| |||||
Hoofdstuk 9 Het was de volgende avond dat Seb opgebeld werd door een verontwaardigde Thomas. “Seb wat heb jij over Linda verteld tegen de politie?” vroeg hij op verwijtende toon. Seb kon hem niet volgen en liet een verbaast “Hoezo?” horen. “Ik ben vandaag meer dan een uur ondervraagd over het feit dat ik een sms-je gestuurd zou hebben naar Richard in de bewuste nacht. Dat is onzin. Ze geloven maar niet dat ik dat sms-je niet heb gestuurd. En nu belde Linda me op om te zeggen dat de politie haar ook heeft ondervraagd.” “Waar is Linda?” “Thuis, ik ga nu naar haar toe, ze is helemaal overstuur. Maar wat is er allemaal gaande? Ik hoorde van de wijkagent dat jij de zaak nieuw leven hebt ingeblazen. Waarom Seb?” Seb wist wat hem te doen stond. “Kom naar beneden,” zei hij kordaat. “Dan gaan we praten met Linda. Ik wil dit misverstand meteen uit de weg hebben.” Even later zaten ze in de kamer van Linda, die met rode ogen Seb afwachtend en beschuldigend aankeek. “Ik zal er niet omheen draaien. Ik denk dat Richard vermoord is,” zei Seb en zag dat de jongelui grote ogen opzetten. “Er zijn aanwijzingen die dat vermoeden rechtvaardigen,” vervolgde hij zakelijk. “Bijvoorbeeld die fiets die wegreed, en niet vergeten dat sms-je dat niet verstuurd is.” “Denk je dat ik lieg?” vroeg Linda nu met een stem die boos klonk. “Ik weet het niet Linda, maar ik heb de politie niet tegen je opgehitst, net zo min als tegen Thomas. Wat hoor ik nou, heb jij ook een sms-je verstuurd?” Thomas knikte en keek nog steeds verwijtend naar Seb. “In Richards mobiel staat hij niet, maar ze hebben zijn records bekeken van de provider. Daaruit blijkt dat ik een sms-je gestuurd zou moeten hebben, niet veel later dan dat Linda haar sms-je verzond. Ze lieten doorschemeren dat we samen iets bekokstoofd hebben of zo. En weet je wat het ergste is. Ze denken dat ik Richard heb vermoord en dat ik toen dat sms-je gewist heb.” “Mag ik weten wat er in dat sms-je stond?” vroeg Seb. “Nou er stond niets spectaculairs in, alleen dat ik terug wilde komen op het gesprek van die ochtend en wel meteen, op het Jerichoplein.” Seb floot even tussen zijn tanden. “Oké, ik begrijp het,” zei hij nadenkend. “Ja, zoiets had ik wel verwacht,” concludeerde hij somber, toen de jongelui afwachtend naar hem keken. “Iedereen wist van je ruzie, kan ik zo denken. Iedereen had dat kunnen sms-en.” Thomas hapte meteen, door te vragen, “o ja, met mijn mobiel?” “Je hebt hem niet laten slingeren?” vroeg Seb, maar wist eigenlijk al het antwoord. Daar was Thomas te netjes voor. “Ik had hem bij me toen ik op het feest was. Mijn zus belde me op. Toen ben ik nog even naar het toilet gegaan en heb daarna afscheid genomen van Paul. Ik weet niet of ik hem nog had die nacht. Hij zit altijd in mijn jaszak en pas de volgende dag heb ik hem weer gebruikt.” “Toch vind ik dat nog eigenlijk wel vaag als bewijs, dat jij dat sms-je zou gewist hebben bijvoorbeeld. Dat kan hij toch ook zelf hebben gedaan,” zei Seb. “Ja, maar jij weet niet dat Lydia wist te vertellen dat Richard nooit sms-jes wiste. Net als mailtjes. Dat deed Lydia één keer in de zoveel tijd voor hem. Dus waarom zou hij dan dit berichtje wel wissen? Dus ik ben nu moordverdachte nummer één, met Linda als mijn handlanger.” Thomas zei het op een toon die geen twijfel liet over het absurde van de situatie. Seb wist even niets te zeggen. Het duizelde hem eigenlijk een beetje dat hij met zijn schot in het diepe gelijk had gehad. Maar dit had hij niet kunnen voorzien, zoals zo veel wat met deze zaak te maken had. “Ik kan alleen zeggen dat het me spijt, dat ik dit in gang heb gezet,” zei Seb uiteindelijk moeizaam, omdat hij kon begrijpen dat de ander hem voor de problemen verantwoordelijk stelde, “maar ik denk dat het nodig is om mijn doel te bereiken. Ik wil dat de politie de doodsoorzaak vaststelt,” zei hij en voegde er in stilte aan toe dat hij zelf ook een poging zou ondernemen. “Maar ik heb dit echt niet voorzien.” Op teleurgestelde toon vroeg Thomas: “Waarom Seb?” Seb keek de ander verdrietig aan. “Ik kan niet anders. Iemand heeft een vreselijke daad op zijn of haar geweten en ik wil niet dat dit zomaar ongestraft zijn doorgang kan vinden, daarom. Ik wil gewoon gerechtigheid. Dat ben ik aan Richard verschuldigd.” “Maar stel je voor dat ze Thomas gaan oppakken,” jammerde het meisje en Seb zag onmiddellijk de trekken van de jongen verzachten. “Ik laat me niet oppakken,” zei hij stoer en hij legde zijn hand op die van haar. Ze gaf hem een glimlach. Als Thomas hoopte dat Seb zou zeggen dat dit niet zou gebeuren, had hij pech, want Seb zei in plaats daarvan, “ik hoop dat jullie leven kunnen met mijn uitleg,” en stond op. “Ik hoop dat je gelijk hebt en de politie de dader vindt,” zei Thomas. Seb kon hier niets meer aan toevoegen en liet de twee alleen. |
|||||
|