| |||||
Wat een schrik en een zelfverwijt. In onze vakantie was ik, na een geldopname mijn portemonnee kwijt. Onmiddellijk ben ik, al spiedend naar de grond, teruggelopen naar de plaats waar ik hem het laatst gebruikt had. Maar nergens natuurlijk tussen al die mensen. Aangekomen bij de geldautomaat waar ik geld gehaald had, kwam er iemand op me af. Hij gaf me het belangrijke ding weer terug. Hij had hem gevonden op straat. Hij herkende me van de foto op het rijbewijs dat er in zat. Hij had op een bankje gewoon zitten afwachten tot ik terug zou komen om hem ook daar te zoeken. En dat allemaal in die drukke winkelstraat. Die eerlijke vinder doet me denken aan Jezus Christus. “Want de Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te zoeken en te redden” (Lucas 19:10). Hij wil ons thuis brengen. Naar de plaats waar we in principe horen. Net als mijn portemonnee. Die hoort nergens anders. Die hoort niet bij iemand anders. Onze plaats is ook niet ergens anders maar bij God de Vader. We zijn daarvoor gemaakt. We zijn er geknipt voor. Alléén de vraag is of we gevonden willen worden. Je mag het zelf weten. |
|||||
|