248818
 
 
 
 
 

     Menu:

> Startscherm
> Schrijvers
> Verhalen
> Open verhalen
> FAQ
> Vintage

De neef van Sil
Strandjutter
Door: jotr
Commentaar van de schrijver:
Leendert, de neef van Sil de Strandjutter, komt herhaaldelijk met justitie in aanraking.
Maar eigenlijk kon hij toch niet anders?
Lees het verhaal over een man, die op en top een natuurmens was met een hart vol liefde.
Categorie: Korte verhalen
Geschatte leestijd: ca. 7 minuten

De neef van Sil de Strandjutter

Het is eind februari 1905. De dakgoot van het huisje van Leendert en Anna moet nodig gerepareerd worden. Het water stort kletterend neer op het cementen straatje. Leendert weet het dat het nodig gebeuren moet.
Het is half drie in de nacht. Leendert kan niet meer slapen. Hij ligt te denken aan zijn neef Sil Droeviger uit Oosterend op Terschelling, die hem gevraagd heeft te komen helpen op de boerderij. Sil heeft werk genoeg voor Leendert en het lijkt heel aanlokkelijk om naar Terschelling te gaan. Leendert draait nog eens om in zijn bed en zucht. Hij moet Anna niet wakker maken met zijn getob. Anna heeft haar nachtrust wel nodig.
Leendert weet nog niet wat of hij doen zal. Zijn neef Sil boert goed op het eiland. Leendert zijn opa heeft nog op de oude boerderij geboerd. Leendert zijn vader is naar Vlieland gegaan om daar als schipper te gaan wonen. Hij zwalkte bij nacht en ontij op zee. Leendert is later van Vlieland naar Noordwijk gegaan. Anna, zijn vrouw, kwam uit Katwijk. Leendert voelt zich thuis in zijn oud huisje bij de zee.
Hij draait zich voorzichtig om in zijn bed en luistert naar het regelmatig ademhalen van zijn vrouw. Leendert voelt de weldadige warmte van haar lichaam. Hij kijkt naar haar. Hij houdt van haar zoals zij daar ontspannen ligt te slapen. Ze zijn nog maar pas getrouwd. Er is geen groot feest geweest. Daar waren de omstandigheden niet naar. Het ontbrak hem ook aan het geld voor een bruiloft. En bovendien worden hij en Anna met de nek aangekeken, omdat het een gedwongen huwelijk was. Ze mogen van geluk spreken, dat ze dit oud huisje konden huren. Ze hebben tenminste onderdak.
Leendert luistert naar alle geluiden van buiten. Hij hoort het overstromen van de dakgoot. Kletterend valt het water neer. Hij kan het niet helpen, maar hij houdt van dit weer. Hij geniet van ruw weer. Vroeger al als kind. Het zit hem in zijn bloed. Vlakbij de zee geboren wilde hij altijd bij de zee gaan kijken als het stormde en de zee tekeerging. Hij hoort het dak van het oude huisje kraken en telkens is het alsof er iets ergens tegenaan waait. Misschien zit het luik aan de achterkant van het huis wat los. Het kan Leendert niets schelen. Op zolder lekt het. Hij heeft gisteravond al een emmer onder het schuine dak gezet. Als het droog wordt, moet hij maar eens gaan kijken wat er precies aan de hand is. Bij het eerste schemerlicht ziet hij, dat Anna rustig ligt te slapen. Merkt ze dan niet dat het stormt en hoort ze niet het water met plonsen neervallen naast het huis? Een oude lariksboom laat al zijn dorre takken vallen. Om het huis zal het bezaaid liggen met dor hout. Anna slaapt. Hoe kan ze nu rustig slapen? Bij dit noodweer en met de wetenschap dat ze nauwelijks geld hebben, terwijl ze hun aanstaand kindje nauwelijks een droog dak boven het hoofd kunnen bieden. Leendert zucht opnieuw. Hij vindt het benauwd in huis. Dan kijkt hij nog een keer naar Anna en laat zich geruisloos uit het bed glijden.
