| |||||
JUDAS Ik had een droom. Die droom begon 3 jaar geleden, toen meester Jezus uit Nazareth, me vroeg om 1 van z’n 12 speciale leerlingen te worden. Dat heb ik gedaan, ik heb alles opgegeven en ben hem gevolgd. Dat werd het begin van een bijzondere tijd. Meester Jezus deed het ene grote wonder na het andere en grote massa’s mensen luisterden ademloos naar hem, want hij vertelde opmerkelijke dingen. Hij beweerde o.a. dat Gods koninkrijk er aan zat te komen. Dat kon eigenlijk maar 1 ding betekenen: onze meester Jezus was de beloofde Messias. Nu hoort een Messias 2 dingen te doen. Hij zorgt allereerst dat het weer goed komt tussen God en het Joodse volk, maar daarna bevrijdt hij ons van onze vijanden, zodat we weer in vrijheid zijn volk kunnen zijn. Dat hield dus in dat we o.l.v. meester Jezus die rot Romeinen zouden gaan verslaan. En dat niet alleen. Daarna zouden wij, als zijn speciale leerlingen, waarschijnlijk een belangrijke rol gaan spelen in de regering. Omdat ik het huishoudboekje beheerde, hoopte ik stiekem dat ik minister van financiën zou worden. Maar soms begon ik te twijfelen. Want af en toe zei meester Jezus van die rare dingen. Dan zei hij dat hij zou sterven, dat is al raar, want een Messias hoort niet te sterven. Maar daarna kwam er dan altijd nog iets veel stommers. Dan beweerde hij dat hij uit de dood zou opstaan. Nou vraag ik je…? …Dat is toch lariekoek. En meester Jezus sprak altijd in van die vage termen over het nieuwe koninkrijk. Dan vertelde hij sprookjes die niemand begreep en die legde hij dan daarna uit, maar dan was het vaak nog niet duidelijk. Ik wou gewoon weten wanneer we de Romeinen gingen verslaan en welke rol ik daarin zou spelen. Maar het leek wel of meester Jezus daar een ander idee over had, maar welk idee? Een paar dagen geleden begon ik toch weer te hopen. We kwamen in Jeruzalem en meester Jezus wou als koning Jeruzalem binnenrijden op een manier zoals dat beschreven staat in een profetie. En iedereen die hem zag binnenkomen begon spontaan voor hem te juichen en te zwaaien met bladeren en weet ik allemaal. Het was geweldig en ik dacht: ‘Nu gaat het beginnen!’ Maar er gebeurde verder niks. Ik wou dat er een leger werd gevormd. Ik wou dat er een strijdplan werd opgesteld. Maar meester Jezus zocht alleen ruzie met de priesters door herrie te stoken in de tempel. Daar schiet je toch niks mee op! Als Joden moeten we elkaar te vriend houden, als we de Romeinen willen verslaan. En na vandaag was ik het helemaal zat. We waren bij iemand uitgenodigd en zaten lekker te eten en toen kwam er ineens een vrouw binnen en dat mens spoorde voor geen meter. Nee, echt niet. Ze had een flesje Nardusolie bij zich. Nou dat spul is peperduur, daar moet ik een jaar voor werken. Dat is echt decadent spul, je zou je schamen omdat te gebruiken. Dus ik denk, ze komt dat brengen als gift. Die olie kun je verkopen, dat geld geef je aan de armen, dan scharen die zich achter je, dat is altijd makkelijk voor de revolutie. Maar wat doet dat mens. Ze is op de 1 of andere manier helemaal ontroerd en ze maakt voorzichtig dat flesje open en begint dat over meester Jezus leeg te gieten. Ze wrijft hem er liefdevol mee in. Het leek wel of ze hem wou troosten of zo. Dat doe je toch niet. Dat slaat toch nergens op. Dus iedereen roept meteen dat dat zonde is en dat je die olie veel nuttiger had kunnen besteden. Meester Jezus vond het geweldig. Eindelijk eens iemand die had begrepen dat hij straks moet sterven en hem wou troosten. Zij had het begrepen en wij waren verkeerd bezig. Toen was ik het helemaal zat. Jezus was voor mij geen meester meer. Ik kon aan die vrouw zien dat ze het meende en dat ze vol liefde voor Jezus was. Maar daar hebben we niks aan. We hebben een koning nodig die de Romeinen kan verslaan. Blijkbaar is Jezus daar niet toe in staat. Mijn droom is voorbij. Ik heb iets gedaan waar ik niet trots op ben, maar ik moet aan mijn toekomst denken. Ik wil een rol van betekenis spelen in een vrij Israel. En als dat niet met Jezus kan, dan moet dat maar op een andere manier. Maar Jezus heeft de Joodse leiders allemaal tegen hun schenen geschopt. En ik heb hen in de toekomst misschien nog nodig. Dus ik heb met hen afgesproken dat ik er voor zal zorgen dat ze Jezus te pakken kunnen krijgen. Dat lijkt laf, maar ik moet toch iets. Ik had een droom waarvoor ik alles heb opgegeven en nu heb ik niets meer. Nou ja, 30 zilverlingen, daar kan ik een maand van leven. Kan ik in die tijd wat anders gaan zoeken. Ik wou dat ik hier nooit aan begonnen was. |
|||||
|