| |||||
Al bijna een kwartier lang zat Gabriëlle onafgebroken naar haar slapende telefoontje te staren. Hoopte ze dat het apparaatje nogmaals spontaan zou ontwaken? Jammerende sirenes drongen vanuit de achtergrond door tot in haar kamer. Hamer, aambeeld en stijgbeugel trommelden de geluiden feilloos door aan de moeder der harpen in het slakkenhuis — maar veel verder dan dat kwamen de signalen niet. Meer prikkels ondervonden enige frustratie bij hun pogingen om tot Gabriëlle door te dringen. Ergens diep in haar bewustzijn was de bijna directe opdracht van haar vader — om Tim te bellen — gestrand in de totale verkeerschaos die daar ontstaan was als gevolg van Elizes haatdragende beschuldiging. Geloofde Elize werkelijk dat zij Rosa het ziekenhuis in getrapt had? Die gedachte was als een geagiteerde wesp, vergeefs zoekend naar een vluchtopening in het gesloten raam. Hoewel Gabriëlle het ondraaglijk vond om met hem in dezelfde ruimte opgesloten te zitten, kon ze zichzelf er niet toe zetten hem aan haar aandacht te laten ontsnappen… De telefoon ging. Gabriëlle schrok wakker uit haar benauwde vicieuze cirkeltje, flipte haar mobiel open en bracht hem gehaast aan haar oor. „Met Gabriëlle?” De telefoon ging. Het kostte haar twee tellen om te realiseren dat het de vaste lijn was, die om aandacht riep. Met een paar bewegingen was ze bij het draadloze toestel en herhaalde ze haar openingsgroet. „Hoi Gabriëlle, met Rosa,” was het directe antwoord. Gabriëlle verslikte zich bijna in haar eigen speeksel en kleurde vuurrood. „O! …Euh… Hoi!” wist ze met moeite uit te brengen. „Hoe gaat het met jou?” vroeg Rosa vriendelijk. „…Dat kan ik beter aan jou vragen,” vond Gabriëlle, die een afwachtende houding probeerde aan te nemen — vooral omdat ze zich absoluut geen houding wist te geven. Ze ijsbeerde onrustig door haar kamer. „Met mij gaat het wel,” berichtte Rosa. „Niet veel verandering sinds vanmorgen. ’k Heb vanmiddag eventjes geslapen.” „Oké,” knikte Gabriëlle ongezien. „Maar, hoe gaat het met jou?” herhaalde Rosa haar vraag. „’t Gaat wel,” zei Gabriëlle ontwijkend, in de hoop dat Rosa dit keer eens niet dóór zou vragen. Ze wist niet hoe ze ooit aan Rosa moest uitleggen hoe ze zich ècht voelde — en daarbij, dat zou onherroepelijk leiden tot een verslag van wat er op school gebeurd was… „Amber belde me daarstraks op,” kondigde Rosa aan. Die mededeling deed Gabriëlle bevriezen waar ze stond. Rosa ging verder: „Ze heeft me verteld wat er gebeurd is nadat jullie terug waren op school.” Gabriëlle liet haar schouders hangen. Natuurlijk, dacht ze. „Aha,” zei ze. „Heb jij het gedaan, Gabriëlle?” klonk de onverwachte vraag van Rosa. Gabriëlle hapte naar adem en voelde zich in een verdedigende houding terugtrekken, maar besefte toen dat Rosa’s vraag elk spoor van beschuldiging miste. Ze fronste. De vraag had geklonken als een onschuldig, open verzoek om informatie. Ze deed een bewuste poging om uit die verdedigende houding te komen voor ze antwoordde. „Nee,” zei ze. Haar stem klonk droevig. „Ik geloof je,” zei Rosa, al hoorde Gabriëlle dat niet omdat ze terugviel in de verdediging en uitlegde: „Ik ben gisteren samen met Tim naar huis gefietst. We hebben hier ruim een uur zitten praten. Mijn vader was daar ook bij. Nou ja, voor het grootste deel van de tijd, want hij moest weg. Maar Tim was nog maar nèt naar huis toen Amber mij belde — bij jou thuis vandaan, volgens mij…” „Gabriëlle!!!” drong Rosa voor de derde keer aan, zonder veel stemverheffing maar met een dringende klank in haar stem die uiteindelijk tot Gabriëlle doordrong. Ze hield haar mond. „Ik geloof je, Gabriëlle,” zei Rosa nogmaals, duidelijk met een zachte glimlach om haar lippen. „Ik geloof je, en ook zonder je uitleg. Ik geloofde meteen al niet dat jij het was geweest.” „O,” was alles wat Gabriëlle wist te bedenken in antwoord op die heerlijk bevrijdende woorden. „Enne… Amber?” „Amber denkt er hetzelfde over als ik.” „Echt waar?” vroeg Gabriëlle, onzeker bij de herinnering aan Ambers exit van het toneel die middag. „Echt waar,” verzekerde Rosa haar. „We hebben er samen over gepraat.” „Waarom geloof jij mij ook zònder mijn uitleg?” vroeg Gabriëlle uit nieuwsgierigheid. Het bleef even stil. Rosa moest blijkbaar even nadenken over die vraag. „Laat ik het zo zeggen: we weten het een en ander méér dan de meeste anderen,” luidde het vage antwoord, dat Gabriëlles bloed weer naar haar wangen joeg. „Euh…,” begon ze, maar Rosa zei met een iets andere intonatie: „O! Daar komt de dokter. Ik moet gaan.” „Oh, oké,” zei Gabriëlle. Rosa praatte nog even gehaast door voor ze het gesprek afsloot: „Ik bid voor je, onthoud je dat? Enne… Je kunt zelf het beste je eigen dingen bij de Here Jezus brengen. Ik spreek je nog. Bedankt voor je bezoek vandaag. Doei!” „Doei!” zei Gabriëlle afwezig. De verbinding werd verbroken. Gabriëlle keek op het schermpje van het toestel. Bijna half vijf. Ze kon nog wel even een douche nemen. Even ontspannen. Terwijl ze zich uitkleedde, bedacht ze dat het gesprek met Rosa aan de ene kant fijn was geweest, en bemoedigend. Het was een geruststellende gedachte dat er blijkbaar wel degelijk mensen waren, die niet in de beschuldiging van Elize geloofden! Aan de andere kant… Wat had Rosa bedoeld met het vage antwoord op haar vraag? Zou Amber haar verteld hebben van die keer… op de gang? Ze kon het zich maar moeilijk voorstellen. Maar toch knaagde de vraag aan haar. Amber en Rosa waren hartsvriendinnen, immers? Ze wist niet wat ze ervan moest denken. Op de badkamer hing ze haar badjas aan een haakje en stapte ze achter de matglazen douchewand. Misschien zou het zachte water in staat zijn haar gloeiende blos af te koelen… Ze zette de thermostaatkraan op zesendertig — net niet koel genoeg om onaangenaam te zijn. Tja — bidden, dacht ze met een zucht. Zou je ook kunnen bidden terwijl je onder de douche staat? Of zou de Here Jezus dat oneerbiedig vinden? ...Of zou Hij — Nee. Dáár wilde ze niet aan denken. |
|||||
|