In het donker weet hij alles te vinden. Hij schiet zijn oude kleren aan, kijkt nog een keer of Anna niet wakker geworden is en gaat naar de schuur achter het huis. Als hij buiten komt voelt hij de harde wind om zijn hoofd en de regen striemt hem in zijn gezicht. Hij lacht. Dit is precies het weer dat hij graag heeft voor zijn plannen van deze dag. Nu niet meer tobben! Er moet eten op de plank komen en Leendert weet als geen ander hoe je daaraan kunt komen. Zijn gedachten aan zijn neef Sil zijn voorlopig helemaal verdwenen. Zijn familie hoeft hem niet te helpen.
Uit de schuur haalt hij een aantal strikken. Ook neemt hij een sterke lamp mee. Zijn vlijmscherp mes steekt hij bij zich. Een oude jutezak kan hij ook goed gebruiken. Ook zijn fuiken gaan mee, want wie weet misschien kan hij een visje vangen. Dan pakt hij zijn jachtgeweer. Hij wil eerst maar eens door de duinen naar het strand. Bij dit weer weet je nooit wat je daar kunt aantreffen. Hij hoopt maar dat hij op tijd is. Leendert moet niet achter het net vissen. Alles wat er aan waardevolle dingen te vinden zijn, kan hij gebruiken. En straks nog temeer als in juni zijn kind, een echt kind van de zee, geboren zal worden. Leendert hoopt van harte op een zoon met het temperament van hemzelf.
Even later merkt hij dat er op het strand al meer jutters actief zijn. Hij kent de meesten wel. Op het strand is het onstuimig. Grote vlokken schuim vliegen Leendert om de oren. Het zand schuurt in zijn gezicht. Hij trekt zich er niets van aan. Hij is wel wat gewend. Hij heeft geluk. Op het stille strand vindt hij maar liefst drie aangespoelde boeien en een lange pikhaak, een kreeftenkorf, een oud televisiescherm en twee radiolampen. Als hij om een uur of zeven naar huis gaat, heeft hij ook nog een geringde eidereend buit kunnen maken. Hij verheugt zich er al op, hoe Anna zal reageren op zo’n lekker boutje. Morgen zal hij de gezette strikken inspecteren.
Als hij de deur van het huisje opendoet, ziet hij dat Anna al druk bezig is om van wat droog wrakhout de kachel aan te maken. Grote slierten rook kringelen door de kamer. Het stinkt er benauwd, maar noch Anna noch Leendert schijnen daar last van te hebben. Even later zitten ze samen achter een grote dampende kom met koffie hun roggebrood te eten. Leendert vertelt Anna over zijn belevenissen van de vroege ochtenduren. Anna is trots op haar stoere visser en jutter.
‘Heeft de strandvonder je niet gezien?’
‘Welnee, Kees Oussoren heeft me verteld dat de strandvonder een paar dagen weg moest in verband met ziekte van zijn schoonmoeder.’
Ze vertelt Leendert niet dat ze zich erg misselijk voelt. Ze zal straks maar hard aan het werk gaan, dan heeft ze misschien wel minder last.
Na het eten gaat Leendert de eidereend slachten. De vette eend is voor de zondag bedoeld. De veren komen goed te pas in de kussens op de oude bank.
Deze morgen heeft hij veel geluk, want hij vindt in een paar mollenklemmen, dat hij vlakbij de kant van de sloot gesteld had, nog een paar flinke mollen. Hij weet dat hij per mollenvel gauw vijftig cent kan beuren en dat is, zeker nu hij werkloos is, een mooie meevaller. Hij weet dat hij zijn kansen waar moet nemen zolang het nog niet vriest, want zodra er vorst komt, is het mollenvangen gebeurd. Hij heeft in het schuurtje al zevenentwintig mollenvellen gedroogd en op plankjes gespijkerd. Hij droogt ze boven de plattebuiskachel. Als ze goed droog zijn wrijft hij de vellen over de rand van de tafel, waardoor de vellen mooi
