248819
 
 
 
 
 

     Menu:

> Startscherm
> Schrijvers
> Verhalen
> Open verhalen
> FAQ
> Vintage

Paulus' karakter
Karakterstudie (3)
Door: Hugo Karels
Commentaar van de schrijver:
Paulus, een man met een rechtschapen karakter, maar met tegenovergestelde polen. Explosief en ingetogen. Zelf typeert hij zich in 1 Kor. 15 : 10 als volgt: "Maar door de genade Gods ben ik wat ik ben en zijn genade is aan mij niet vergeefs geweest.
Categorie: Overdenking / Preek
Geschatte leestijd: ca. 11 minuten

De apostel Paulus, een karakterstudie (3)

Na gezien te hebben, hoe het geloof hem tot een veroveraar en de liefde tot een herder gemaakt heeft, zullen wij nu dieper op zijn karakter ingaan.
Zijn karaktereigenschappen waren met elkaar in harmonie, vormden een ordelijk geheel en stemden volkomen overeen.
Harmonie is de schoonheid van Gods werken. Op elke scheppingsdag zag God al wat hij gemaakt had, en zie, het was goed. Op de sabbat echter aanschouwde God al Zijn werk en dan zegt de Schrift: "Zie, het was alles zeer goed." Niet slechts een deel afzonderlijk, maar alles stemde met elkaar overeen.
De harmonie van het karakter bepaalt zijn schoonheid en iedere Christen streeft naar de volkomenheid overeenkomstig het beeld van Jezus Christus. Door de dissonanten echter van de oude mens blijft het wel stukwerk, maar dit staat toch een ieder voor ogen, de gelijkvormigheid aan het beeld van Jezus Christus. "Al wat liefelijk is, al wat welluidend is, bedenkt dat." Wij zeggen nu van Paulus, dat hij een harmonieus karakter bezat en hierin uitblonk als geen ander. En dit is des te bewonderenswaardiger, omdat hij een stormachtige natuur was, vol hevige gemoedsaandoeningen, een man met een opvliegend temperament, een vurige geest, met niemand vergelijkbaar. Ver verwijderd van die stoďcijnse rust en die altijd glimlachende apathie, vatbaar voor de diepste smart, toegankelijk voor de hoogste vreugde, zich ten volle bewust van zijn uit God geboren kracht, in zich de roeping voelend voor de meest verheven levenstaak, door lijden omringd, door belemmeringen als het ware ommuurd, bewandelt hij zijn levensweg als de leeuw, die wel zijn manen schudt en met zijn gebrul het woud doet beven, maar toch bij zijn kracht een majestueuze rust en een koninklijke houding bewaart.
De oplossing van dit zielkundig raadsel bestaat niet hierin, dat Paulus de in hem aanwezige tegenstellingen uitgewist of zijn natuurlijke aanleg verkracht en glad gestreken heeft, maar daarin, dat hij voor elke eenzijdigheid van zijn natuur en gave de gewenste aanvulling zocht en vond. Paulus heeft het evenwicht van zijn ziel niet willen herstellen door de beide weegschalen van alle gewicht te ontdoen dat zou onwaar, koud en harteloos geweest zijn, en zo handelt ook God zelf niet, maar door zorg te dragen, dat zij beide altijd gelijkelijk beladen waren. En Paulus verstond het meesterlijk zijn ziel in evenwicht te houden. Laat ons uit de hele reeks van tegenstellingen, die wij zullen ontmoeten, aanstonds naar de voornaamste grijpen, die de apostel het diepst beheerst en op het evenwichtige hiervan bij hem letten. Op de diepste bodem van zijn wezen vinden wij de tegenstelling van eigen schuld en goddelijke genade.
Daar zijn de twee brandpunten van een ellips waarin verenigd ligt de volle kracht van zijn waarheid en bewustzijn. De meeste mensen trachten, wanneer de schaal van hun eigen schuld daalt, het evenwicht te herstellen, door deze schaal hoe langer hoe lichter te maken, en de waarde van hun eigen verdiensten hoe langer hoe meer bij het eigen gewicht te voegen, totdat schuld en verdiensten tegen elkaar opwegen. Geheel anders was het bij Paulus, die deze Saulus weg van de Farizeeën voor goed verlaten had. Wij zien in zijn innerlijke ontwikkeling, hoe het bewustzijn van de schuld van jaar tot jaar toeneemt. In de eerste brief aan de Korintiers noemt Paulus zich "de minste van de apostelen, die niet waardig is een apostel genaamd te worden", in de later geschreven brief aan de Efeziers zegt hij: "Mij de allerminste van de heiligen is deze genade gegeven, om onder de heidenen het evangelie te verkondigen de onnaspeurlijke rijkdom van Christus", terwijl hij aan het eind van zijn leven aan