| |||||
Samen liggen we na een gezellige avond in de stad in bed. Ik met mijn gezicht tegen jouw achterhoofd, precies op de grens van je haar. Iedere keer als ik adem ruik ik het lekkere geurtje dat je op hebt. Ik geniet van de rust die er eindelijk is. Je bent stil, moe van de werkweek, moe van de avond. We zijn alle twee moe van een werkweek die ons allebei niet beviel. Plotseling voel ik iets op mijn gezicht. 'Schat, volgens mij heb ik gel van jou op mijn gezicht,' zeg ik lacherig. Ik probeer het weg te vegen, maar echt goed gaat het niet. De plek op mijn wang blijft wat plakkerig. ‘Volgens mij is het echt jouw gel hoor.’ ‘Dat kan niet.’ Je antwoord is zacht, kort maar met overtuiging. Ik veeg lang de rand van je haar en je gezicht en plotseling realiseer ik me wat het is dat ik op mijn gezicht voelde. Ik veeg langs je wang en voel dat ‘ie nat is, ik veeg vlak onder je oog door en stel dan de vraag waarop het antwoord overduidelijk is. ‘Huil je?’ Je haalt je schouders op en ik voel meer tranen van jou vallen. ‘Schat, wat is er?’ ‘Het werk, de week. Ik ben er gewoon klaar mee. Ik word zo moe van het eindeloze moeten uitleggen, het eindeloze niet snappen bij mijn managers. Ik, ik…’ Je stem stokt en ik voel meer tranen over je gezicht glijden. Met mijn duim probeer ik je tranen weg te vegen, maar de stroom is te groot. Met een boos gebaar veeg je over je gezicht. Ik duw zachtjes je schouder naar beneden zodat je op je rug komt te liggen. In eerste instantie ontwijk je mijn ogen, maar dan kijk je me toch aan. Ik zie frustratie in je ogen, maar vooral ook moeheid en niet omdat het laat is. ‘Ik maak me zorgen om je.’ Je wilt iets zeggen, maar ik druk mijn vinger op jouw lippen. ‘Ik maak me zorgen om je. Als ik je berichtjes lees, als ik je zie stuiteren wanneer je thuiskomt, als ik je frustratie voel. Het doet me pijn en maakt me bang. Bang dat er iets met je gebeurt. Je kunt zo boos zijn. Misschien ken ik je nog niet goed genoeg om te weten dat er niets zal gebeuren, maar toch ben ik bang.’ Mijn stem stokt nu ook en ik voel dat er nu bij mij tranen over mijn wangen lopen. In de schemering van jouw slaapkamer kijk je me aan en ik zie dat je me begrijpt en dat je nu weet hoe ik me de afgelopen tijd heb gevoeld. Je trekt me tegen je aan en samen huilen we om de afgelopen weken. Ik veeg met mijn duimen langs jouw ogen om ze te drogen. Precies zoals die keren dat je dat bij mij deed. ‘Je moet zelf een keus maken wat je gaat doen, maar als je blijft moet je accepteren dat het is zoals het nu is. Anders moet je iets anders zoeken. Ik weet dat je het allemaal misschien wel weet, maar toch wil ik het ook zeggen. Misschien wil je het wel helemaal niet horen, maar kies in ieder geval en ga achter die keuze staan. En accepteer dan ook de gevolgen.’ Mijn woorden zijn hard, misschien wel te hard. Je draait je weer met je rug naar mij toe en ergens voel ik dat je nu bezig bent met verwerken van wat ik tegen je gezegd heb. Maar ergens voelt het ook alsof je boos bent. Ik leg mijn arm over je middel. ‘Ik hou van je,’ fluister ik zachtjes, twijfelend of alles wat ik gezegd heb wel goed was. Je pakt mijn hand stevig vast en trekt me zo nog iets dichter naar je toe. Dan leg je mijn arm in jouw armen. Je ademhaling wordt rustiger en de mijne ook. Twee dagen later krijg ik een berichtje van je dat een collega gezegd heeft dat je op je zelf moet letten. En het volgende berichtje is dat je dat na vrijdagavond wel wist… |
|||||
|