| |||||
Rennen, rennen! Sneller! Hijgend, duikend en springend om takken te ontwijken. Ja, daar zag ze al, herkenbaar aan het rode lint. De eerste hindernis: een smalle boomstam die leunde tegen de lage takken van een enorme eik. Rode lintjes waren verspreid tussen de takken. Ze rende de boomstam op. Ze genoot ervan. Ze vond het heerlijk om van tak naar tak te klauteren. Ze voelde zich als een tashka*, lenig overal tussen door klauterend. Tot ze naar de volgende boom moest. De takken raakten elkaar net, maar aan het eind waren ze zo dun dat ze zeker zouden knappen. Springend zou het nooit lukken, maar dit was de kleinste afstand tussen deze boom en de volgende. Via de grond was geen optie. Ze ging zitten op de tak en keek rond. Blijkbaar had ze geen andere keuze dan springen. Toch leek haar dat geen goed idee. Plotseling keek ze verschrikt om, ze had takken horen kraken. Ja, Simetra hees zich algauw naast haar op de tak. Met één blik overzag ze de situatie. Nu zaten ze samen op de tak, zich afvragend hoe ze naar de overkant kwamen. "Gewoon naar beneden dan maar?" "Dat kan toch niet." Ze schudde haar hoofd. "Er hingen niet voor niets lintjes." "Hoe dan? Ik ga naar beneden, hoor, ik blijf hier niet eeuwig wachten." Simetra klom van de tak naar beneden. Even later verscheen ze aan de overkant. "Kom je ook nog?" Ze schudde haar hoofd. Ze zou zich aan de route houden. Simetra klom verder, het rode stof achterna. Langzaam schoof ze naar voren, tot het punt waarbij ze dacht dat de tak zachtjes zou meeveren. Dat deed de tak niet. Ze schoof verder, maar de tak gaf niet mee. Uiteindelijk had ze nog maar twee vingers hout onder zich, maar ze viel niet. Ze pakte een tak vast die vlakbij hing. Die gaf ook niet mee. Langzaam stond ze op. Nu stond ze op de tak, balancerend en steunend op de andere tak. Langzaam bewoog ze naar voren. Stap voor stap, op een tak die niet meegaf, lopend naar de overkant. |
|||||
|