Timoteus schrijft: "Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is, om zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben." Welk een trapsgewijze voortgang in het zelfbewustzijn van de apostel: eerst de allerminste van de apostelen, later de allerminste van de heiligen, en tenslotte de voornaamste van de zondaren! Dat was een voortdurend kleiner worden in eigen ogen, zoals Johannes de Doper het meent: "Hij moet wassen, maar ik moet minder worden", zo geheelovereenkomstig Gods weg, Die bij het opvoeden Zijn kinderen niet in de hoogte steekt, maar klein maakt. Het tegenwicht echter vond Paulus in de genade Gods, waarvan de grootheid, kracht en heerlijkheid gelijke tred hielden met zijn toenemend bewustzijn van eigen schuld: "Waar de zonde meerder is geworden, daar is de genade veel meer overvloedig geweest." Paulus vond bij Jezus Christus voor elk tekort een overschot, voor elke rekening een kwijtschelding, voor elke op hem getrokken wissel een betaling door de rijksbank van de goddelijke genade. De genade maakt hem groot en houdt hem klein. "Door Gods genade ben ik, dat ik ben." Dit koninklijk woord stond voor alles in de kroon van Paulus te lezen. Hier lag de eigenlijke bron van zijn geest, hier zijn de twee spillen, waarom zijn gemoedsleven draaide, hier de twee brandpunten van de ellips.
Aan dit diepste, dubbele bewustzijn van Paulus sluit zich nu een hele reeks van telkens dubbele zijden in zijn karakter aan, die bij hem elkaar aanvullen, zodat hij voor ons staat als een man van krasse tegenstellingen en van de edelste harmonie. Juist daardoor is dit wonderbare karakter zo leerzaam voor ons. Wij wijzen vooreerst op de tegenstelling van de meest rusteloze energie en het meest lankmoedig geduld. Een onvergelijkbare arbeid bij dag en nacht, zonder afmatting van de geest, ondanks een gebrekkig lichaam; zonder moedeloosheid, in weerwil van de verontmoedigendste ervaringen; een voortvarende ijver, waarvan de bron is: "de liefde, die niet moede wordt”, gelijk wij dit alles reeds in het beeld van Paulus, de overwinnaar gezien hebben. En daarbij een eindeloos geduld, zonder overhaasting, zonder toorn en twijfel, zonder mismoedigheid en ontevredenheid. Welk een geduld toont hij aan de Galaten en de Korintiers, om hen weer terecht te brengen! Geen spoor van wegwerping of verachting! Hij draagt en verdraagt hen. Want hij weet: "De lankmoedige is beter dan de hoogmoedige." Met welk een geduld tracht hij de Romeinen zover te brengen, dat de Christenen uit de Joden en uit de heidenen elkaar wederkerig begrijpen en onderling verdragen?
Paulus zelf voelt deze twee tegenover elkaar staande krachten in zich, die wij als het ware het voorspan van zijn voortvarende ijver en de weerstand van het geduld kunnen noemen, en dit is zijn ernstig streven, om beide in evenwicht te brengen. Het behoort toch tot de moeilijkste delen van onze levenstaak, in elk ambt en in alle onderling verkeer - wij herinneren slechts aan de huiselijke opvoeding - om niet te veel en niet te weinig ijver te betonen. Doet men te veel, dan lijkt men een dweper; doet men te weinig, dan houdt men ons voor een lauw mens. Zowel het een als het ander drukt op onze verdere arbeid, als de gezindheid en de beweegreden miskend worden. Paulus schijnt in dit opzicht smartelijke ervaringen te Korinte opgedaan te hebben, daar hij de gemeente in zijn eerste brief hard had aangepakt, en nu in zijn tweede brief schrijft: "Hetzij wij uitzinnig zijn, wij zijn het Gode; hetzij wij gematigd van zinnen zijn, wij zijn het ulieden.”
Daar dringt hem de brandende liefde Gods, hier toomt hij in, met het oog op de toestand van de bijzondere personen van de gemeente. Maar ook hier is het de genade, die hem rusteloos doet arbeiden, de genade, die hem geduldig maakt en rustig op de vrucht van het uitgestrooide zaad wachten laat, gelijk Luther, met ook zo'n gedreven werkzame natuur, het eens zeer humoristisch uitsprak: "Terwijl magister Philippus en ik Wittenbergs bier drinken, heeft het Woord Gods het in alle landen gedaan.” Zo zien wij in Paulus de kracht van de beweging in haar voortvarende, rusteloze grootheid en de kracht van de volharding in haar rustige, maathoudende grootheid.

