| |||||
Terwijl Gabriëlle de stoelen op de tafels zette voor de schoonmakers, die die avond zouden komen, was Elize bezig het bord een grondige schoonmaakbeurt te geven. Elize had al een paar maal haar tong uitgestoken naar de brunette. Ter Heerdt merkte het tňch niet, zo lang hij aan zijn bureau bleef zitten. Hij was de enige die, nadat de les was afgelopen, nog gesproken had. Veel woorden waren niet nodig om de meisjes aan het werk te zetten: voordat ze klaar waren zou hij hen hoe dan ook niet laten gaan. Gabriëlle voelde zich zeer duidelijk niet op haar gemak. Ter Heerdt, die haar nauwlettend in de gaten hield, zat uitgebreid van haar te genieten terwijl ze haar figuur tegen haar zin liet uitkomen door de herhaalde handelingen die ze moest verrichten om de stoelen op hun kop op de tafels te laten rusten. Hij voelde zich volkomen kalm: Elize merkte het tňch niet, zolang ze achter zijn rug bezig was met het bord. Gabriëlle keek hem even aan; sloeg haar ogen direct neer onder zijn vrijpostige blik. Hij grijnsde en keek neer op een stel proefwerken van een andere klas, die op zijn bureau lagen om nagekeken te worden. „Er is niets mooiers dan wetenschap,” zei hij plotseling. De meisjes reageerden niet, maar gingen door met hun onvrijwillige taken en wachtten af wat er ging komen. „Ik heb in mijn loopbaan tot nu toe al verschillende vakken gegeven, en allemaal vind ik ze even boeiend. Het observeren van de schepping staat zo dicht bij de natuur. De pure natuur zoals die door God geschapen is. Onaangetast door menselijk denken, vertrouwend op het instinct. In de vrije natuur gelden andere wetten. Neem nou de evolutie: het recht van de sterkste. De sterkere jaagt op het zwakkere; het zwakkere delft altijd het onderspit.” Gabriëlles lijnen en curven kwamen prachtig uit wanneer ze een stoel hoog hief om hem boven de tafel om te draaien, merkte hij glimlachend op, terwijl hij zijn blik naar believen langs dat sierlijke lijnenspel liet spelen. „Er zijn er, die zwak zijn… en er zijn er, die sterk zijn.” Hij voelde zich opgewonden: hij had de aandacht van beide meisjes, ook al lieten die nog steeds niets merken. Het was eenvoudige psychologie: hij wist dat zij beiden, ieder op hun eigen manier, zijn uitspraken op zichzelf toepasten — en op de ander. Van Gabriëlle wist hij, dat ze dubbel mentaal werk had, omdat zij in eerste instantie met hem bezig was, en daarnaast met Elize. Hij wist ook, dat hij met zijn woorden Elize een gevoel gaf van trots en kracht, terwijl Gabriëlle zich steeds meer zou voelen als een weerloos, zwak dier, gebeten door een slang… Een slang, die rustig afwachtte tot het gif zijn verdovende werk zou doen. Hij knikte onmerkbaar. Een slang? Fase twee was in werking gesteld, hij wist het, en niets zou het meer stoppen. Dat is de aard van het beestje, de aard van de natuur…, hield hij zichzelf voor. „Klaar,” zei Elize helder en triomfantelijk. „Elize, wil jij dit voor mij nog even naar de conciërge brengen? Neem je spullen maar mee, je kunt daarna naar huis gaan. Dank je wel voor de hulp.” „Oké, meneer,” zei het meisje, terwijl ze haar tas pakte en het doosje van Ter Heerdt aannam om daarna haar vrijheid tegemoet te gaan. Gabriëlle zette intussen de laatste stoel op een tafel en pakte haar rugtas, verlangend naar de koude buitenlucht. Terwijl ze de tas over haar schouder slingerde, zei Ter Heerdt: „Gabriëlle, wil jij dit nog even achterin het magazijn leggen? De plank op ooghoogte, je zult het wel zien.” Zwijgend nam ze de stapel proefwerken van hem