ze Amber naderbij die, na nog een enkele aarzeling, berustend haar schouders ophaalde en zich muisstil in de leren zetel liet zakken. Gabriëlle was nu stil, en zat enkel nog wat na te snuffen. Zo nu en dan schokte haar ademhaling nog een beetje, maar Rosa zag met blijdschap de deken van rust over het hart van haar beschermelinge neerdalen. „Gaat het weer een beetje?” vroeg ze, terwijl ze Gabriëlle een droog doekje aanbood, dat dankbaar aangenomen werd met een knikje als antwoord. Een geroutineerd gebaar van haar linkerhand wierp het gordijn naar links, zodat Gabriëlle Rosa kon aankijken. „Het spijt me,” fluisterde Gabriëlle. „Het geeft niet,” glimlachte Rosa direct terug, terwijl ze probeerde geen aandacht te schenken aan het verhuilde gezichtje vóór haar. „Ik zou je graag willen voorstellen aan mijn beste vriendin, Amber Konings.” Met een even niet-begrijpende blik keek Gabriëlle Rosa aan. Toen volgde ze haar handgebaar en draaide ze haar hoofd naar links. Rosa zag de gespannen blik op Ambers gezicht — ze had haar lippen stijf op elkaar gedrukt en zag vuurrood, terwijl ze schuchter naar Gabriëlle keek van onder haar nauwelijks opgeheven gezichtje. Gabriëlle bleef één tel stil zitten. Toen liet ze een kort piepje horen — een gesmoorde kreet — en vloog overeind langs Rosa op in de richting van de deur, die niet meegaf maar haar keihard de weg blokkeerde. Terwijl Rosa zich stomverbaasd naar haar omdraaide, hervond Gabriëlle de werking van de deur, trok hem open en vluchtte het kantoor uit, de gang op. „Gabriëlle!?” hoorden de achtergebleven meisjes de warme stem van de rector klinken. Maar het enige geluid dat ze hoorden voordat hij zijn kantoor binnenkwam met een diepe rimpel in zijn voorhoofd, waren vluchtende voetstappen in het trappenhuis op de gang. |
|||||
|