| |||||
Deur van mijn hart... ...Mijn hart is een stad, de stad Mensenziel Met een deur van onbreekbaar staal Daarbinnen is het donker en koud Vier muren; vochtig en kaal... Onuitgenodigd bereikt Hij de deur En dient Hij Zichzelf bij mij aan Hij biedt mij goud voor mijn armoe En zalf, met mijn blindheid begaan Hij staat niet alleen, maar Hij klopt Met de dreigende stem van de Wet En met de liefde vanuit ’t Evangelie: “Doe mij nu open, Ik red!” ...Hij klopt zelfs door oordeel en zegen Door kruis en beproevingen heen Soms klopt Hij met beide Zijn handen En toch blijft mijn deur als van steen… Mijn ogen en oren horen het Woord Wat komt tot aan ’t nachtelijk slot Maar mijn wil, de binnenste deur Verhindert het vluchten tot God Die wil leidt mijn eigen leventje zelf Blijft koning over stad Mensenziel Ziet niet het nut van ‘n geopende deur Zodat ik nimmer en nooit voor Hem kniel! ...Het werk dat moet worden gedaan, is zwaar Te zwaar zelfs voor d’ eng’len van God Zijn kracht is nodig en Christus Die de sleutel bezit van het slot De Heilige Geest doet dit zo grote werk; Buigt mijn wil, verlicht mijn verstand Opent mijn hart door de kracht van Zijn Woord Zodat het in liefd’ voor Hem brandt Hij doodt al mijn lusten en laat mij zien Hoe erg ik God steeds heb getart En ‘k verlang meer en meer naar het heil van Zijn komst In mijn stuk en verbrijzelde hart ...Met de hand van ’t geloof verschuif ik de grendels En open de deur stil voor Hem Daar staat Jezus, Hij omarmt me en kust me En ik hoor naar Zijn lief’lijke stem. De weerstand verbroken, de scharnieren gesmeerd Met tranen van boetvaardigheid Zijn komst is verlossend en vol van vrede Als liefde in mijn hart zich verspreid. Zijn bloed heelt mijn wonden en mijn geweten Wordt gereinigd van zonde en schuld Mijn vrees wordt verdreven, mijn hart wordt genezen En door Zijn komst met aanbidding vervuld! ...De Geest schrijft voor mij met onuitwisbare inkt Op de deur van mijn hart, in’t verbrijzelde slot: “Hartelijk zal ik U liefhebben, al de dagen mijns levens, Heere, mijn Koning en God!” |
|||||
|