| |||||
Ik schat hem een jaar of vijf. Blonde stekels, gympies en een brilletje. Ik kom net uit de schuur als ik hem hoor aanbellen. " Zal ik maar meteen opendoen,knul ?,zeg ik terwijl ik de portiekdeur opentrek,ik ben er nu toch!" Het jochie schud verlegen z'n hoofd en blijft staan waar die staat. " Wil je niet naar binnen?,vraag ik verbaasd. Hij kijkt me aan alsof ik iets stoms zeg en drukt nogmaals op het belletje van de onderburen, terwijl hij de deurkruk van me overneemt. Ik besluit m'n postvakje leeg te halen. Dan zwaait boven ineens de deur open en verschijnt onderbuurjongen(tje) "Hey, hoor ik voorzichtig door het kiertje van de portiekdeur,ik heb niemand...kom je buiten spelen?" Ik verwacht een amicale begroeting terug,maar in plaats daarvan hoor ik een diepe zucht. " Ow nee,hé Jeffrey..niet wéér jíj! Ik sta versteld van de reactie en kijk naar het beteuterde gezicht van het slachtoffer. "Je hóeft niet élke dag aan te bellen,vervolgd buurjongen dan. Met de post inmiddels in m'n handen kijk ik hoe Tolca,de kleine Griekse tiran,de trap af komt rennen en werp hem een vermanende blik. "Nou zég,doe niet zo onaardig,doe ik een opvoedkundige poging,maar Tolca doet of ik lucht ben. "Daar moet je écht mee ophouden,Jeff,vervolgd 'tie dan streng zijn relaas. En dan: wij willen ook wel eens rust!" Húh? Ik hoor mezelf zuchten. Naast me staat een volwassene in een veel te klein lichaam en ik krijg meteen de kriebels. Deze uitspraak imiteert hij ongetwijfeld van z'n ouders,maar dít kínd! Gek genoeg loopt Tolca wél naar buiten,druk pratend en duidelijk met veel tegenzin,dus Jeffrey heeft zijn zin. Maar ofdat hij hier nu heel blij mee moet zijn? Een vriend die met je wil spelen omdat je zo aandringt? "...ik heb niemand,kom je spelen? De woorden echoën door in m'n hoofd. Ik heb niemand. Als laatste optie heeft mijn grote vriend aan Tolca gedacht,misschien dat hij... En dan krijgt 'tie het deksel op z'n neus! Hij is hier ook niet welkom,-ow nee,niet jíj wéér! Ik dacht dat kinderen onbevangen waren,vol levenslust een energie. In plaats daarvan hoor ik irritatie,afwijzing en "rust willen" Ik loop verbaasd en tegelijkertijd geïrriteerd de trap op. En krijg ineens medelijden met de voor mij onbekende Jeffrey. Het liefst had ik hem mee naar boven genomen. Hem aan m'n tafel gezet,limonadesiroop en een snoepje gegeven en hem laten praten. Aandacht gegeven,want hij zocht iemand. 's Avonds lig ik in bed en krijg ik ineens een beeld van een blonde jongeman. Een jaar of vijfentwintig moet hij zijn. Zijn blik is moe en zijn ogen zijn verdriet. Hij zit achter het bureau van de hulpverlener. En ik hoor hem zeggen: "Vroeger in de klas was ik ook altijd alleen. Vraag me niet waarom,ze moesten me niet,niemand vond me leuk.." Misschien overdrijf ik... |
|||||
|