| |||||
Inleiding Romana rent hardt haar huis uit. Waarom, waarom denkt ze, waarom ik, waarom bij mij, moest het nou mij precies over komen, dat mijn ouder omkomen bij een auto ongeluk. Terwijl ze hard wegrent, ze weet niet eens waar heen, als ze even later stopt me rennen ziet ze dat ze bij het bos is aangekomen. Een half uur later gat ze haar huis weer binnen er loopt bijna haar tante omver, en ze wil weer wegrennen. “Kom eens binnen meisje ik moet je iets vertellen”. “Ja ik weet het al”snikt Romana, “een of andere gek heeft mijn ouders dood gereden”. “Ja mijn meisje dat weet ik maar ik moet je nog iets vertellen”zucht haar tante, “er is niemand van de familie die je in huis wilt nemen dus…” “ik moet dus maar een pleeggezin!”Schreeuwt Romana.”Waarom wil niemand mij in huis nemen ik dacht dat ze zoveel van mij hielden!” “Rustig, rustig”sust haar tante. “We houden juist heel veel van je maar niemand heeft plaats voor je.” “Nou wat dom geen plaats of geen zin,”zegt ze kwaad. “Maar ja een pleeggezin is altijd nog beter dan een weeshuis.” “Daar heb je gelijk in, ik had dan ook geluk door het meteen te regelen dat er plek was want als ik wat later was geweest had ik pech gehad aangezien ik net hoor dat er net iemand na mij was en er dar geen plek meer voor was.” Wordt er opgelucht gezegd door haar tante. “Ik ga dan morgen of zo maar beginnen met inpakken ik heb toch zeeën van tijd.” “Mooi zo, ik blijf trouwens bij jou tot je weg bent dat is wel goed hè.” |
|||||
|