| |||||
CHRISTA Ze zit in een makkelijke stoel. Roerloos, de benen keurig naast elkaar, de handen ontspannen op haar schoot. Mijn eerste gedachte is: Wat een prachtig kind! Smal gezichtje, fluwelige huid, kastanjebruin krulhaar, een paar sproetjes op de neus. En dan: Die ogen... heel groot, heel donker, en leeg... Wanneer ik haar groet, zie ik even haar blik in mijn richting komen, nauwelijks merkbaar, maar toch. "Nee, ze laat weinig merken van wat er in haar omgaat," zegt haar moeder. "Alleen als je haar heel goed kent, zoals wij, kun je aan haar ogen zien of ze zich happy voelt, of boos. Maar zelfs voor ons is het vaak maar gissen, hoor." Met een tissue veegt ze Christa’s mond af. "Ze kan toch zo kwijlen, hè meiske?" Terwijl ze koffie inschenkt, zegt ze: "Maar ik wil haar niet de hele dag met een slab laten zitten. Dan maar wat vaker verschonen. Ze is ruim een uur lang met eten bezig, drie keer per dag. En dan nog de fruithapjes en het drinken; meer dan genoeg slab, vind ik." 'Ze' is ruim een uur met eten bezig? Moeder dus ook, neem ik aan, want Christa ziet er niet uit alsof ze zelf enig eetgerei ter hand zal nemen. Ruim drie uur per dag aan het eten, plus nog de nodige tijd voor tussendoortjes? Dat lijkt me een hele klus! "Ja, dat is het. En ik heb er ook niet altijd evenveel geduld voor, hoor. Ik moet voor elke hap een klein gevecht leveren. Vaak draait ze ook nog haar hoofd af, zodat de aardappels in haar oor terechtkomen of in haar haren. Daar kan ik soms best kwaad om worden, dan schreeuw ik ook wel 'es tegen haar, tot ik me realiseer dat zij er ook niks aan kan doen en dan schaam ik me weer." Ze zucht en staat op om Christa voorzichtig aan beide handen uit de stoel te trekken. "We gaan even naar de badkamer, een schone luier aandoen. Gelukkig is ze klein voor haar leeftijd, nu kan ik haar nog op de been krijgen." Veertien is ze, maar ze ziet er uit als een kind van acht. Voetje voor voetje schuifelt ze aan moeders arm naar de deur, de metalen beugels om haar benen geven haar bewegingen iets robot-achtigs. Vindt ze ’t fijn om even te lopen? Heeft ze in de gaten dat haar moeder bezoek heeft? Geniet ze van wat dan ook? Geen flauw idee. Ik kijk de kamer rond. Gezellig, veel planten, artistieke sfeer. (Waar haalt moeder de tijd vandaan om dit allemaal bij te houden?) Naast me aan de muur hangt en foto van een wondermooie baby. Christa? "Toen wisten we nog van niks." Ineens is moeder er weer. "Wil je nog koffie? Christa doet even een slaapje. Mooie foto, hè? Toen was ze twee maanden en zo’n lieve baby. Té lief, zeggen we achteraf. Maar ja, toen hadden we ’t nog niet echt in de gaten. Met de andere kinderen is niets aan de hand; we hadden er dan ook nooit bij stilgestaan dat zoiets ons zou overkomen. Afgezien natuurlijk van de gewone angsten die iedere vrouw wel eens heeft tijdens de zwangerschap. Maar nooit écht, nooit zo dat je ook serieus dacht dat je ooit zo’n kindje zou krijgen. Stom hè? ’t Gebeurt zoveel mensen, dus waarom ons niet..." Ze staart naar de foto en zegt: "Het heeft zeker drie jaar geduurd voordat we een beetje wisten wat er aan de hand was. Van het kastje naar de muur werden we gestuurd door een heel leger van artsen en hulpverleners die het allemaal beter wisten dan wij... Ach! Eigenlijk wil ik daar liever niet meer over praten. Het was een ellendige tijd." Wild schudt ze haar hoofd, alsof ze zo haar gedachten weer in het gareel wil krijgen. "Nee, we hebben ons eigenlijk nooit afgevraagd waarom wij nu zo’n kind moesten krijgen. We leven nu eenmaal in een wereld waarin zulke dingen gewoon gebeuren, dus waarom bij ons dan niet? Waar we het dus wel eens moeilijk mee hebben is dat we haar zo slecht kunnen doorgronden. We weten nauwelijks of er überhaupt wel iets in haar omgaat... Ze kan alleen maar een beetje huilen, en ook iets produceren wat lijkt op het miauwen van een jong poesje. Eén keer, één keer heeft ze een ander geluid gemaakt: dat was toen mijn man struikelde met haar op de arm. Toen brak ze haar pols, en ze schrééuwde! Vreselijk was dat, het ging je door merg en been. Daarna nooit meer." Ze huivert. "Kom, ik zal haar fruithap eens klaar gaan maken." Een poosje later mag ik meemaken hoe Christa haar dagelijkse portie extra vitamines tot zich neemt. Of liever: hoe ze alles in het werk stelt om ze níet tot zich te hoeven nemen. Met eindeloos geduld wringt haar moeder minuscuul kleine hapjes tussen Christa’s strak op elkaar geperste lippen, hapjes die dan weer net zo hard naar buiten gewerkt worden, die dan weer naar binnen moeten, die dan weer uitgeprutteld worden etc.etc.etc. "Maar meiske toch! Je moet echt nog wat eten, hoor. Hier, kijk eens wat lekker. Nee, niet op de lepel bijten. Hè bah, moet je nou echt zo spetteren? Kom lieverd, nog een paar hapjes, dan gaan we even wandelen." In de rolstoel, buiten, maakt ze even het miauwgeluidje waar moeder over sprak. Geniet ze van het uitje? Weer thuis herhaalt zich het ritueel van eten geven, verschonen, slapen. Waar haalt moeder de moed en de energie vandaan om hier dag aan dag zo blijmoedig mee om te gaan? "Ten eerste heb ik veel steun aan mijn man. Als hij thuis is, neemt hij de verzorging over. Ook gaat ze wel eens een dagje naar m’n oudste dochter, zodat ik lekker kan gaan winkelen of zo. En weet je wat ik haar, én mijzelf, elke dag vertel? Volgens de artsen zal ze niet lang meer bij ons blijven, haar hart is niet sterk. We zullen haar vreselijk missen, maar geloven wel dat ze dan volmaakt zal zijn, dat ze tot haar bestemming zal komen. Dát, en natuurlijk ook wat we als gezin door haar hebben kunnen leren: geduld, verdraagzaamheid, de betrekkelijkheid inzien van veel dingen, genieten van zogenaamde kleinigheden, elkaar opvangen als je ’t even niet ziet zitten, en de mensen van de kerk die om je heen staan, eigenlijk teveel om op te noemen. Nee, ik idealiseer het niet, hoor. Haar handicap zorgt natuurlijk ook vaak genoeg voor irritaties en verdriet, maar in welk gezin komt dat niet voor? Er is toch overal wat? Nou, en dit is óns pakketje.." Christa, denk ik onderweg naar huis, 'Gezalfde' betekent jouw naam, geloof ik. Wat fantastisch dat je in zo’n warm nest woont! Moeder, denk ik, natuurlijk is je geloofsvertrouwen een geschenk van de Hemel, maar dat neemt niet weg dat ik grote bewondering voor je heb! |
|||||
|