| |||||
De sleutel van het gebed Gevangenispredikant Wim van der Veer spreekt op een gemeenteavond van onze protestantse gemeente over zijn werk als justitiepastor. Het is een aangrijpend verhaal. Ik ben diep onder de indruk van wat hij vertelt. Ik krijg grote bewondering voor hem. Hoe kan iemand ertoe komen zulk werk te gaan doen? In de pauze maak ik een praatje met hem. Ergens heeft hij iets, wat mij jaloers op hem maakt. Is het zijn gedrevenheid? Ik merk dat wat hij zegt uit zijn hart komt. Aan het eind van de avond doet Wim een dringende oproep aan de gemeenteleden om hem bij het werk te helpen. We kunnen hem helpen door voor het werk te bidden en door jezelf op te geven om mee te gaan. Natuurlijk we vinden het als gemeente belangrijk werk en willen er graag achter staan. We willen wel mensen zoeken. Maar ja, om jezelf nu aan te melden. Ik voel me onrustig bij de oproep. Ik wil me wel aanmelden, maar zie er ook als een berg tegen op. In mijn hoofd zit het gelezen bijbelgedeelte van deze avond: Mattheüs 25:43 “Ik was ziek en zat in de gevangenis en jullie bezochten mij niet.” Naast mij zit Frans Roovers. Frans is een rustige kerel, die weinig praat. Hij meldt zich spontaan aan. “Ik wil wel meedoen,” zegt hij, “maar ik weet niet of ik het wel kan.” Waarop Wim antwoordt: “Maar je gaat niet alleen, de Here Jezus gaat met je mee.” Er geven zich ten slotte nog een aantal studenten op. Wel willen ze vooraf nog graag een gesprek met Wim hebben. Dat is geen probleem. Ik blijf met een wat vervelend gevoel zitten. Die nacht kom ik moeilijk in slaap. “Hallo Jaap, je spreekt met André. Wat ik je vragen wil, jij bent toch ook op de gemeenteavond geweest waar Wim van der Vaart sprak? Hij vraagt mensen, die met hem mee willen gaan. Ik heb me die avond opgegeven, zoals je misschien nog wel weet. Maar nu heb ik ook wat, ik kan niet mee doen, want ze hebben bij mij ME geconstateerd en ik zal vaak te moe zijn om mee te kunnen. Ik vind dat heel jammer voor Wim. Mijn vraag aan jou is: wil jij voor mij in de plaats meedoen? Wim rekent namelijk al op me.” Even is het stil. Dan klinkt uit mijn mond: “Dat is goed!” Ik ben zelf nog het meest verbaasd dat ik ja gezegd heb. Die middag vind ik in mijn brievenbus een blaadje met informatie, afkomstig van André. Ik lees: ‘De gevangenen bezoeken’ is eenvoudiger gezegd dan gedaan. Je kunt niet zomaar bij een gevangene op bezoek gaan. Elke gevangenis heeft vaste bezoektijden. Een bezoek moet vooraf worden aangemeld. Want tussen ons en de gevangenen staan grote muren, letterlijk en figuurlijk. Gevangenen zijn opgesloten, omdat ze gestraft worden voor wat ze verkeerd hebben gedaan. Zo worden ze helemaal afgesloten van de buitenwereld en kunnen alleen door een raampje of via de tv een glimp opvangen van wat er buiten gebeurt. De gevangene moet het wel leuk vinden dat hij bezoek krijgt. Vindt hij dat niet, dan gaat het bezoek niet door. De gevangenis kan het bezoek weigeren. De gevangenis kan dat doen als ze denkt, dat het bezoek de veiligheid van een gevangene in gevaar kan brengen. Wim van der Veer heeft ons voor zondagmorgen aangemeld. De contacten lopen via hem. Hij is bekend bij het personeel. Je wordt zondagmorgen om half acht bij de ingang van de gevangenis verwacht. De anderen zullen er ook zijn. Zet hem op! Groetjes André. Het is zondagmorgen, even voor half acht. Aangekomen bij het complex klikt na één keer bellen een groot groen hek open. Bij de portiers worden de paspoorten gecontroleerd. Eén man die zich niet kan legitimeren, wordt niet toegelaten. Het passeren van de metaaldetector levert