| |||||
Concept kwam met een chagrijnige uitdrukking op zijn gezicht de winkel uit lopen en wilde direct in zijn auto stappen. „Eh, meneer?” hoorde hij naast zich een oude stem kraken. Het bleek een vriendelijk ogende man met een jaren vijftig montuur op zijn gezicht en nauwelijks enig haar op zijn gebruine schedel. „Ja?” vroeg Concept, die zich op dat moment niet bepaald beleefd voelde en net zo weinig zin had in een gesprek met een volslagen onbekende. „Ik wil mij niet met uw zaken bemoeien, maar...,” aarzelde de in een grijze potloodventersjas gestoken heer. Nu werd Concept nieuwsgierig. Wat wilde deze man? „Gaat u verder, alstublieft,” drong hij aan met alle beleefdheid die hij kon opbrengen. „Ik weet niet of u het weet, maarreh... terwijl u in die winkel was, heeft iemand in uw auto gezeten.” Dit nieuws kwam als een schok voor Concept. Hij keek rond of hij iets miste; trok de asbak en het laatje onder de passagiersstoel open. Alles leek in orde te zijn. „Kunt u mij een omschrijving geven?” „Het was een jongedame op een groene motorfiets,” was alles wat de man bleek te weten. „Ze zat ook niet meer van vijf tellen in uw wagen.” Nee, sorry, een nummer had hij óók niet. De motor was aan de overkant aan komen rijden in zijn richting, en was veel te hard weggereden om hem de mogelijkheid te geven het nummer te lezen... |
|||||
|