| |||||
Er waren mensen die schilderijen of tekeningen hadden gemaakt. Gewoon, gemeenteleden, net zo al jij misschien en ik. De meesten vertelden er bij waarom ze het zo gemaakt hadden. Want er was gevraagd of er mensen waren die een tekening of schilderij wilden maken. De opdracht was voor iedereen het zelfde geweest. “Hoe zie je de Heilige Geest”? Met Pinksteren hingen de zes resultaten bij ons voor in de kerk. Er was iemand die had een mooie, witte duif gemaakt. Met een hand van God die vuurvlammen aanreikte. Een tekening liet een verblindend, maar liefdevol, mooi licht zien. Met chaotische lijnen donkere verf, de wereld, eromheen. Een klein puntje midden in het licht was de maakster. Ze voelde zich in Gods aanwezigheid staan. Op een ander doek stond een kruis. Als je dat aanvaardt, gaat de Heilige Geest zijn werk doen omdat je met Hem wandelt. Een blauw verkeersbord gaf dat aan. In een heldergeel licht. Een schilderij in geel, overgaand in rood. En een mens met uitgestrekte armen naar omhoog in het midden. Er was ook een landschap. De aarde van nature donker. Een lichtglans erboven, van waaruit een vogel neerdaalt. Alles komt dan tot groei en bloei. Zo werden de gedachten bij het maken van de uitgestalde kunstwerken verteld. Opvallend vond ik dat overal ongeveer naar voren kwam dat de aanwezigheid en de werking van de Heilige Geest gepaard gaat met veel licht. Iets daarvan werd door deze werken duidelijk gemaakt. Want eigenlijk is het niet te tekenen, niet te kleuren, niet te schilderen. Zo mooi, zo licht, zo leven brengend, en zo veelzijdig de Heilige Geest van God. De schilders, hoe verschillend zijn ze van elkaar, en hoe onvolledig ook. Maar deze amateurs wisten met hun penselen en hun verf aan te geven waar het om gaat. Hoe kan het ook anders. Door dezelfde Heilige Geest zijn ze aangeraakt natuurlijk. Zo waren ze in staat om te vatten, hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is in Jezus Christus hun Heer. Je kunt het nog anders belichten. Zoals dat volledig witte doek. Dat sprak me ook bijzonder aan. Geen streekje andere verf er op dan spierwitte. Een geintje? Misschien. Maar toch ook weer niet. “Want”, werd er bij verteld: “… in Hem is in het geheel geen duisternis”. |
|||||
|