Een derde paar tegenstellingen, dat in het karakter van Paulus een voorname plaats bekleedt, is de tegenstelling van individu en gemeenschap, die in zijn gezindheid en werkzaamheid op wonderbare wijze harmonisch verenigd tevoorschijn treedt. Het Christenzijn is voor Paulus zowel de meest individuele zaak, die er voor mensen bestaat, als de grootste macht in de gehele wereld, die een gemeenschap vormt. Geen andere apostel treedt zo krachtig op met zijn individualiteit als juist Paulus; geen van hen is tegelijk zo persoonlijk het type van zijn gehele werkzaamheid; geen van hen schrijft in zijn brieven gelijk hij van zijn persoonlijke ervaringen, van zijn vreugd en smart, van zijn persoonlijke liefde; geen van hen gebruikt zo dikwijls het voornaamwoord ik, en niemand laat zo diep de tederste snaren van zijn meest innerlijk gemoedsleven trillen. als Paulus. En toch treedt ook wederom juist bij hem de gemeenschap zo sterk op de voorgrond, dat hij het allesbeheersend grondbeginsel van de liefde uitspreekt: "Alles tot stichting van de gemeente!“ Van al wat hij weet, van al zijn gaven getuigt hij: “Niets voor mij, alles voor de gemeente!“ Ja zelfs zijn lijden, zijn banden verdraagt hij voor de gemeente. Elke persoonlijke aandrift kwam de gemeente ten goede, hoewel hij in zijn persoonlijk leven elke gift aannam, hem door de gemeenten geschonken. Zo was zijn Christenzijn geheelobjectief en geheel subjectief, geheel individueel en geheel gemeenschapvormend. Omdat hij als individu geheel in de gemeenschap met Christus en de Christenen stond, had deze gemeenschap zijn individualiteit als zodanig ten hoogste ontwikkeld en tot die opmerkelijke rekbaarheid gebracht, die hem de Joden een Jood, de Grieken een Griek, allen alles deed worden, om allen voor een grote gemeenschappelijke zaak te winnen, voor welke hij als individu wilde leven en sterven. Hierin vond hij zijn verkwikkingen en zijn worstelingen, hierin zijn tranen, en als herder bestond hierin zijn eigenlijke gave; maar ook juist hier bedreigden hem gevaren. Het is zeer gevaarlijk, wanneer de individualiteit zich eenzijdig ontwikkelt, zonder voor de gemeenschap van het huisgezin, van de staat of van de kerk, te leven. Daardoor ontstaan die ongenietbare originelen en die prikkelbare mensen, die geheel geďsoleerd leven.
Maar het andere gevaar is niet minder groot, dat het individu geheel in de gemeenschap opgaat, zonder dat het karakter zich zelfstandig ontwikkelt. Daardoor ontstaan die zwakke, algemene kopieën, eenvoudig exemplaren van deze of gene soort, die wij zowel in het huisgezin, als in de staat en de kerk ontmoeten. Beide gevaren zien wij bij Paulus daardoor overwonnen, dat beide weegschalen gelijk gevuld zijn; schijnbaar voor
het uiterlijk alleenstaand, zelfs schijnbaar geďsoleerd tegenover de twaalven, staat hij juist in het middelpunt van de gemeenschap, een echt sociaal mens, juist omdat hij door en door individueel is en geheel en al voor de gemeenschap leeft en werkt. Zo zien wij al verder, om hierbij even stil te staan, Paulus als een toonbeeld van evenwichtigheid, wanneer hij zeggen kan: "Ik weet vernederd te worden, ik weet ook overvloed te hebben; alleszins en in alles ben ik onderwezen, beide verzadigd te zijn en honger te lijden, beide overvloed te hebben en gebrek te lijden. Ik vermag alle dingen door Christus, die mij kracht geeft." Of wanneer hij de eigen zwakheid, zowel als de kracht van Christus even sterk in zich gevoelt, maar zo onafscheidbaar verenigd, dat hij zegt: "Wanneer ik zwak ben, dan ben ik machtig", als een echo van zijn woord: "Hoe groter mijn schuld, des te groter de genade van de Heer.“ Dit is een heilig evenwicht van de ziel, dat de goddelijke Meesterhand tot stand brengt, wanneer zij de goddelijke kracht niet in de sterke, maar juist in de zwakke Paulus tevoorschijn laat treden. In de korte beschrijving van het leven van de apostel door hem zelf in de tweede Korinte brief, vergunt hij ons een blik in deze diepten te slaan; duidelijk ziet hij Gods verootmoedigende hand in zijn menselijk leven en zijn demonische aanvechtingen, waarvan zonder meer de bedoeling was de hemelse openbaring en de goddelijke kracht van Christus des te meer in hem te doen wonen. Een sterk tegenwicht was nodig om niet het evenwicht te verliezen.