soepel worden. Voor het looien gebruikt hij, net als zijn opa deed, accuzuur en als hij dat niet heeft, zout. Hij zal volgende week maar eens een vrachtje in de stad verkopen. Dan kan hij ook meteen de beide bunzingvellen meenemen, die hij nog heeft.
De volgende ochtend als het nog donker is, gaat Leendert opnieuw op avontuur. Het is mistig en erg koud. Aan het strand is niet veel te vinden.De wind staat verkeerd. Alleen een grijsgeworden kokosnoot, die op een zee-egel lijkt neemt hij mee. Wie weet hoelang dat ding al in zee gelegen heeft.
Hij loopt even naar de schilpkar van Dirk Duivenvoorde, die in De Ruige Hoek bezig is schelpen te verzamelen. Soms vindt hij tussen de schelpen wel eens spullen van waarde voor de strandvonder. Hij krijgt daarvoor een bergloon uitbetaald. Leendert wil graag weten wanneer de strandvonder terugkomt. Tot zijn schrik hoort hij dat de strandvonder vandaag met twee andere strandvonders bij paal 68570 gezien is. Leendert weet dat hij vandaag moet oppassen dat hij geen domme dingen doet. De strandvonders moeten er streng op toezien, dat er niet gestroopt en gejut wordt.
Hij krijgt plotseling haast om bij zijn strikken te komen. Het is nog steeds erg mistig. Hij kan niet ver vooruit kijken. Gelukkig kent hij het gebied door en door. Hij besluit de kortste weg te nemen. Hij moet daarbij wel door een afgesloten duingebied. Maar wie zou hem daar in deze erge mist opmerken? De stroper kent geen angst. En als men hem zou zien, zal hij heus wel weten te ontkomen. Hij kent immers elk paadje. Hij let goed op waar hij loopt en het eerste stuk schiet hij lekker op.
Maar dan ontdekt hij platgetrapt gras en dat is nog niet lang geleden gebeurd. Hij gaat sluipend verder. Hij luistert scherp, maar hoort geen verdachte geluiden. Plotseling vliegt er een fazant met veel lawaai vlak voor zijn voeten weg. Leendert blijft als aan de grond genageld staan. Gelukkig hoort hij verder geen verdachte geluiden.
Naar zijn inschatting kan hij nu niet ver meer bij zijn strikken vandaan zijn. Stel je eens voor dat er een flinke buit in zit. Zijn jagershart begint sneller te kloppen. Hij let goed op of hij aan de rechterkant van het pad een stevige berk ziet staan met een afgebroken tak. Daar moet hij linksaf tussen de bosjes door om bij de strikken te komen. Hij kan de berk niet goed vinden. Is hij te ver gelopen? Hij gaat een stukje terug.
Het is koud vandaag. Hij veegt wat natte druppels van zijn gezicht. Op dat moment glijdt zijn voet uit over wat nat bladwerk. Leendert valt met een klap achterover. Snel krabbelt hij overeind, maar het is te laat. Uit de bosjes springen twee mannen tevoorschijn, die hem bij de kraag pakken. Leendert wil zich losscheuren en vluchten. Hij krijgt geen kans. Bovendien heeft hij een stekende pijn in zijn voeten en hij, Leendert, wordt door de mannen meegenomen naar het politiebureau. Daar merkt de stroper dat ze de strikken niet gevonden hebben. Wel krijgt hij een bekeuring omdat hij zich bij herhaling op verboden terrein bevond.

