| |||||
‘Mag ik even jullie aandacht, ik heb iets belangrijks te vertellen.’ Gelijk was het stil in de kamer. Iedereen keek haar verwachtingsvol aan, ze werd er een beetje zenuwachtig van. Maar ze wist dat ze het wel moest vertellen en nu was de beste gelegenheid. Ze had maandenlang gerepeteerd, ze wist precies wat ze moest zeggen. Maar op de een of andere manier lukte het niet, ze kon het niet. Ze keek de kamer rond, de mensen werden onrustig, ging ze nog wat zeggen of niet. Ze was bijna de hele kamer rond met haar ogen, maar toen keek ze recht in zijn ogen. Hij glimlachte en knikte. Dat gaf haar moed om het te vertellen. ‘Bedankt voor de stilte, ik hoop dat jullie goed zitten want wat ik jullie te vertellen heb zal wel een poosje duren en het is misschien best wel schokkend.’ Ze keek de kamer nog eens rond, bij elk bekend gezicht bleef haar blik even hangen en herinneringen kwamen boven. Herinneringen met haar vrienden die hier in de kamer naar haar luisterden. Terwijl ze haar verhaal deed was het doodstil in de kamer, iedereen wist dat wat ze nu ging vertellen hun vriendschap zou veranderen voor altijd. ‘Ik ga dood’ ze zei het rustig en kalm, maar je kon de emotie in haar stem horen. Nu was het niet meer stil iedereen keek verrast en geschokt naar haar en naar elkaar. Hoe kan dat vroeg iedereen. ‘Ik heb kanker en ik heb nog hooguit twee maand te leven’. Ze keek naar de gezichten die haar zo dierbaar waren, lief en leed had ze met hen gedeeld, maar nooit leed van haar kant. Zij was het altijd die vrolijk was en iedereen steunde met haar of zijn verdriet. En nu, nu was ze zelf aan de beurt. Niemand had het verwacht, zij zelf ook niet. Ze had altijd te vergeefs gehoopt dat het leed haar niet zou treffen, maar helaas dat deed het wel. ‘M’n moeder is aan kanker gestorven en m’n zus ook.’ Haar vrienden keken haar verbaasd aan. Ze wisten niet eens dat ze een zus had gehad en dat haar moeder aan kanker was overleden. Ze realiseerden zich nu hoe slecht ze haar eigenlijk kenden. Ze was er altijd voor hen, ze kende hen door en door. Maar zij kenden haar eigenlijk niet. Ze praatte nooit over zich zelf. Ze voelden zich schuldig, zij had zichzelf naar de achtergrond gedrukt ter wille van hen. En nu hoe moest het nu. Ze wilden haar graag beter leren kennen, maar nu was het er eigenlijk een beetje te laat voor. Ze had nog maar twee maanden. Het was doodstil in de kamer, terwijl zij vertelde van haar bezoeken aan de dokter en het ziekenhuis. Ze wist het al maanden en niemand had iets doorgehad. Nu ze eigenlijk terug dachten. Ze hadden haar eigenlijk ook nooit gevraagd hoe het met haar was. Ze bleven nog tot diep in de nacht door praten en pas laat ging iedereen weg, stilletjes en diep bedroefd. Twee maanden later Iedereen was weer in dezelfde kamer. Ze stonden rond haar bed, terugdenkend aan die leuke tijd. Leuke en minder leuke herinneringen komen weer bij ieder naar boven. Iedereen is veranderd sinds die ene avond. En niet eens zo zeer in negatieve zin als wel in positieve zin. Ze hadden haar geholpen en het hen plezier gedaan. Dit was eigenlijk hun leukste tijd geweest. Ze kenden elkaar nu door en door, ze hadden voor elkaar maar weinig woorden nodig. Voor die ene avond hadden ze eigenlijk niet zo heel erg geleefd. Ze zeurden alleen maar, ze kwamen bijna om van zelfmedelijden. Maar ze had er nooit wat van gezegd, ze vond het niet erg. En vandaag, vandaag zou ze sterven, ze wisten het allemaal. Maar ze vond het niet erg, ze had een goed leven gehad en in die twee laatste maanden had ze eigenlijk meer voor hen gedaan dan in haar hele leven. Ze waren veranderd, ze waren blij, ze leefden eindelijk. Die nacht ging ze heen, met haar vrienden rond haar bed, die vrolijk waren en herinneringen op haalden. Ze stierf gelukkig, haar taak zat erop. |
|||||
|