| |||||
„Snow?” klonk het uit de mobiele telefoon, die op tafel naast het toetsenbord lag en geen last had van doorgeslagen stoppen en andere vervelend getimede calamiteiten. De stem schudde hem wakker, terwijl zijn vader binnen kwam lopen en naar de meterkast in de gang liep. „Ja, de stoppen sloegen hier door,” verklaarde hij. Snow zette eerst de airco uit. „Snel! Snel! Snel!” fluisterde hij, terwijl hij zijn vader in de gang hoorde rommelen. „Doet het spul het weer?” klonk de bekende stem, gedempt door de meterkast. „Nee!” riep hij geërgerd terug. „Hè? Hoe kan dat?” klonk het verbaasd. Snow kende zijn vader. Die was elektrotechnisch ingenieur. No nonsense. Dit kon maar één ding betekenen: een stroomstoring. Hij greep de mobiel en rende naar boven. Misschien had zijn zus haar laptop daar nog liggen. Er moest toch een mogelijkheid zijn om snel bij een computer te komen?! Hij rukte de deur van de meisjesslaapkamer open. Eén blik op het bureau vertelde hem genoeg: géén laptop. „EsQuirrel?” „Ja?” „Ik heb een probleem...” |
|||||
|