| |||||
Dit verhaal gaat over een klein volkje, en je zult het geloven of niet maar ze woonden in een vis. Niet zomaar een vis, maar één zoals de wereld nog nooit gezien of gekend heeft. Eeuwenlang draagt hij de naam Leviathan. Maar het volkje dat in hem haar toevlucht gezocht heeft in een tijd dat er veel overstromingen waren, noemde hem Ark. Daarbij denkend aan Noach. De bewoners noemden zichzelf de Arkers en gaven daarmee aan zeer gelukkig te zijn in de vis. Geen haar op hun hoofd die er nog aan dacht om de vis te verlaten, ook al was het op het land nu veel veiliger geworden door de dijken die aangelegd waren. De Arkers bleven dus gewoon in de vis wonen. Daar waren twee redenen voor. De eerste was, ze hadden de Bijbel. Het Woord van God vulde hun leven, en wat heb je meer nodig dan dat? De tweede reden was de macht van Leviathan zelf. Hij deed er alles aan om het volkje binnen te houden. Hij voedde zich met hun onwetendheid en hun lijdzaamheid. Wat het volkje niet wist was dat Leviathan zelf ook één grote angst had. Dat waren die momenten dat hij naar boven moest om lucht te happen. De zonnestralen kwamen dan binnen en verwarmden de mensen niet alleen, maar maakten ze ook nieuwsgierig. Zodat veel mensen binnenin hem verlangden om naar buiten te gaan om te zien hoe het daar was. Wanneer hij dan boven kwam en zijn grote bek openging, dan had hij kans dat een aantal Arkers naar buiten kwam. De grote angst van Leviathan was dat de Arker die op dat moment naar buiten kwam, de man zou zien die altijd op ieder strand aanwezig was. Hij wilde niet dat ze hem zouden horen. Op die momenten ging het Woord van God binnen in hem branden. Voor Leviathan was dat verschrikkelijk pijnlijk. Het zou zijn vernietiging betekenen als hij niet uitkeek. Hij had namelijk al een aantal mensen verloren, omdat ze gehoor gaven aan de roep van de man op het strand. Zo snel als hij kon verdween hij dan weer onder water, zodat alles weer bij het oude was. Op een zekere dag was Jona van Ark in gesprek met zijn ouders. “Ik heb gehoord van de man op het strand”, zei hij tegen zijn ouders. “Ik ben nu oud genoeg, zodra de gelegenheid komt ga ik naar boven om te horen wat hij zegt!” Zijn ouders zeiden: “Dat is goed, we hebben je alles geleerd wat wij weten, je mag nu je eigen keuzes maken.” Jona wachtte geduldig op het goede moment. Hij bad iedere dag: “Here ik wil weten wat daarbuiten is en ik wil meer weten over de man op het strand. Alstublieft Here, help mij daarbij.” Toen op een dag, terwijl hij dit aan het bidden was, zag hij een lichtstraal naar binnen komen. Het scheen precies op zijn gevouwen handen. Net of de Here wilde zeggen: “Dit is jouw moment, Jona, kom naar buiten.” Jona ging naar buiten, en wat hij daar zag was adembenemend. De zon, de blauwe lucht, de vogels. Maar ook waaide het hard en de golven stonden hoog. Alsof ze zeggen wilden: “Ga gauw weer terug, blijf waar je bent!” Plotseling hoorde Jona iemand roepen, heel in de verte. Het was de man op het strand. Jona spitste zijn oren. Door de wind en de golven was het moeilijk te verstaan. “He jullie daar in de vis,”riep de man. “Kom er toch uit, jullie zijn geroepen om vrij te zijn!” Jona riep terug: “Wie bent U!” “Ik ben Jezus de Zoon van God!”riep de man terug. “Jona. Kom bij mij!”, riep Hij er achteraan. Jona was verbijsterd. Hij kende Jezus uit de Bijbel. Hij was er mee opgegroeid. Maar nooit had hij geweten dat Jezus ook de man op het strand was. En wat Jezus van Hem vroeg was onmogelijk. Kijk eens naar de golven, en de afstand. Die was ook veel te