| |||||
Na een paar minuten zwijgend voor zich uit gestaard te hebben, keek Lidhia Ishtaran droevig aan en vroeg: „Was het boek verder nog interessant?” Ishtaran knikte en zei: „Héél interessant, Hoogheid. U hebt een grote ontdekking gedaan, waar nog heel veel over gezegd en verteld zal worden. Maar ik kan het u niet zo goed vertellen als uw magister.” „Waarom niet?” wilde Lidhia teleurgesteld weten. „Omdat ik denk dat hij degene zal willen zijn die het u vertelt,” gaf Ishtaran haar ten antwoord. „En ik gun hem dat ook echt. En als u zoveel om hem geeft als ik van u verwacht, dan gunt ú hem die eer ook.” Lidhia liet dat even bezinken, maar knikte toen ten teken dat ze met de medica instemde. Op dat moment werd er geklopt. Op een „Binnen!” van Ishtaran schoof de deur open en verscheen het bekende roze luminescentiepatroon van Lidhia’s zusje in de ronde toegang tot het medisch centrum. Lidhia zei, vrolijker dan ze zich voelde: „Hoi Tirsch! Is de vergadering al afgelopen?” „Hoi!” groette Tirashya haar terug. „Nee, maar er is niks áán. Allemaal dingen die ik al weet en de magister gaat tòch niets zeggen over het boek dat we gevonden hebben.” „Niet!?” vroeg Lidhia verwonderd, terwijl ze zich tot de medica wendde. Die schudde inderdaad haar hoofd en legde uit: „Dat klopt. Uw vader vond dat die informatie nog niet met de gastwetenschappers gedeeld mocht worden.” „Welke informatie?” vroeg Tirashya nu nieuwsgierig, waarbij ze vanuit de deuropening op de medica toezwom om haar verzoek kracht bij te zetten. „Dat mag de medica ons óók nog niet vertellen, Tirashya,” antwoordde haar zus, waarop Lidhia een goedkeurend knikje van Ishtaran in ontvangst nam. „Hm,” waardeerde Tirashya die regeling maar matig. Haar teleurstelling was echter maar van korte duur: ze veerde op en zei: „O ja, Lie, ik wil je nog iets laten zien! Ik heb denk ik iets ontdekt!” „Lie!?” vroeg Lidhia met een vreemde gezichtsuitdrukking. „Wat is dàt nou weer voor naam!?” „Nou, jij noemt mij toch ook ‘Tirsch’?” haalde Tirashya haar schouders eenvoudig op. „Dan mag ik óók een afkorting voor jóúw naam bedenken, vind ik!” „Eén-nul,” lachte Ishtaran met een knipoog naar Lidhia. „Maar het lijkt erop dat het wel goed met u gaat, Hoogheid. U hebt mijn permissie om met uw zusje mee te gaan, zolang u maar binnen de paleisgronden blijft — bóvenbodems! En géén gevaarlijke of spannende situaties opzoeken.” Bij die laatste woorden keek ze Tirashya streng aan, die met haar meest onschuldige blik liefjes glimlachte en zichtbaar haar best deed om enigszins overtuigend te knikken. „Toe maar, want ik moet weer terug naar de vergádering,” deed de medica quasi wanhopig, waarop de zusjes — Tirashya giechelend — haar domein verlieten. Terwijl Ishtaran achter hen aan de gang op zwom, hoorde ze Lidhia haar zusje vragen: „Wat heb je dan ontdekt?” „Misschien wel niks, Lie,” antwoordde Tirashya ontnuchterend. Ishtaran glimlachte om die spontane reactie en de grappige afkorting. Het prinsesje vervolgde: „Kom nou maar gewoon méé.” „Goed,” vond Lidhia, die nu verder haar mond hield. Bij de vergaderzaal gingen ze rechtdoor, terwijl Ishtaran zwijgend de deur van het auditorium openschoof en daar naar binnen ging. Tirashya leidde Lidhia naar de zitkamer, waar hun lijfwachten zich netjes bij de bewakers op de gang voegden en zij ongestoord binnenzwommen. Op de bodem van de grote, stille maar gezellig met lichtgroene waterplanten en levende koralen aangeklede ruimte lag nog steeds als een grote, rechthoekige schaduw het anthracietgrijze Tablet van Grecadec op de dikke laag bodembedekking van fijn, wit grind. De inrichting deed Lidhia plotseling weer aan Gabriëlles logeerkamer denken… |
|||||
|