| |||||
Zo halverwege de vorige eeuw en daar wat omheen had mijn vader een tuinderij. We hadden een groot gezin, en toen we allemaal jong of klein waren, moest er hard gewerkt worden door onze ouders. Vader teelde bloembollen en aardappels en had ook een passie voor techniek. Eigenlijk had hij een beroep moeten hebben in die richting, maar in die tijd was hij genoodzaakt om op het land zijn brood te verdienen. Toch wist hij zijn liefhebberij voor motoren, technische snufjes en handige zienswijzen hiermee te combineren. Vaak was hij, naast zijn eigen werkzaamheden, bij anderen om hen te helpen met dingen waar ze moeilijk toe in staat waren. Zo was hij dan zogenaamd “loonwerker” in bepaalde seizoenen. Met tweewielige tractoren ging hij dan bij anderen grondbewerkingen uitvoeren. Er werd in onze streek veel bloemen- en groentezaad geteeld. En met een dorsmachine, aangedreven door een losse motor, ging hij ook door de toenmalige vaarpolder om anderen te helpen dorsen. En tijdens het groeiseizoen werd met zijn regeninstallatie de grond nat gehouden, vaak bij anderen. Onlangs sprak ik meneer Tensen van 80 jaar die met waardering en respect aan vader Piet terug dacht. Zijn akker lag niet dichtbij die van mijn vader, maar wel op zichtbare afstand. Er liepen verschillende sloten tussendoor, want wegen waren er toen nog niet in de polder. Door die sloten werd gezeild met schuiten waarin mensen, producten en materialen werden vervoerd. En omdat de telefoon nog geen intrede had gedaan, bedachten ze een praktische manier van communiceren. De afspraak was dat Tensen over de top van de mast van zijn schuit soms een jute zak zou hangen. Deze vertoning noemden ze “sjouw”, want dan was er een karwei voor vader. Deze zag in de verte de zak en wist dat er op hem gerekend werd. De omstandigheden van het gewas of van de grond was op dat moment van dien aard dat de actie kon beginnen. En men kon er van op aan dat vader Piet niet lang meer op zich liet wachten. Van mijn vader heb ik dingen geleerd zoals hij zelf was. En in die periode accepteerde ik niet altijd alles van hem. Maar het is mooi om veel later iemand anders te horen vertellen hoe hij aan hem terugdenkt. Met sommige van dezelfde goede eigenschappen als welke ik me van hem herinner. Zoals trouw, vriendelijkheid en eerlijkheid. Wat is het goed dat positieve zaken doorgegeven worden van ouders op kinderen. In mijn geval hoorde daar gelukkig ook het geloof bij, hoewel vader geen prater was. Deze zaken landen, hoe dan ook, niet alleen bij de kinderen, maar in de omgeving blijven ze vaak ook niet onopgemerkt. Jaren later wordt er in een korte ontmoeting onverwachts nog over deze houding gesproken. Zo’n houding mag je volgens mij een getuigenis noemen. |
|||||
|