Hetzelfde heilige evenwicht zien wij hem bewaren tegenover de beoordeling, die hem wedervaart. Paulus is boven anderen door goede en kwade geruchten gegaan. De Galaten namen hem op als een engel Gods, de Atheners scholden hem uit voor een klapper, te Lystra wilden ze hem ter ere offeren als aan een op aarde neer gedaalde god, en in dat zelfde Lystra stenigden ze hem als een misdadiger. Wie weet het niet, hoeveel invloed lof en berisping, erkenning en miskenning op ons karakter kunnen uitoefenen! En toch gaat het meestal zo, dat de meeste mensen ons te hoog of te laag schatten, en slechts enkelen tot een rechtvaardig oordeel in staat zijn. Te hoge waardering kan tot hoogmoed, tot zelfverheffing, geringschatting tot verlamming, tot het begraven van het talent in de zweetdoek leiden.
Wat doet nu Paulus? Hij ontkent kortweg, dat zijn tijdgenoten in staat zouden zijn om een juist oordeel over zijn werkzaamheden uit te spreken. "Mij is voor het minste" - zegt hij - "dat ik van ulieden geoordeeld wordt, of van een menselijk oordeel, ook oordeel ik mezelf niet.” U zowel als mij ontbreekt een juiste maatstaf, gij zowel als ik kunnen de fout van de over - of onderschatting begaan; "die oordeelt is de Heer. " Het is een grote zegen, wanneer iemand van het peinzen over de gevolgen van zijn werkzaamheid verlost wordt, die door de aandoeningen en luimen van het hovaardig en versaagd hart verloren gaat. De gevolgen liggen voor Gods rekening. Onze taak is getrouw te zijn, en ons allen ontbreekt de maatstaf om de gevolgen juist te kunnen berekenen, ten dele, omdat onze gehele werkzaamheid niet op zichzelf staat, maar deze zaait en gene maait, deze plant en gene maakt nat. Paulus laat zich door het welslagen niet hovaardig en door het mislukken, gelijk te Athene, niet moedeloos maken. Hij is bevrijd van al die slingeringen en gemoedsaandoeningen, die het oordeel van mensen van tijd tot tijd in een zwak mensenhart te voorschijn roept. Hij heeft het evenwicht van zijn ziel onder het oog van God gevonden, zodat hij in de oprechtheid van zijn gemoed, in de stille grootheid van zijn ootmoedige eenvoud, niet eens wenst, dat iemand hem leert niet te gevoelen boven hetgeen geschreven is, hoewel hij zich ten volle bewust is: "Door de genade Gods ben ik, dat ik ben, en Zijn genade, die aan mij bewezen is, is niet ijdel geweest."

