| |||||
-Een slecht begin-Ciara- Op een onbewoond eiland in de Stille Oceaan, 2 juli Toen Ciara wakker werd, hoorde ze onmiddellijk een luid geschreeuw. Een beetje verdwaasd keek ze op. Een blond meisje en een vrij mollig, bruinharig meisje stonden tegen elkaar te bekken. Ze schreeuwden dingen als: ‘Denk je dat ik dat niet wist?’ En: ‘Bemoei je met je eigen zaken!’ Een jongen strompelde moeizaam op de ruziënde meisjes af. Hij had een soort spalk om zijn been. Ciara herkende hem meteen, het was de stille jongen uit het vliegtuig. Hij heette Frank, als ze het goed had. Toen hij de blondine en de brunette had bereikt keek hij ze alleen maar om de beurt aan. Om de een of andere reden hielden ze allebei hun mond. De jongen begon te praten: ‘Het lijkt me geen goed idee om te gaan ruziën. Ik weet niet wat jullie doen, maar ik ga een onderdak voor de nacht zoeken.’ Hij liep weg. Naar de palmen die het begin van een dicht oerwoud vormden. De roodharige jongen rende hem achterna. De knappe, donkerharige jongen rekte zich uit. ‘Zo meiden, wat denken jullie ervan? Is dit geen relaxte landing?’ ‘Het is geen grap, Michael!’ snauwde het blonde meisje. Ciara herinnerde zich dat zij bij het begin van de vlucht naast hem had gezeten. Michael heette hij dus. Jammer dat hij zo goed wist dat hij knap was, anders was hij een stuk leuker geweest. Toen drongen de woorden van Frank tot zich door. Een onderdak voor de nacht zoeken… Was dat niet wat ze nu beter konden gaan doen? En eten natuurlijk. Ze liep ook naar het oerwoud, als ze snel was zou ze de jongens nog wel in kunnen halen. En ja hoor, na een stukje rennen kwam ze de kruk al tegen. Naast hem liep de roodharige. Ciara moest toch zijn naam eens vragen, al dat roodharige gedoe was maar onhandig. Die van de blondine moest ze trouwens ook nog te weten komen. Tot nu toe kende ze alleen Amy, het meisje dat gelijk met haar op het vliegveld was gearriveerd en naast wie ze had gezeten toen het vliegtuig was neergestort. ‘Hoi.’ De linkse jongen keek op, de kruk hompelde onbeleefd voort. ‘Hoi, jij bent Ciara toch?’ ‘Eh ja, jij was…?’ ‘Ik ben Ian. Leuk je te leren kennen.’ De kruk zei iets. Eindelijk. ‘Lijkt het jullie niet beter uit te kijken naar een slaapplaats en voedsel?’ ‘Zou er niks in de pakketten op het strand zitten dan,’ vroeg Ciara verschrikt. ‘Wat denk je zelf?’ De werkelijkheid kwam als een eng spook op Ciara af. Wat als ze nu geen eten vonden? Zouden ze dan verhongeren eenzaam op een onbewoond eiland? |
|||||
|