groot. Jona ging terug in de vis. Veel dacht hij na over wat hij gezien en gehoord had. Ook praatte hij er over met andere mensen. De meningen waren heel erg verdeeld. “ Waarom moet je altijd maar meer willen.”zei de één. “Vrijheid kan gevaarlijk zijn.”zei de ander. Vaak eindigde het in een heftige discussie. Maar over één ding was iedereen het eens: “Je moet nooit door het water gaan, “ zeiden ze. “Ook niet als de man op het strand dat van jou vraagt.” “Dat kan trouwens nooit Jezus zijn.” Zeiden ze ook. “Jezus heeft ons vroeger door het water hier gebracht. We zijn veilig nu hier. Hoe kan Hij van ons verlangen dat we wéér door het water gaan? “ Jona begon te twijfelen, maar toch bleef het verlangen om naar buiten te gaan. Hij bad: “Here, laat het mij zien, ik wil Uw wil doen.” En de Here liet het hem zien, door Zijn Woord. Het was net of Gods Woord sprak: “Ga naar buiten, luister naar Mijn Zoon, Volg Hem!” Jona voelde de zon weer op zijn lichaam. Snel ging hij naar buiten. De golven bruisten om hem heen. Daar was Hij, Jezus. Hij riep: “Jona, kom!” Jona keek naar de wilde zee, het strand leek zo ver. “Jezus!”riep hij “Ik wil wel, maar ik durf niet! Ik overleef dit nooit!” Jezus zei alleen maar: “Jona, kom!” Jona trilde op zijn benen. Wat moest hij doen? Plotseling merkte hij dat de vis aanstalten maakte om weer naar beneden te gaan. Jona bedacht zich geen moment meer en sprong in het water. “Jezus!”riep hij. “Ik kom eraan!” Hij zwom met al zijn kracht. Hij hield zijn blik Stevig gericht op Jezus aan de overkant. Na een uur zwemmen voelde hij zijn kracht afnemen. “Ik haal het niet,”dacht hij angstig. Nog een uur hield hij het vol. “Jezus!”riep hij. “Help mij, ik verdrink!” In paniek zochten zijn ogen naar de figuur op het strand. Het strand was leeg. Jezus was er niet meer. Jona gaf het op. Zachtjes zei hij nog: “Hier is mijn leven Jezus, ik geef het aan U.” Toen zonk hij naar beneden. De leegte en de duisternis omgaven hem. “Zo voelt het dus om dood te gaan.”dacht Jona nog. Hij gaf zich er volledig aan over. Opeens merkte hij dat er nog iemand onder water was. Hij kwam naar hem toe. De man greep hem vast en trok hem mee omhoog. Toen Jona een tijdje later zijn ogen opendeed, lag hij op het strand. Jezus lag naast hem. Hij kwam langzaam overeind. “Ik leef!”zei Jezus met een brede glimlach naar Jona. “En ik met U!”lachte Jona terug. Ze omhelsden elkaar van grote opluchting. “Het voelt of ik dood was en nu opnieuw leef.”zei Jona. ”Amen!”zei Jezus. “Het was een behoorlijke strijd om jou hier te krijgen.” “Het was de moeite waard,”zei Jona. “U van zo dichtbij te mogen ervaren, dat is het mooiste dat mij ooit is overkomen.” “Er is nog zoveel meer wat Ik je wil laten zien en laten weten, maar eerst wil Ik je bedanken.”zei Jezus. Jona schrok: “Mij bedanken? Maar U hebt mij gered!” “Ik wil je bedanken, Jona, voor het feit dat je door het water bent gegaan voor mij. Dat was heel moedig van je.” Jona lachte: “Als ik dit durf voor U, dan durf ik alles voor U!” Samen hadden ze een heerlijke tijd van vreugde. Maar op een dag zei Jezus tegen Jona: “Ik heb de Heilige Geest binnen in jou gegeven. Hij zal bij jou blijven. Ik ga weer naar het strand om de mensen te roepen in de vis.” “Mag ik met U meegaan.”zei Jona. “Het is mijn familie.” “Graag” zei Jezus. “Dan ga jij bidden terwijl Ik roep.” En Jona bad. Of God Zijn lichtstraal wilde sturen op het moment dat de vis boven kwam. Leviathan werd steeds angstiger. Het brandde binnenin hem. Zijn einde naderde. Hij wist het. Romeinen 6:4 en Efeze 5:13 en 14. |
|||||
|