wat problemen op. Een meisje moet zich niet alleen van sleutels, kettinkje en horloge, maar zelfs van haar schoenen met metalen delen ontdoen voordat ze piepvrij naar binnen kan. Ook de bagage wordt doorgelicht op verboden spullen. Als je iets voor de gevangene wilt meenemen, bijvoorbeeld chocola of een tijdschrift, moet de gevangene dat weten. Hij moet dat namelijk tevoren aanmelden. Cadeautjes en spullen die niet eerst zijn aangemeld, mogen niet naar binnen. Jassen, vesten, petjes, tassen, zonnebrillen, sigaretten, mobieltjes en portemonnees moeten in een kluisje opgeborgen worden. Het controleren van mensen en meegebrachte spullen kost daardoor veel tijd. Een groepje van negen personen loopt met de gevangenbewaker mee. Ik zie links en rechts getraliede ramen. Elke deur moet speciaal met een grote sleutelbos geopend en gesloten worden. Raar gevoel, dat achter mij elke deur op slot gaat. Een heel gewone zondagmorgen in de gevangenis. Of toch niet? We lopen zwijgend mee door donkere gangen. Wij, een groepje studenten, samen met Wim van der Veer, onze leider. We steken een binnenplaats over. Ik ben onder de indruk van de hoge muren met prikkeldraad erop, die het plein omgeven. Een akelig gevoel bekruipt me. Het zweet breekt me uit. Hier zitten niet bepaald de kleine kruimeldieven, die hun straf moeten uitzitten omdat ze iets in een winkel gestolen hebben. Misschien zitten hier wel zware criminelen, die straffen van 18 maanden tot levenslang tegen zich hebben horen eisen. Mijn beeld erbij is die van een groep Marokkanen en Antillianen, die met kale koppen, brede nekken en zwaar getatoeëerd wegens drugshandel zijn opgepakt. Waarom heb ik dat beeld toch eigenlijk vraag ik me af. Ik ben nieuwsgierig naar wat we te zien zullen krijgen. En zal ik met ze moeten praten? Zal ik dat wel durven? Met deze mannen en (misschien ook wel) vrouwen over het evangelie praten? Waarom heb ik ja gezegd tegen André. Ik krijg het hoe langer hoe benauwder en ik voel mijn hart wild bonzen. “Wilt u zich precies houden aan de veiligheidsvoorschriften?” zegt de bewaker. “Hun en uw veiligheid is ermee gemoeid.” Wim zegt: “Nu de drugsregels zijn aangescherpt en er vaker dan voorheen gecontroleerd wordt, wek je zo argwaan op bij een bewaker. Ik heb een keer meegemaakt dat een bezoeker, die voor de eerste keer op bezoek kwam, zo op was van de zenuwen, dat hij door de bewaking geselecteerd werd om even mee te gaan voor extra controle op drugs.” Ik denk dat mij dat ook zomaar zou kunnen overkomen. Ik ben bloednerveus. Na een lange gang en veel afgesloten deuren gaan we de trappen op naar de tweede verdieping. We komen bij een ruimte die voor vieringen gebruikt wordt. Daar ontmoeten we plotseling de eerste gevangenen. Aan de linkerkant is de gang afgesloten met een hek, achter het hek staat een aantal gevangenen met hun armen tussen de tralies doorgestoken, steunend en ons observerend. We groeten ze vriendelijk en haasten ons naar de erbij gelegen kapelruimte. We zijn op de plaats gekomen van ons ongewone uitstapje op deze zondagmorgen. Een uitstapje dat ik mogelijk nog vaak op zondagmorgen zal maken. We delen blaadjes met de liturgie erop uit aan de gedetineerden. We stellen onze instrumenten op. Stemmen de instrumenten een laatste maal en zetten de muziekstandaards neer. Langzamerhand vult de ruimte zich met belangstellenden. De gevangenen nemen plaats, evenals hun bewakers. De dienst zelf verloopt heel gewoon en rustig. Ik ben verbaasd over het aantal gevangenen dat gekomen is. En het meest verwonderlijk vind ik nog, dat ze er niet angstaanjagend