| |||||
FRITS, HET SCHAAP Hallo, ik ben Frits en het gaat niet goed met mij. Want ik ben weggelopen uit de kudde. En nu ben ik de weg kwijt. Ik heb honger en dorst. En ik ben moe en zielig en bang en alleen. Vroeger was ik nooit weggelopen. Nee, vroeger hadden we een goede herder, Jan. Dat was een puike vent. Jan wist altijd waar hij de lekkere heide kon vinden. En als er geen hei genoeg was, dan zorgde hij voor stro. Hij wist wanneer er wat met me aan de hand was en dan kwam hij bij me zitten en pakte me stevig beet en aaide me over m’n bolletje. Hij zei altijd lieve woordjes en kriebelde even over m’n buik. Dat vind ik zo lekker. Maar ja, Jan is er niet meer. Die is gaan solliciteren naar een andere baan. Hij wou meer uitdaging, een grotere kudde. En dat was hem van harte gegunt, maar toen kregen wij Hendrik. Hendrik is een beste jongen hoor, maar het is geen herder. Hoe leg ik dat nu uit. Kijk, als de kudde aan het grazen is, dan hoeft de herder daar niet met z’n grote snufferd tussen te gaan staan. Die kan rustig naast de kudde onder een boom gaan zitten en een broodje eten, blikje cola drinken, truitje breien, kruiswoordpuzzel oplossen, dat kan allemaal. Als hij z’n kudde maar wel met een schuin oog in de gaten houdt. Maar Jan breit geen trui, lost geen puzzel op, hij leest zelfs geen boek, hij zet een koptelefoon op en gaat met z’n ogen dicht onder de boom liggen. En als er dan wat gebeurt dan kun je als schaap blaten wat je wilt, maar de herder reageert niet. Dan moet je als schaap de kudde verlaten en helemaal naar je herder lopen. En je weet hoe het met schapen is, die wachten allemaal tot een ander als eerste over de dam gaat. Carla is laatst bijna in een poel verdronken en er zijn al meerdere schapen weggelopen. Hendrik let gewoon niet op. Hendrik heeft ook geen aandacht voor ons. Ja, als we echt ziek zijn dan laat hij de dierenarts komen. Maar hij zal ons nooit eens vertroetelen, over de buik kroelen, iets in het oor fluisteren. Jan is ruw, ongeduldig en ongeïnteresseert in ons arme schapen. En toen ben er vandoor gegaan. “Dit bolletje wol kan zichzelf wel redden,” dacht ik. Maar dat is niet zo. Ik probeerde de snelweg over te steken en toen werd ik bijna overreden door een mini stationwagen. Ik schrok me lam, rende snel terug en liep zo het prikkeldraad in. Na driekwartier vastzitten was ik eindelijk los. Ik zag er niet uit. Dat was 2 dagen geleden. Ik heb het koud en ben nat, het heeft al 2 dagen geregend. Ik verlangde naar de schaapskooi, daar is het droog. Ik was het zo zat, dat ik hier naar binnen ben gelopen. En wat zie ik: een schaapskooi, met een kudde. Nou ja, een kudde: 3 schapen, da’s niet veel. Daar kan best nog een schaapje bij, vinden jullie ook niet. Zou het een goede herder zijn, 1-tje die op je let en je af en toe over je bol aait. Als het een goede is dan vind hij het vast niet erg dat ik hier in die schaapskooi ga zitten. Maar als het een slechte is, dan schopt hij me er misschien wel uit. Ik ga maar eens op zoek, of ik die herder kan vinden, als het een goede is, dan kan hij nooit ver uit de buurt zijn. |
|||||
|