| |||||
Een enorme knal deed de ingedutte agent ruw opschrikken. De enorme schokgolf die door de kier van het portierraampje naar binnen kwam, pleegde een aanslag op zijn trommelvliezen. Als die kier er niet geweest was, was waarschijnlijk het glas door de druk uit zijn onopvallende auto gesprongen. Verdwaasd keek hij tussen de struikjes door naar de plek waar het daverende lawaai vandaan was gekomen. Temidden van de optrekkende stofwolk ontwaarde hij de resten van wat eens een auto geweest moest zijn. Oranje vlammen zochten naar de weinige overblijfselen van staal, rubber en plastic, om die nog zwarter te blakeren dan ze al waren. Trillend toetste de agent een nummer in op zijn mobiele telefoon. Zijn oproep werd binnen een paar tellen beantwoord. „De Klerk,” hoorde hij zeggen. Hij viel even stil toen hij besefte hoe groot de blunder was die hij gemaakt had door op zo'n belangrijk moment in slaap te vallen. „Hallo? Met De Klerk,” hoorde hij nog eens. „H-hij is ontploft,” stamelde de agent, zich nog nauwelijks bewust van de mogelijke gevolgen van deze ontploffing. „Wie is ontploft, wat is er gebeurd?” klonk de geagiteerde stem van De Klerk. „De eend,” vervolgde de agent. „Er is niets meer van over.” „Eend?” De Klerk had maar even nodig om tot zich door te laten dringen dat het niet over een watervogel ging maar over een auto. „Wat?! Hoe kan - Waarom - Wat is er gebeurd?! Waar zijn ze?” De dreun was ook tot in de bunker doorgedrongen. Moderator en EsQuirrel, die samen ingespannen naar een stuk code op een beeldscherm hadden zitten turen, keken elkaar verschrikt aan. Moderator sprong op en rende naar het kleine schermpje naast de deur, dat een grijs beeld gaf van de situatie bij de buitendeur. „Dat stomme ding gaat steeds meer storen,” zei hij geërgerd. Zijn ergernis sloeg om in ontzetting, toen hij door de optrekkende rook het zwartgeblakerde overblijfsel van EsQuirrels trouwe eend herkende. |
|||||
|