Het zal in het leven van Leendert niet bij deze ene bekeuring blijven. Regelmatig wordt hij opgepakt, maar vaker is hij de veldwachter en de strandvonder te slim af.
Leendert en Anna krijgen samen dertien kinderen. Leendert is visser, jutter en stroper. Hij kan zijn gezin nauwelijks onderhouden. Hij ziet zich genoodzaakt zo af en toe wat te stelen zoals sinaasappels, spek of bloembollen. Hij verkoopt de bloembollen om zo aan schoolgeld voor zijn kinderen te komen.

Op een dag, als Leendert voor de zoveelste keer betrapt is bij het stropen, haalt hij een sterk huzarenstukje uit. Hij reist met de veldwachter naar Leiden, waar hij voor de rechter moet verschijnen. Leendert gaat gewillig mee. Hij heeft een bruin koffertje bij zich, precies als eerdere keren, toen hij een paar dagen moest zitten. Hij geeft voor de rechter alles openlijk toe en betaalt tot stomme verbazing van de veldwachter direct in contanten zijn boete van maar liefst vijftig gulden. Daarna komt hij meteen op vrije voeten, nadat hij eerst nog een ernstige waarschuwing aangehoord heeft. Leendert groet, in tegenstelling tot eerdere keren, opgewekt de veldwachter en wandelt met zijn koffertje de binnenstad van Leiden binnen. Hij kent hier goed de weg.

Vlakbij de Pieterskerkkoorsteeg gaat hij bij een donker huisje achterom. Even later komen uit het bruine koffertje mollenvellen, bunzingvellen, een aantal hazen en konijnen en een prachtig roodkleurig vosje. Leendert strijkt 150 gulden op en gaat met de koper van zijn handeltje naar ‘Den Uyl van Hooglandt ’ en ze nemen beiden een glas bittere jenever op de gedane handel. Daarna gaat Leendert met de bus naar Noordwijk. Zwijgend legt hij het geld neer op de keukentafel voor Anna. Hij loopt naar de schuur en gaat zijn netten boeten. Anna vraagt niets, ze kent haar vrijbuiter ook zonder woorden. Ze bergt het geld in haar huishoudtrommeltje. Gevoelens van onrust en trots mengen zich in haar binnenste.



Gepost op 17-07-2010 om 20:39 uur
274 keer gelezen

Alle verhalen van deze schrijver (jotr)



Door: Tara
Een leuk verhaal. Ik vind het wel interessant hoe de moraal een beetje ontbreekt. Wel een paar opmerkingen:
in het begin kan het Leendert niet schelen dat het dak gaat lekken, enkele regels later maakt hij zich plotseling toch zorgen. Daarna gaat hij jutten en vindt hij een oud televisiescherm. Sorry, maar ik geloof dat er nog geen televisies bestonden in 1905..
Het verhaal eindigt een beetje abrupt. Eerst een samenvatting, dan nog een anekdote en vervolgens een half open einde.

Maar ik vond het een boeiend verhaal om te lezen.
Gepost op 02-08-2010 Om 09:25
Tara bedankt voor je reactie!
Je bent nogal kritisch gelukkig!
Het was een oud televisiescherm staat er. Geloof me het was een heel oud ding. Aangespoeld uit een ver land, waar natuurlijk al lang televisietoestellen waren en tijden onderweg geweest...
Of laat ik het maar eerlijk toegeven: het klopt gewoon niet. Sorry! Blijf me kritisch volgen,Tara!
Gepost op 11-08-2010 Om 17:25

Dit werk is ingezonden op http://www.blocnoot.nl en blijft te allen tijde eigendom van de feitelijke auteur van het werk (of bloCnoot zolang de auteur niet kan worden teruggevonden). Zonder toestemming van de feitelijke auteur mag dit werk niet gebruikt worden voor andere doeleinden dan lezen. BloCnoot zal nooit toestemming geven indien de auteur niet teruggevonden kan worden. Mocht er sprake zijn van misbruik van de inhoud van het gepubliceerde werk op welke manier ook zullen er (in samenspraak met de auteur) stappen ondernomen worden.