Tenslotte willen wij ook niet dat evenwicht vergeten, waaraan wij wel de naam zouden willen geven van de heilige begeerte, om zowel te sterven als te leven. Paulus kent de heilige begeerte om te sterven, niet in de zin van het lied: "Ik zou het liefst maar sterven, dan was het op eenmaal stil", maar in de zin van het woord van Jung Stilling: "Zalig, die het heimwee hebben, want zij komen zeker thuis." In deze zin zegt hij: "Het sterven is mij gewin', en hij spreekt het met ronde woorden uit: "Ik heb begeerte, om ontbonden te worden en met Christus te zijn: want dat is zeer verre het beste."
Maar daarnaast woont ook in hem de heilige begeerte, om te leven en te werken; niet in de zin van het lied: "Schep vreugde in het leven", maar in de zin van zijn gehele levensleuze: "De Heer tot een offerande en tot dienst der broederen." In deze zin zegt hij: "In het vlees te blijven is nodiger om uwentwil", om zijn Koning te dienen en voor zijn broeders te waken. Maar ook hier vinden wij het evenwicht in de woorden: “Ik word van deze twee gedrongen", ook hier zijn de beide weegschalen gelijkelijk gevuld; - vol stervens - en vol levensvreugde.
Ziedaar de man van de meest met elkaar strijdende tegenstellingen en van een evenwichtigheid, die op het schoonst is verheerlijkt. Wat Paulus was, dat was hij met hart en ziel: een geheel mens, een geheel Christen, een geheel apostel, een geheel karakter.
En wat hij geweest is, is hij door Christus geworden. Het woord karakter, in onze taal: stempel of uitgedrukt beeld, is afkomstig van een gebruik in het oude Rome; de naam van de keizer werd in de hand van de soldaten gebrand, om hun het weglopen te verhinderen; vandaar de naam: character regius, of het koninklijke stempel. Welnu, Christus had in Paulus een gestalte verkregen; de Naam, die boven alle namen is, was met onuitwisbare trekken in zijn hart gebrand, en dat was zijn koninklijk stempel geworden. Christus was zijn onvermoeide ijver en zijn nut; Christus wijdde hij zijn individualiteit en zijn gemeenschap; Christus was de bron van zijn kracht en zijn beoordelaar; Christus was zijn heimwee en zijn lust om te arbeiden; Christus was zijn Alfa en zijn Omega; Christus zijn een en alles. Hij spreekt het zelf uit, waar hij van zijn werkzaamheden zegt: “Ik zou niets mogen spreken, indien Christus het niet door mij werkte.” Indien gij van Paulus de Christus aftrekt, blijft er niets over, dan een dreigende moordblazende Saulus, een Antichrist. Niemand wist dat beter. dan Paulus zelf. Saulus was vol disharmonie en wanklanken, maar de Christus in Paulus was de harmonie van zijn karakter geworden,naar zijn eigen getuigenis: “Ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij. “ Christus was de Sonus in deze persona, die in waarheid zijn gehele wezen doortrilde; in een woord: Christus was het karakter van dit karakter. Indien ik onder dit bewonderenswaardig beeld van de grote apostel een motto moest plaatsen, zou ik geen schoner weten dan zijn eigen woord: “Weest mijn navolgers, gelijk ik van Christus.”
Ten slotte een blik op Paulus’ graf. Paulus van Tarsen ligt te Rome begraven, buiten de stad, in San Paolo fuori Ie mura, terwijl Petrus de stad beheerst. De laatste levensbeschrijver van keizer Julianus, de afvallige, heeft er op gewezen, dat deze te Tarsen, de geboorteplaats van Paulus, gestorven en begraven is.
Voorwaar, een diepe, zinrijke parallel. Paulus, de apostel van de heidenen, sterft te Rome, de keizerstad, de hoofdstad van de wereld, onder de bloedige vervolgingen van de Christenen door Nero; maar boven zijn graf is een gedruis vernomen, zijn evangelie heeft geleefd en de Christelijke gemeente heeft gebloeid, en na drie eeuwen zag zij het aangrijpendste schouwspel, dat de wereldgeschiedenis kent: de val van het heidendom! Julianus, de afvallige, de vervolger van de Christenen, de laatste heidense wereldbeheerser, met de keizerlijke kroon op het hoofd, na al zijn macht en zijn invloed besteed te hebben om het Christendom uit te roeien en het heidendom nieuw leven in te blazen, sterft te Tarsen, de geboorteplaats van de grote heidenapostel Paulus; "en als hij in de slag door een pijl getroffen, zijn einde voelt naderen, doopt hij zijn hand in het dampend bloed, dat hem uit de wonde gutst, balt de vuist, strekt ze ten hemel, en roept stervend uit: Galileer, Gij hebt overwonnen!"
Dat is de stervensklacht van Paulus' vijanden, maar het paaslied van zijn discipelen, het slotkoor van de wereldgeschiedenis, het tandengeknars van de demonen in de diepte, het luiden van de hemelse klokken en de harptoon van de heirscharen daarboven; dat is de jubel van Paulus, die biddend zijn handen vouwt en lofzingend uitroept: "Gij hebt overwonnen, Galileer! mijn Heer en mijn God!"

Bewerking: H.Karels





Gepost op 10-09-2006 om 22:08 uur
439 keer gelezen

Alle verhalen in deze serie (Paulus' karakter)
Alle verhalen van deze schrijver (Hugo Karels)

Dit werk is ingezonden op http://www.blocnoot.nl en blijft te allen tijde eigendom van de feitelijke auteur van het werk (of bloCnoot zolang de auteur niet kan worden teruggevonden). Zonder toestemming van de feitelijke auteur mag dit werk niet gebruikt worden voor andere doeleinden dan lezen. BloCnoot zal nooit toestemming geven indien de auteur niet teruggevonden kan worden. Mocht er sprake zijn van misbruik van de inhoud van het gepubliceerde werk op welke manier ook zullen er (in samenspraak met de auteur) stappen ondernomen worden.