| |||||
Ach kijk eens al die vogeltjes in de tuin. Wel goed kijken, want door de dode bladeren in de tuin, zie je nauwelijks de grijs met bruine donsjes. Let maar op het bewegen. Op de schutting, huppend over de stenen. Af en toe is er eentje in het groen gestoken, of heeft een rood slabbetje. Een enkele merel pikt zich suf met zijn koppie in de bladeren. Blauwe ogen vliegen van de ene naar de andere kant. Handen gaan op en neer, lekker slaan op het blad van de kinderstoel. Even helemaal opzij zakken, want die slab beneemt het zicht op de heerlijk fladderende friemeltjes. De stoel wordt omgedraaid, een bordje wordt neergezet. Glimmende oogjes. Mag ik het zelf doen? Twee handjes komen naar beneden. Eentje op de kinderstoel. Eentje op de rand van het bord. Bijna, want mama is net even eerder. Met één hand pak je een paar stukjes. Wat glibbert dat lekker met je vingertjes. Als je er in knijpt, komt het brood ertussen door. Splrtt. Lekker smeuïg, lekker kliederen. Daar gaat een hapje naar binnen. Een tongetje duwt het korstje naar buiten. Wat is dat voor iets raars? Mama helpt even en in een mum van tijd is de boterham met pindakaas verdwenen. |
|||||
|