| |||||
Deze opdracht was om een nare ervaring uit mijn kindertijd op te schrijven. Het moet vanuit het ik-perspectief geschreven zijn, mag geen dialoog bevatten of uitgesproken gedachtes en moet in de verleden tijd geschreven zijn. Ik was moe, maar kon nog niet slapen. Mijn moeder had me in bed gelegd en verteld dat ze zodadelijk nog even weg moest, maar dat het niet lang zou duren. Ik had haar gesmeekt om niet weg te gaan, maar ze zei dat ze het wel moest doen. De buurvrouw zou op me letten, dus als er wat was, dan kon ik naar haar toegaan. Met een trillend onderlipje had ik mijn moeder nogmaals gevraagd om niet te gaan, maar ze had haar woorden herhaald, mij nog even geknuffeld en was daarna mijn slaapkamer uitgelopen. De deur liet ze op een kiertje staan, omdat ze wist dat ik bang was in het donker. Ik hoorde haar de trap aflopen, haar jas aandoen en de collectebus pakken die op het dressior stond. Er zat nog wat geld in het busje, want ik hoorde de muntjes rinkelen. Toen opende mijn moeder de deur, liep naar buiten en liet de deur achter haar in het slot vallen. Nu was ik echt alleen. Ik kroop diep weg onder de dekens en probeerde te denken aan wat ik vandaag gedaan had, maar het hielp niet tegen de angst die op kwam zetten en mijn steeds groter wordende gevoel van eenzaamheid. De dekens trok ik nog wat strakker om me heen, maar ze gaven me weinig gevoel van zekerheid. Elk soort monster zou zo door de dekens heen kunnen prikken, ze van me af kunnen rukken en mij mee kunnen nemen, wanneer het maar wilde. Het beven werd erger en ik haalde steeds sneller adem. Ik wilde niet huilen, want ik was mama’s grote meid. Ik kon heus wel even alleen zijn. En de monsters waren niet echt, had mama altijd gezegd. Ik twijfelde steeds meer, totdat ik het niet meer kon uithouden en voorzichtig overeind ging zitten, met de dekens nog over mijn hoofd. Als er een monster was, dan zou ik die straks pas zien. Heel voorzichtig trok ik de dekens naar beneden en tuurde mijn slaapkamer rond. Maar ik zag niets dat leek op een monster. Toen keek ik naar het kiertje waar een smal straaltje licht doorheen viel. Ik wilde niets liever dan dat mijn moeder nu bij me zou zijn. Dan zou ik rustig kunnen slapen en dan zouden de monsters niet durven te komen. Want die waren bang voor mijn moeder. Ik keek op mijn klokje en zag dat mama nog maar vijf minuten weg was. Ze had gezegd dat het maar een half uurtje zou duren. Maar dat vond ik nu veel te lang. Voorzichtig liet ik een been uit bed glijden, gevolgd door de ander toen ik merkte dat het monster onder mijn bed geen poging deed om mijn enkels te grijpen. Snel schoot ik in mijn pantoffeltjes – donkerblauwe met een hondekop rondom mijn tenen – en liep voorzichtig naar de deur. Ik tuurde de gang in, zag niets dat anders was dan anders en sloop stilletjes de verdieping over naar de trap. Ik liep de trap af naar beneden en ging naar de keuken. In de keuken kon ik altijd horen of de buurvrouw thuis was. En als ik mijn oor tegen de muur legde, dan kon ik vaak letterlijk horen wat ze vertelde. Ik klopte tegen de muur, wachtte even, maar hoorde geen reactie. Ik klopte wat harder en langer, maar nog steeds hoorde ik niet de stem van de buurvrouw. Toen begon ik op de muur te bonken, maar ook deze keer kreeg ik geen reactie. Mijn hele lichaam trilde en het enige wat ik wilde was bij mijn mama zijn. In paniek rende ik door de gang naar de voordeur, opende die en liep de straat op. Huilend keek ik om mij heen, terwijl ik schreeuwde om mijn moeder. Ik hoorde de deur bij de buurvrouw opengaan en draaide me om. Op dat moment zag ik ook mijn moeder aan het eind van de straat naar mij toe komen hollen. Ik rende naar haar toe, sprong in haar armen en hield haar zo stevig vast als ik kon. Mijn moeder probeerde me te sussen, maar niets hielp. Ze sprak even met de buurvrouw en vervolgens liepen we terug naar ons huis. Ik nog altijd huilend bij mijn moeder op de arm en de buurvrouw naast ons. Eenmaal thuis kreeg ik wat te drinken en bleef mama bij me totdat ik wat rustiger was geworden. Toen vertelde mama dat ze nu toch echt haar werk moest afmaken, maar dat de buurvrouw bij me zou blijven. Ik mocht samen met haar in de woonkamer zitten, totdat mama weer thuis zou komen. Ik kreeg een lange knuffel en liep toen achter de buurvrouw aan de woonkamer in. De voordeur hoorde ik in het slot vallen. Gewapend met een velletje papier en wat stiften besloot ik een tekening voor mama te maken en haar die te geven als ze weer thuis zou komen. Dat zou ze wel mooi vinden. |
|||||
|