uitzien. Mijn beeld, hoe kwam ik daar toch bij? Het zijn heel gewone mensen met normale gezichten en soms vriendelijk lachende ogen. Wat zullen ze op hun geweten hebben? Een moord? Een verkrachting of roofoverval? Een gedetineerde neemt plaats achter het keyboard om te begeleiden bij het zingen. Tot mijn verbazing zie ik sommige gevangenen enthousiast meezingen. Kan dat echt? Kun je in de gevangenis zitten en meezingen? Is dat niet een enorme tegenstelling? Even later houdt Wim, onze leider, een meditatie. Hij heeft deze morgen gekozen als tekst Handelingen 16: 25 waar staat: “Om middernacht waren Paulus en Silas aan het bidden en zongen ze lofliederen voor God. De andere gevangenen luisterden aandachtig naar hen.” Rustig kijkt Wim rond als hij het evangelie verkondigt. “Zingen jullie ’s nachts wel eens? Of zoeken jullie Jezus midden in de nacht als je niet slapen kunt?” op een heel directe manier spreekt hij zijn gehoor aan. Doordat hij regelmatig komt in de gevangenis voelt hij een sterke band aan deze mensen. “Jullie situatie is niet hopeloos.” Hij wil ze bemoedigen en leren over hun moeilijk leven te gaan praten met Jezus. Ik ben snel afgeleid tijdens de meditatie. Ik ben een gevangene van mijn eigen gedachten. Er gaat zoveel door mij heen. Opeens is de meditatie afgelopen en is Wim uitgesproken. Een gevangene begint te applaudisseren. Direct vallen anderen bij. Een applaus na een meditatie? Doe je dat wel? Dat ben ik zeker niet gewend. Het is toch geweldig: gevangenen die blij zijn dat ze het Woord mogen horen? Ongelofelijk. Na afloop drinken we nog koffie met een aantal van de gedetineerden. We mogen niet vragen wat ze gedaan hebben en waarom ze in de gevangenis zitten. Wel mogen we praten over hun thuis. Over soms heel onnozele dingen. Een gevangene vertelt mij dat hij zijn Schotse collie zo ontzettend mist. De verhalen, die de gedetineerden vertellen zijn vaak zo intriest. Frits mist zijn jongste kind, dat morgen 1 jaar wordt. Hij weet niet of hij het ooit weer zal zien. Het wordt koffie met soms tranen. Maar ik ben blij dat ik er voor hen kon zijn. Ik heb niet veel gezegd, ik heb vooral geluisterd en hen laten praten en dat was al heel veel. Ik krijg steeds meer een beeld van hun leven in de gevangenis. De beklemmende sfeer, de eentonige regelmaat, het traag tikken van de tijd. Met drie in één cel van amper twee op drie meter. Dag in, dag uit, vaak jarenlang. De sleur, de verveling, het wachten, de pijn. Wat kan dan zo’n viering een welkome onderbreking zijn. Als we als groepje buiten zijn, praten we nog een poos na. Iedereen heeft zo zijn eigen gedachten. “Het zou raar zijn als je straks afgestudeerd bent en je hebt nog nooit een gevangenis van binnen gezien of een gevangene gesproken,” vindt vijfdejaars Marga de Jong. “Het is goed om te weten wat er speelt.” Joanne heeft nog een andere reden. Ze wil strafrechtadvocaat worden en wil uitvinden of ze niet zoals sommigen, moeite heeft om met criminelen om te gaan. “Ik vind 'crimineel' een vervelend woord, zo zie ik ze niet. Ik vind het belangrijk dat mensen zien, dat gevangenen ook slim en aardig kunnen zijn en dat ze vooral door omstandigheden en hun opvoeding zo terecht zijn gekomen. Ik heb bijvoorbeeld van een gevangene uit een woonwagenkamp gehoord, dat hij op z'n negende al met een pistool liep te zwaaien.” En ik? Ik weet heel zeker, dat ik de volgende keer er weer bij wil ben. Ik wil met ze zingen, praten en bidden. Ik wil met de sleutel van het gebed hun harten proberen te openen voor een andere, betere wereld. Levenslang wil ik er voor ze zijn! |
|||||
|