| |||||
Hoofdstuk 1 Demi slaat haar armen om haar benen heen en gluurt onder de heg door. Ze ziet twee meisjes. De ene heeft teenslippers aan en de andere sandalen. ‘Ja…’ hoort ze zeggen, ‘er was ook een meisje bij.’ ‘O.’ zegt ze ander. ‘Geen jongen?’ ‘Jawel, maar hij droeg zwarte kleren, zo’n engerd weetje wel. Zijn kamer hangt vast vol met doodskoppen.’ Demi kijkt ongerust. Waarom lopen ze niet door? Ze zoekt met haar hand over de grond naar een supergoed kriebeltakje. Heel voorzichtig buigt ze opzij en raakt de grote teen van het slippermeisje aan. ‘Help!’ gilt die hard en ze trekt haar voet omhoog. ‘Sta ik in een mierennest?’ Demi rolt bijna om van het lachen. ‘Stel je niet aan.’ zegt het sandalenmeisje ‘Er zitten hier geen mieren en trouwens, ik was nog niet klaar met vertellen.’ Demi loert onder de heg door. Ze houdt het stokje klaar voor een nieuwe aanval maar dan schrikt ze. ‘Die vader…’ zegt een van de twee, ‘… is een dikzak. Zijn broek zakte bijna van zijn billen en een buik dat-ie had.’ Het andere meisje lacht. ‘Zeker zo’n bierbuik, die over z’n riem blubbert.’ ‘Zoiets!’ Demi gaat met haar knieën in het zand zitten en loert door de takken heen. Ze ziet hoe het ene meisje paps na doet. Ze pakt het stokje en prikt heel hard in de witte voet. ‘Help, er zit hier echt iets in de heg…au, au!’ ‘Doe niet zo stom.’ zegt het andere meisje. ‘Maar ik bloed hoor!’ Demi springt overeind. Ze steekt haar tong uit: ‘Eigen schuld – dikke bult.’ zegt ze. Ze kijkt de meisjes boos aan over de heg. ‘Woeps, sorry hoor.’ zegt het teenslippermeisje. Demi loopt naar de kleine boomgaard achter de boerderij. Ze ploft neer onder een appelboompje vol roze bloesem. Als de wind er doorheen blaast lijkt het of het sneeuwt. Ze trekt een pluk gras uit de grond. Verhuizen is stom! Gisteren woonde ze nog in haar eigen flat. Tranen springen in haar ogen. Ze mist Vanessa, ze mist buuf Saar, ze mist het lawaai van de auto’s. Ze mist alles. Chagrijnig luistert ze naar het getimmer in de schuur naast de boerderij. Daar komt paps’ kantoor. ‘Geen files meer.’ zei hij gisteren onder het eten. ‘Lekker thuis werken.’ ‘Pok.’ Ze kijkt verschrikt op. Een tennisballetje ploft naast haar in het gras en stuitert weg. Gauw krabbelt ze overeind en kijkt om zich heen. ‘O nee.’ zucht ze, als ze haar broer aan ziet komen. ‘Pak de bal!’ roept hij. Ze schudt haar hoofd. ‘Nee.’zegt ze. ‘Kom op Deem, wat is er?’ Hij staat wijdbeens voor haar en steekt zijn handen in de zakken van zijn broek. ‘Niks.’ zegt ze kort. ‘We gaan straks behang uit zoeken met pa.’ ‘Lekker voor je.’ Demi laat hem staan en loopt met grote stappen door het hoge gras. Het voelt koud aan tegen haar blote benen. ‘Kom je zo?’ roept Danny haar na. De boomgaard is groot en ligt achter de boerderij. Demi is nog nooit zo ver geweest. Gisteravond was het al een beetje donker toen ze aankwamen. Verbaasd staat Demi stil. Sjonge jonge, wat is dat nou? Achterin staat iets. Het is heel groot. Het is groen met wit en langwerpig. Waarom heeft niemand dit verteld? Toen ze gingen kijken, hebben ze overal rondgeneusd…behalve hier. Oké, verassing dus. Ze leest de vrolijke letters op de woonwagen: Demi’s Vlinderhuis. Er is een heel grote vlinder op het hout vastgemaakt. Zijn geel met oranje glittervleugels schitteren in het zonlicht. Nieuwsgierig loopt ze het trapje op en doet de deur open. ‘Wauw…’ zegt ze verrast. ‘Wie heeft dit zo mooi gemaakt?’ Het ruikt naar verf. Overal hangen vlinders, in allerlei soorten en maten. Op de tafel staat een vaasje waar een zonnebloem in staat. Demi voelt aan de gele blaadjes. Vet nep! Ineens ontdekt ze het briefje aan de steel: Lieve vlindervriendin, Ik wist wel dat je verhuizen niet zo leuk vind, daarom deze verassing. Een eigen plekje voor jou. Om je huiswerk te maken, te dromen of chips te eten met je nieuwe vriendinnen. Zoentjes van paps. XXX. Hoofdstuk 2 ‘Is behangen moeilijk?’ vraagt Demi in de winkel. Pap schudt zijn hoofd en duwt het karretje met een reuze vaart vooruit. ‘Het is leuk werk en jij mag meehelpen vanavond. Dan ga ik een beginnetje maken.’ Ze vinden de goede afdeling gevonden en pa trekt een paar rollen tevoorschijn. ‘Danny, is dit iets voor jou?’ ‘Doe mij maar gewoon wit,’ zegt hij, ‘dat past mooi bij de zwarte vloerbedekking.’ Demi loopt in haar eentje een eindje door. Ze kijkt omhoog naar de enorme stelling tegen de wand. Ze wist niet dat er zoveel behang op de wereld was. Iedereen wil natuurlijk iets aparts op de muur. Stel dat zij wit zou kiezen net als Danny. Ze rilt, bah nee, wit is een ziekenhuiskleur! Voorzichtig trekt ze een lichtgroene rol tevoorschijn. Als ze daar nou eens… ‘Goed zo Demi!’ zegt pa vanuit de verte. ‘De stroken liggen daar.’ Hij wijst. Demi huppelt erheen. In de flat had ze bloemen op de muur maar het zou gaaf zijn als ze nu vlinders vond. Er is echt van alles. Sjonge, daar laat ze er een paar op de grond vallen. Met een rood hoofd rent ze heen en weer om ze op te rapen. Danny geeft haar een stomp. ‘Haha…echt iets voor jou.’ Gauw wijst ze naar haar voorhoofd. ‘Wacht eens Deem,’roept hij, ‘ deze!’ Hij steekt een klein rolletje omhoog. Ze slaat haar armen om zijn middel. ‘Vlinders.’ roept ze Met z’n drieën rommelen ze verder in de onderste bak. ‘Wat een geluk!’ zegt pa, ‘zonder Danny had je het vast niet gevonden.’ Demi denkt aan haar kamer. Ze ziet een lichtgroene wand voor zich. Zo groen als de jonge blaadjes aan een boom. Ze denkt ook aan haar doos met geheime spullen. Ineens krijgt ze zin om haar kamer heel mooi te maken. Als Vanessa dan komt logeren weet ze niet waar ze kijken moet. Ze pakt pa’s hand beet. ‘Doe je mijn kamer het eerst?’ vraagt ze zo lief mogelijk Pa begint te lachen en rijdt de kar naar de kassa. ‘Tegen jou kan ik niet op,’ zegt hij. Op de terugweg trakteert Danny op een magnum. Ze eten hem buiten, bij de patatzaak, op. ‘Je bent de leukste broer die ik heb.’ zegt Demi blij. Daar moeten pa en Danny hard om lachen. ‘Je hebt er ook maar één!’. Ze haalt haar schouders op en kijkt dromerig om zich heen. Het eetcafé ligt net buiten het dorp, aan een brede weg. Af en toe rijdt er een auto langs. In het gras aan de overkant lopen koeien. ‘Saai hier.’zegt Danny met volle mond. Maar Demi gaat opeens rechtop zitten. Ze voelt zich heet en dan weer koud worden. Daar komt het teenslippermeisje aan! Jammer dat hier geen takjes zijn om mee te prikken. Ze kijkt om zich heen, de grond ligt bezaait met grind. Ze bukt zich en pakt een paar steentjes in haar hand. ‘Als ze iets stoms zegt dan gooi ik!’ mompelt ze. Maar het meisje buigt zich heel diep over het stuur. Ze fietst hen snel voorbij. Pa trekt zijn wenkbrauwen omhoog. ‘Misschien zit zij wel in je nieuwe de klas.’ Demi smijt de steentjes weg. ‘Stom kind.’zegt ze boos. ‘Boerenmeid.’ Pa trekt haar tegen zijn brede borst. ‘Rustig maar kleintje, het komt allemaal goed.’ Danny staat op en gooit zijn ijsstokje weg. ‘Je moet gewoon nog even wennen.’ zegt hij. Demi zucht diep. Niemand heeft zo’n lieve vader als zij. Jammer dat-ie zo dik is. Gek, ze heeft daar nooit over nagedacht. Stiekem bekijkt ze zijn buik. Zijn buik hangt echt over zijn broekriem heen. ‘Je kan beter komkommer eten.’ zegt ze opeens. ‘Veel gezonder.’ Pa trekt aan haar paardenstaart . ‘Volgende keer krijg jij een komkommer.’ belooft hij. Ze geeft hem gauw een stomp en rent naar de auto. Behangen is een vies werkje. Als ze pa een half uurtje geholpen heeft loopt Demi naar beneden. Ma is in de keuken bezig. Ze ruimt de keukenkast in. ‘Wordt je kamer mooi, Demi?’ vraagt ze terwijl ze de rode kommetjes met witte stippen op de plank zet. ‘Jawel,’ zegt Demi, ‘maar...ik zou zo terug willen. Terug naar Vanessa en terug naar buuf Saar.’ Ma zucht heel diep. ‘Ik mis buuf Saar ook.’ zegt ze. Als het hier klaar is komt ze logeren, Demi. Is dat niet geweldig? Dan ziet ze ook eens iets anders dan de vier muren van haar flat. Demi lacht al weer. ‘Een flat heeft veel meer muren dan vier. Zou ze het wel leuk vinden hier?’ ‘Tuurlijk, we gaan haar dan lekker verwennen. Ga je nou nog even naar buiten Deem, dan krijg ik deze kast klaar voordat we koffie drinken.’ Langzaam loopt Demi naar de boomgaard. De wind waait door het hoge gras. Ze hoort een duif. Ook het getjilp van mussen. Ze kijkt goed om zich heen. Aan de andere kant van de heg is niemand meer te zien. Waar wonen Teenslipper en Sandaal? In die boerderij misschien? Ze tuurt erheen, met haar hand boven haar ogen. Ineens schiet er een vogel voor haar voeten weg. Verschrikt geeft ze een gil. Ze holt naar de houten caravan en gaat op het kleine trapje zitten. Verhuizen is leuk en niet leuk, bedenkt ze. Ze krijgt bijvoorbeeld echt pijn in haar buik als ze aan de nieuwe school denkt. Morgen brengt pa haar erheen. Ze zucht diep. Stel dat ze haar gaan pesten om pa’s dikke buik, net als die meiden vanmorgen. Hij moet eigenlijk elke dag 100 keer op en neer springen of hardlopen of… Daar gaat je buik van weg. Vlug klimt ze haar Vlinderhuis in. Daar ziet ze de oude bank staan, uit de flat. Ze gaat erop zitten en snuift met haar neus in de bruine stof. Ha, dat ruikt er helemaal naar. Toch nog iets van thuis! Ze gaapt en rekt zich uit. O, wat is ze vreselijk moe. Door de open deur hoort ze een vliegtuig in de lucht. Langzaam dooft het geluid uit. Een vogel landt op de drempel. Ze ziet hem staan met zijn kopje scheef. Zo van: kan ik hier mijn nestje bouwen? Het is mooi hier, vindt Demi. Struiken. Bloemen. Allemaal vlinders… Haar ogen vallen dicht. Hoofdstuk 3. ‘Help ik wil eruit, ik wil eruit.’ Wild slaat Demi tegen de wand. ‘Wie mij in deze cocon gestopt?’ Ze kijkt en plukt aan haar lijf. O, o…ze is echt verandert in een vlinderpop. ‘Help!’ roept ze nog een keer en met alle kracht die in haar is begint ze te duwen tegen de donkere wand van haar cocon. Ja, er komt een gat! Ze steekt eerst haar ene voelspriet er door, dan haar andere. Haar vleugels voelen nat en zwaar aan. Al ze naar achteren kijkt ziet ze er een beetje verkreukeld maar wel prachtig blauw uit. Een prachtige vlinder is ze geworden. Zo eentje uit Brazilië. Slaperig doet Demi haar ogen open. Ze rekt zich uit en lacht opeens. Zij een vlinder? Ja, ja…dat krijg je ervan al je gek op vlinders bent. Verbaasd kijkt ze om zich heen en gaat vlug overeind zitten. Waarom ligt ze op deze bank in het Vlinderhuis? Is ze hier in slaap gevallen, te gek zeg. Ze kijk door het raampje naar buiten. De zon schijnt al op de blaadjes van de kleine bomen. Het is mooi weer. Vandaag…vandaag… Wat was er ook al weer vandaag. Ze fronst haar wenkbrauwen. O ja, ze moet ze naar de nieuwe school! Ze rilt ervan. Niks aan, die school. Boos steekt ze haar tong uit. Kijk, daar komt ma aan. Ze heeft een roze duster aan en in haar handen draagt ze een dienblad. ‘Wakker worden, Demi van het Vlinderhuis.’ roept ze terwijl ze met haar ene hand voor het raampje zwaait. Samen gaan ze op het trapje zitten. Demi roert langzaam met haar lepel door haar kommetje yoghurt en zucht. ‘Wat voor kleren doe je aan vandaag?’ vraagt ma. Daar heeft ze nog niet over na gedacht. Snel begint ze haar muesli op te eten. Daarna maakt ze een handstand in het gras. ‘Waar zijn mijn kleren?’ vraagt ze. ‘In de smalle kast in je kamer. Toen jij sliep heb ik alles erin gelegd.’ Demi veegt haar handen af. ‘Bleh…wat is de grond nat!’ ‘Dat doet de dauw…’ lacht ma. ‘Zal ik straks je haar vlechten?’ Demi knikt. ‘Met gekleurde kraaltjes.’ Ze rent ze naar de boerderij. Binnen stuift ze de trap op. Maar op de drempel van haar kamer blijft ze stokstijf staan. Het is klaar! O, wat ziet het er mooi uit. De muren lijken wel een lichtgroen weiland en de vlinders dwarrelen zo leuk op die strook. Roze zijn ze en geel en rood en paars. Ze loopt naar het midden van de kamer en draait heel langzaam een rondje. Pa steekt zijn hoofd om de hoek van de deur. ‘Is het naar je zin?’ Ze knuffelt hem snel. ‘Dank je wel, ouwe beer.’ ‘Graag gedaan, kleine vlinder.’ Ze trekt de kastdeur open en kiest haar kleren uit. De knalroze legging en het spijkerrokje. Sjonge, een shirt kiezen is moeilijker. Ze heeft er ook zoveel. Even aarzelt ze. Dan weet ze het. Die met de letters en glitters. Als ma dan haar vlechten leuk doet, ziet ze er prima uit voor school. Toch? ‘Ik breng je straks…’ roept pa vanuit de badkamer. Demi schudt haar hoofd. ‘Dat hoeft niet.’ roept ze terug. Ze kleedt zich aan in haar nieuwe kamer en roetsjt de trap weer af. Ma bakt een eitje in de keuken, met spek. Pa’s bord staat klaar op de tafel. Die tafel is echt groot. De kranten kunnen gewoon blijven liggen, zei pa gisteren, en toch is er plek om de borden neer te zetten. ‘Ik ga alleen.’ zegt Demi heel beslist. ‘Als je bijna negen bent hoeft niemand je te brengen.’ Ma haalt haar schouders op. ‘Dat is toch niet leuk?’ zegt ze. ‘Ik kan het best zelf.’ Terwijl pa zijn broodje met gebakken ei opeet maakt ma wel twintig vlechtjes in haar lange haar. Ze knipt de gekleurde kraaltjes erin. ‘Dat staat echt vrolijk.’ Demi knikt. Ze gaat voor de spiegel staan. Hij is nog niet is opgehangen maar tegen de zijkant van de koelkast leunt. Ze ziet haar voeten, haar benen en een stukje van haar buik. Lenig zakt ze op haar hurken. Dan knikt ze langzaam. Vanessa zou het mooi vinden. Buuf Saar ook. Als ze weer rechtovereind staat gaat net pa’s mobiel. Hij leunt achterover en trekt hem uit zijn broekzak. ‘Ja.’ zegt hij. ‘ Daar spreekt u mee.’ Hij maakt een wijd gebaar met zijn arm en begint snel te praten. Wel vijf minuten achter elkaar. ‘Ik ga nu.’ zegt Demi beslist. Ze geeft ma een zoen op haar wang. ‘Ik ben al bijna negen en ik weet de weg.’ Ma tilt haar kin omhoog. ‘Ik breng je met de auto.’ Demi stampt met haar voet op de houten vloer. ‘Dat wil ik niet, iedereen gaat hier met de fiets.’ Vlug draait ze zich om en rent naar buiten. ‘Ik ben een vlinder.’ roept ze nog snel over haar schouder. ‘Ik wil vrij zijn.’ Ma zwaait haar na op de drempel met een theedoek in haar hand. En als ze net de dam af is ziet ze pa aan komen hollen. Te laat, hij is echt veel te laat. Ze rinkelt met haar bel en zwaait nog een keer. Hard fietst ze over de lange weg naar het dorp. Ze moet een paar keer diep zuchten. Eigenlijk is het best zielig dat ze nu helemaal alleen moet. Het komt door Teenslipper en Sandaal. Als die maar niet in groep zes zitten. Dat zou super balen zijn. Ze springt van de fiets en loopt het plein op. Wat is het stil en leeg, geen kind te zien. Jammer nou! Heeft ze daar zo hard voor gefietst! Ze hijgt een poosje uit en loopt dan naar de overkapping, waar ze fietsen ziet staan. Haar hart klopt heel snel en haar benen bibberen een beetje. Als pap erbij was zou alles anders zijn. Of toch niet? Hoofdstuk 4 ‘En dit…’ meester van Beek duwt haar de klas in, ‘is jullie nieuwe klasgenoot. Ze is een beetje te laat maar ze heeft onze school gelukkig toch gevonden. Alsjeblieft juffrouw, geef haar een mooi plekje.’ Demi tilt haar hoofd omhoog en kijkt snel naar de gezichten. Geen Sandaal, geen Teenslipper! Wat een geluk. ‘Hoi.’ zegt ze met trillende stem. ‘Ik ben Demi!’ ‘En ik Anne. En ik Peter. En ik Romana. Ik ben…’ Ze roepen allemaal door elkaar heen. Wat een gekakel. Het lijkt wel een kippenhok. Demi lacht erom. De juf komt achter haar bureautje vandaan en legt haar hand op Demi’s schouder. ‘Stil allemaal, sst nou!’ Ze legt de vinger op haar lippen en kijkt de klas rond terwijl ze haar wenkbrauwen fronst. ‘Niet allemaal door elkaar roepen, straks denkt onze nieuwe klasgenote dat we het hier elke dag een rommeltje is. Demi, je bent heel erg welkom in groep 6 b. Dit is de leukste klas van de hele school en wij willen allemaal dat je het gauw naar je zin hebt. Een applausje voor Demi!’ Demi is opgelucht. Wat een leuke juf. Ze doet vrolijk en zo ziet ze er ook uit met haar rode broekrok. Ze ruikt nog lekker ook. Zelfde luchtje als mams. ‘Ga daar maar zitten Demi, naast Milou. En pas op, Milou is een kletskous hoor! We proberen het een weekje. Net als ze door het paadje tussen de tafels naar achteren loopt gebeurt er iets. O nee… ze struikelt ze over een tas. Boink! Met een harde klap valt ze plat op haar bibs. ‘Auw!’ roept ze geschrokken. Tranen springen in haar ogen. Nu zal iedereen haar uitlachen. Wat stom, echt iets voor haar om op de eerste dag op school te struikelen! Het is het muisstil in de klas. Dan hoort ze voetstappen naast zich. Ze ziet twee blitse sportschoenen en een uitgestoken hand. Langzaam kijkt ze verder omhoog. De blauwste ogen, die ze ooit gezien heeft. ‘Ha Demi. ’zegt hij. ‘Ik ben Frank en ik help vandaag alle gevallen meisjes.’ ‘O!’ roept Milou door de klas. ‘Dan zorg ik ervoor dat ik ook val.’ Hij schudt zijn hoofd en trekt haar omhoog. ‘Ik help alleen meisjes die echt vallen.’ zegt hij rustig. Met een rood hoofd loopt Demi naar haar plekje. ‘Pfff…’ puft ze. ‘Balen zeg.’ ‘Balen?’ Milou pakt Demi bij haar mouw . ‘Geluk hebben, bedoel je. Frank is de aller-leukste jongen van heel groep 6b. Een kanjer!’ ‘O!’ ‘En jij bent door hem opgeraapt. Dat is: geluk-hebben man!’ Demi kijkt vanuit haar ooghoeken naar Frank. Hij heeft een leuke kuif, en net zag ze zijn ogen. Zo blauw als een Braziliaanse vlinder. ‘Ben je op hem?’ vraagt ze achter haar hand. Milou knikt. ‘Tegen niemand zeggen hoor.’ fluistert ze. ‘Ik wil niet….’ Juf klapt in haar handen en kijkt hen streng aan. ‘Stop met kletsen. We zijn bezig met spelling, Demi, lees maar even met je buurvrouw mee.’ In de pauze is het een vrolijke drukte. Iedereen wil iets tegen haar zeggen of iets aan haar vragen. Demi wordt er een beetje zenuwachtig van. ‘Waar woon je, waar woonde je vroeger, waarom kom je hier wonen?’ Demi haalt haar schouders op en draait aan een pluk haar. ‘Gewoon!’ zegt ze. ‘Mijn vader wilde thuis werken, niet steeds in de file staan. En daarom zochten mijn vader en moeder iets op het plattenland. Een boerderijtje ofzo. Ze sleepten ons overal heen. Mijn broer en ik hebben wel tien boerderijen bekeken. Niks aan. En toen kwamen we hier.’ Demi kijkt het kringetje rond. ‘O, je hebt een broer, zit-ie ook hier op school en is hij leuk?’ roept iemand. ‘Hij heet Danny, hij is niet leuk en hij zit niet hier op school.’ zegt Demi. ‘Niet leuk?’ vraagt Milou, die het dichtst bij haar staat. ‘Geintje! Demi lacht ondeugend. ‘We pesten elkaar altijd. Hij houdt mij voor de gek en ik hem. En nou mag ik wat aan jullievragen! Is groep 6b echt de leukste groep van de hele school?!’ ‘Zeker weten!’ zegt een meisje dat naar voren stapt. ‘Ik werd op mijn vorige school gepest. Toen kwam ik hier. Ik was eerst heel erg bang maar dat was echt niet nodig.’ ‘Maar…’ zegt Milou geheimzinnig, ‘Groep 6a is heel anders. Daar zitten stomme meiden in, dat wil je niet weten! Zie je dat groepje daar?’ Demi gaat op haar tenen staan om over een paar kinderen heen te kijken. Dan ziet ze hen: Teenslipper, Sandaal en nog een paar meisjes. Ze krijgt het er heet van. ‘Daar moet je voor oppassen.’ waarschuwt Milou. ‘Ze verzinnen verhalen die niet waar zijn, het zijn roddelkonten.’ ‘Roddelkont, helpie…’zegt Demi bibberig. ‘Ik wordt er bang van.’ Ze lacht erbij en de anderen lachen ook. Maar later, in de klas denkt ze er heel diep over na. Stel je voor dat Teenslippper iets over pap’s buik tegen Milou vertelt… of, stel je voor dat Teenslipper gaat roddelen! Er moet iets gedaan worden. Die buik van pap moet eraf. Maar hoe? |
|||||
|