„Maar ondanks mijn gebrekkige woordenschat aan Klassiek Waterlings vertrouw ik er tòch op, dat het bekijken van de woorden die ik wèl weet te benoemen u allen zal interesseren,” verwoordde Ashtroc zijn hoop, die met bevestigend geknik beantwoord werd door de waterlingen. „Goed dan, het eerste woord in deze zin is het werkwoord ‘laten’, dat u hier afgebeeld ziet als twee lichtelijk gekromde stemlijnen met zowel een cloc als een clac op het snijpunt en een aflopende kromme vanaf het punt waar de stijgende curve eindigt.”
„Het is overigens zó, dat er in het Klassiek Waterlings géén direct onderscheid is tussen de verschillende woordvormen zoals werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden. Dat komt echt aan op het hebben van kennis van de taal — of goede naslagwerken. In dit specifieke geval is het echter direct zichtbaar dat wij met een werkwoordsvorm van doen hebben. Kan iemand mij vertellen waaruit dit te herleiden is?” Ashtroc keek de kring rond, die zich om hem heen gevormd had.
„Omdat er een ‘tegenwoordige tijds’-kromme direct vóór staat?” gokte Gabriëlle, toen de anderen haar nèt iets te lang zwegen.
„Hélemaal correct, Hoogheid,” glunderde Ashtroc. „En omdat we daarvóór al een enkelvoudsclic waren tegengekomen, is dit dus het woord …?” De leraar wachtte op antwoord, en kreeg het van Gabriëlle en Tirashya tegelijk: „Laat?”
„Uw beider magister Toenak levert goed werk, merk ik wel,” lachte Ashtroc nu, waarop Toenak met een glimlach een lichte buiging maakte. De beide meisjes keken even om, en merkten allebei afzonderlijk op dat hij blij en trots tegelijk keek.
„Nu dan,” hervatte heer Ashtroc de les. „Het volgende woord, dat mij helaas onbekend is, wordt voorafgegaan door een …?”
„…‘verleden tijds’-kromme!” lachten de meisjes, opnieuw precies tegelijk. Tirashya ging verder met: „Hè? Maar de zin begint toch met ‘Laat mijn volk…?’ Hoe kan het dan dat u het volgende woord niet kent?”
„De zinsbouw zal wel anders zijn dan die van ons,” luidde het directe voorstel van Gabriëlle, die het leuk vond om zo met Tirashya samen te werken.
„Inderdaad, prinses Lidhia,” beaamde heer Ashtroc. „Het onderwerp komt in deze zin zelfs pas aan het eind. Maar laat ons verdergaan, dan komen we al snel weer op bekend terrein. Weet u allen nog wat dit boogje is?”
„Koppelingsteken!” klonk het van verschillende kanten, tot groot vermaak van de ‘zusjes’.
„Uitstekend!” waardeerde Ashtroc zijn uiteenlopende klas, waarop hij aankondigde: „En dan nu…”
„Enkelvoudsclic!” riep Gabriëlle.
„Ja!” stemde Tirashya daarmee in.
„Helaas, Hoogheden,” ontkrachtte de taalkundige die poging. „Samen met de cloc en de daarop volgende clic vormt déze clic het woord dat wij zouden vertalen met ‘goed’ of ‘diepgaand’.”
De meisjes lachten om hun eigen te snelle invulling en Tirashya nam het op zich om voor hen beiden te beloven dat ze niet meer zo snel zouden reageren. Dat leverde haar een por van Gabriëlle op, tegen haar schouder. Verrast maar geamuseerd keek Tirashya haar zus aan.
„Dus het woord ‘goed’ wordt aan het onbekende woord gekoppeld?” vroeg Ishtaran nu. „En het is een bijwoord omdat het onbekende woord een werkwoord in de verleden tijd is?”
„Helemaal correct, medica,” bevestigde Ashtroc Ishtarans samenvatting. „En daarbij weten we nog, dat ook dit alles in enkelvoudige zin bedoeld is.”
„…omdat er geen meervoudsteken staat,” begreep Quevéra.
„Ook dàt klopt, Majesteit,” knikte heer Ashtroc haar toe, waarop hij het college voortzette: „Vervolgens zien wij een ons inmiddels bekend teken.”
„Het infinitiefteken!” vulde Tirashya direct enthousiast in. Gabriëlle grinnikte en vroeg haar: „Jij zou niet meer zo snel antwoorden, weet je nog?”