aan, draaide zich om, liep het lokaal door — ze voelde zijn blik op haar rusten — en ging het ruime magazijn binnen, dat achterin het grote aardrijkskundelokaal lag. Bij het licht dat uit het lokaal naar binnen stroomde, vond ze een schakelaar en knipte ze het licht aan. Het was een armetierige gloeilamp aan het weinig schoongemaakte plafond. De plank achterin was gauw gevonden. „De wetenschap zegt dat het de sterken zijn, die overwinnen,” klonk Ter Heerdts stem, laag, schor en donker. Ze draaide zich om. Hij stond in de deuropening tussen het lokaal en het magazijn, met achter zich een in duister gehuld lokaal. Ze begon te trillen en slikte eens moeilijk. Hij deed een trage stap naar binnen, en liet de deur achter zich dichtschuiven, tot het metalen „Klik!” hen vertelde, dat ze afgezonderd waren van de buitenwereld. „Het zijn de sterken, die overleven.” Gabriëlle herinnerde zich de niet mis te verstane boodschap op het papier dat nog steeds in haar rugtas zat. Hij draaide zich half om naar de gesloten deur — en draaide die op slot met een sleutel, die in zijn broekzak verdween. Gabriëlle voelde haar knieën knikken. Haar ogen werden groot terwijl hij het licht dimde tot minder dan de halve sterkte. „Nee…,” wist ze zwak uit te brengen, bevend over haar hele lichaam. Ze hield haar tas voor zich geklemd. Ter Heerdt draaide zich langzaam naar haar toe. „In de schepping zijn het de sterken, die zich tegoed doen aan het vlees van de zwakken.” „Rosa! Bčn jij hier nog?” Rosa draaide zich bruusk om en keek in het vragende gezicht van Amber, die zonder jas naar buiten was gekomen en zich aan haar eigen armen warm probeerde te wrijven. „Is Gabriëlle niet gekomen?” Ze schudde haar hoofd. „Kom binnen, jôh! Je bevriest hier zowat!” Rosa keek opgelucht omhoog en knipoogde een „Dank U, Heer! Dat was snel!” „Ik moest even naar de w.c., en toen zag ik je daar staan!” babbelde Amber, Rosa met zich meetrekkend naar binnen. „Ik moet óók nodig,” bibberlachte Rosa nu. Samen liepen ze de meisjestoiletgroep binnen. Rosa’s stem galmde door het klapperen van deuren heen: „Ik had net aan de Heer gevraagd wat ik moest doen… Ik wist het čcht niet meer!” „Oh,” klonk Ambers stem niet minder hol, terwijl een conciërge met een brede veger langsliep door de gang. „Je had haar misschien naar haar telefoonnummer moeten vragen!” „Ja, dank je, dat weet ik nu óók!” grinnikte Rosa ten antwoord. „Ik snap alleen čcht niet waarom ze niet is komen opdagen!” „Bang voor afwijzing, misschien…,” veronderstelde Amber voorzichtig. „Zou kunnen,” weifelde Rosa, terwijl ze zich afvroeg wat ze verkeerd kon hebben gedaan. Toen vroeg ze: „Moet jij nog terug naar de bieb?” „Even, om te zeggen dat ik naar huis ga met jou. Anders mist mevrouw Van den Heuvel me straks ineens en dat wil ik haar niet aandoen.” Rosa bromde haar instemming met dat plan, en even later stond Amber met de bibliothecaresse te praten, terwijl Rosa met haar slanke wijsvinger langs de uitgebreide lesroosters liep, die aan een boekenkast hingen. „Wat zoek je?” vroeg Amber, die nu bij haar kwam staan. „Gabriëlles klas,” antwoordde Rosa. „Hier. Vandaag is donderdag... zevende uur... A2, TH. Ze had aardrijkskunde van Ter Heerdt, in A2.” Rosa haalde haar schouders op. Amber staarde naar de combinatie van letters en cijfers, en schrok op toen Rosa’s stem van bij de deur klonk: „Kom je, Bambi?” Een lichte frons tekende zich af op Ambers gezicht, terwijl ze achter haar vriendin aan terugliep naar de garderobe, waar haar jas nog eenzaam hing. |
|||||
|