„Ik heb ’t toch góéd!?” vroeg Tirashya direct aan heer Ashtroc.
„Ja hoor, Hoogheid. Dit is het infinitiefteken,” antwoordde Ashtroc beleefd. „Het erop volgende woord is er weer één, waarvan ik u zonder aarzelen de betekenis kan vertellen: ‘vertrouwen’!” Hij wees twee vlak onder elkaar getekende lijnen aan, waarvan de bovenste met een klein kommetje eindigde, dat Gabriëlle aan een opgehouden handje deed denken.
„Dan volgt een verbindingsteken, gevolgd door een mij onbekend woord, dat bestaat uit deze twee omhoog gerichte curven,” wees Ashtroc.
„Op dit woord volgt wederom een verbindingsteken, opnieuw gevolgd door een woord dat buiten mijn woordenschat valt,” ging Ashtroc verder, waarbij hij één van de meest in het oog springende constructies in de zin aanwees: een horizontale lijn, tweemaal doorkruist door een boog met een ietwat aangescherpte top, die aan beide uiteinden op een cloc leek te rusten.
„Vervolgens worden die drie woorden, te beginnen met ‘vertrouwen’, gekoppeld aan dit woord hier, dat ‘stil’ of ‘kalm’ of, zo u wilt, ‘rustig’ betekent,” zei de geleerde waterling nu, waarbij hij een vreemd teken aanwees dat uit twee liggende, samensmeltende curven bestond.
„Het volgende teken is mijn favoriet,” kondigde Ashtroc nu aan, wijzend op een vorm die uit twee ‘kommetjes’ bestond, die boven elkaar getekend waren en vanaf de linkerkant allebei een boog naar beneden maakten, waar ze tot één staande stok samensmolten.
„Dit is namelijk een ligatuur: het zijn feitelijk twéé tekens, die zijn samengevoegd tot één geheel. Toen ik deze zin zojuist voor het eerst zag, herkende ik het niet direct als zodanig: dit is de eerste keer dat ik deze samentrekking tegenkom. Deze twee holle boogjes zijn het enige lidwoord dat in het Klassiek gebruikt werd, en kan dus met alle drie de lidwoorden uit onze huidige taal vertaald worden.”
„Oók al zo handig!” reageerde Eliyna. „Pappa, kunnen we déze taal niet opnieuw invoeren?”
Silvaeo grinnikte en zei: „Wie weet, meisje. Jij mag je erin verdiepen als je dat graag wilt. Als je de waterlingse samenleving wilt veranderen, zul je bij jezelf moeten beginnen!”
„Het lijkt mij leuk!” vond Eliyna.
„Mij óók!” liet Tirashya zich horen. „Doe jij dan ook mee, Lidhia?”
„Dat moet ik nog éven zien,” schoof Gabriëlle het antwoord van de aangesproken prinses veilig voor zich uit. „Eérst deze zin maar eens door zien te krijgen…”
Ashtroc knikte en nam de draad van zijn lezing weer op met: „Dàt is een goede keuze, Hoogheid. Het tweede deel van de ligatuur is een bezittelijk voornaamwoord in de eerste persoon, enkelvoudsvorm: ‘mijn’.
„Wat ons tenslotte bij het eigenlijke onderwerp van deze zin brengt: het volledig uit stippen opgebouwde woord ‘volk’.”
„Letterlijk en in de oorspronkelijke woordvolgorde staat er dus, met de tijdelijke vervanging van mij nog onbekende woorden: ‘Laat, hm-hm goed, vertrouwen en hm-hm en hm-hm stil het mijn volk.’ In de moderne taal is de woordvolgorde uiteraard anders en kom ik ongeveer uit op wat ik eerder reeds aangaf: ‘Laat mijn volk, goed hm-hm, in stilte vertrouwen en hm-hm en hm-hm.’ — waarin het woord voor ‘stil’ en ‘kalm’ mogelijkerwijs ook de betekenis zou kùnnen hebben van ‘veilig’ of ‘gerust’.”
„Dat maakt de zin alleen maar intrigerender,” vond Silvaeo. „Ik zou graag willen weten wat er gebeuren zou als prinses Lidhia de uitspraak geleerd heeft en deze zin vanuit die zetel uitspreekt.”
Gabriëlle keek de koning met een gefrustreerde blik van onmacht hulpeloos aan…
|