| |||||
Pietje Pinda zit op een roestige, oude schommel en wiegt zijn kromme beentjes heen en weer. Op de schommel naast hem zit zijn tweelingbroer Peter Pinda. Samen schommelen ze al de hele middag in de achtertuin, want het is mooi weer. De zon schijnt lekker op hun gebruinde bolletjes. “Weet je”, zegt Pietje tegen Peter, “ik ben best wel blij dat jij mijn broertje bent. Ik kan jou altijd alles vertellen! En we kunnen samen lachen…” “En samen spelen!” vult Peter aan. Intussen is Peter van de schommel afgeklommen. Hij wrijft eens over zijn bolle buikje. “Pietje, ik heb best wel trek gekregen van al dat geschommel. Zullen we mama vragen of we wat lekkers mogen hebben?”Daar heeft Pietje wel oren naar en samen waggelen ze naar hun moeder toe. Mama Plien laat haar roze poetsdoek zakken als ze de vraag van de jongens hoort en kijkt de twee zoetekauwen eens bedenkelijk aan. “Nou, vooruit dan, voor deze keer.” geeft Plien Pinda toe. Enthousiast storten de broertjes zich op de snoepjesdoos. “Weten jullie nog dat papa en ik zeiden dat we nieuwe buren zouden krijgen?” Plien Pinda verwacht geen antwoord van de broertjes die haar met glanzende, bolle wangetjes van plezier aankijken. “Ze zijn vandaag aangekomen, misschien kunnen jullie vragen of hun dochter met jullie wil spelen!” gaat Plien daarom verder. “Fdsaft sou welw weuwk sijn!” roept Peter met volle mond. “Niet met volle mond spreken, Peter!” zegt Plien streng. Dan kijkt ze vragend naar Pietje. “Hij bedoelt dat hij dat wel leuk zou vinden” legt Pietje uit. “Mogen we daar nu heen, mama?” vraagt Pietje. “Ja hoor, maar wel 6 uur thuis komen eten hoor!” Dat beloven Pietje en Peter graag, dol als ze zijn op eten. Pietje pakt snel zijn voetbal uit de kast in de garage, wie weet kan dat meisje wel goed voetballen! Dan wandelen ze samen naar het huis van de buren, waar de grote verhuiswagen druk bezig is met het uitladen van allerlei dozen en meubels. Daar aangekomen zien ze nog net hoe een grote, bruine bank naar binnen wordt geschoven. Wel vijf grote, sterke meneren in blauwe overalls werken zwetend door om alle meubels en dozen op de goede plaats in het huis te zetten. Hun nieuwe buren lopen eromheen, ijverig bevelen roepend. “Kijk, daar zijn de nieuwe buren!” roept Peter enthousiast. “Ze zijn wel wat klein,” vindt Pietje, “maar ze lijken me wel aardig. Kom op! We gaan vragen of we mogen spelen.” Toch een beetje verlegen proberen de twee knulletjes de aandacht te trekken van mevrouw Cashew. “Ehm… Hallo? Mevrouw… mogen we u iets…” Terwijl Pietje snel opzij moet springen voor een snel lopende verhuizer, durft Peter het aan om voorzichtig aan het jasje van mevrouw Cashew te trekken. Verbaasd draait ze zich om: “Oh, hallo! Ik had jullie helemaal niet gezien! Wie zijn jullie?” Snel stelt Peter zichzelf en Pietje voor en hij vertelt dat ze naast hen wonen. “We wilden u vragen of we ook met uw dochter mogen spelen” zegt Peter verlegen. “Maar natuurlijk! Dat vindt ze vast enig!” glimlacht mevrouw Cashew. “Ik denk dat ze wel in de speeltuin te vinden is.” Snel bedanken Peter en Pietje haar en dan lopen de twee broertjes naar de speeltuin aan het einde van de straat. Daar spelen ze vaak samen met vriendjes en dan maken ze veel plezier. Want hier hebben ze niet alleen een schommel, maar ook een wipwap, een glijbaan, een klimrek en een voetbalveldje. Als ze in de speeltuin aankomen, lijkt deze echter leeg. Pietje en Peter zien geen klein meisje en ook geen andere vriendjes waarmee ze kunnen spelen. “Waar zou dat meisje nou zijn?” vraagt Pietje zich af. “Ik weet het ook niet,” zegt Peter terwijl hij om zich heen kijkt, “ik zie hier niemand.” Dan verschijnt er plotseling vanachter het klimrek een klein meisje met twee schattige staartjes in haar haar gebonden. Peter ziet haar als eerste en tikt Pietje aan: “Kijk, daar is ze!” Samen lopen ze naar het meisje toe. “Hallo! Ben jij ons nieuwe buurmeisje?” vraagt Peter. “Weet ik niet,” zegt het meisje verlegen, “ik woon hier nog maar net.” “Ja, dan zijn wij vast jouw nieuwe buurjongens!” lacht Pietje. “Wij wonen op nummer 6. Ehm, hoe heet jij?” “Ik heet Cindy,” zegt het meisje verlegen, “en hoe heten jullie?” “Nou, ik ben Peter en hij is Pietje. We wilden vragen of je ook zin had om met ons mee te spelen!” Onderzoekend kijkt Cindy de twee jongens aan. “Ik? Waarvoor hebben jullie mij nu nodig? Ik kan helemaal niet zo goed voetballen” zegt ze dan verlegen. ”Nou, we hebben eigenlijk ook nog een keeper nodig,” zegt Pietje, “misschien kun je dat wel heel goed!” ”Ja,” vult Peter aan, “die hebben we echt nodig! Want anders is het veel te gemakkelijk!” Cindy wil wel proberen om de keeper te zijn en met z’n drieën lopen ze het modderige grasveldje op. Cindy gaat voor het grote doel staan en houdt de bal goed in de gaten. Pietje haalt wat trucjes uit met de bal. Cindy kijkt er bewonderend naar, maar ze vindt het ook jammer dat ze het zelf niet kan. Ze wou zo graag dat ze dat ook kon! Dan zou ze ook mee kunnen spelen en dan zouden ze haar écht nodig hebben. Opeens schrikt ze op. Pietje heeft de bal overgespeeld naar Peter en Peter komt met de bal recht op haar af! Geconcentreerd kijkt ze naar Peter, die net uithaalt. ”Ik ga gewoon de bal vangen, dat moet lukken!” denkt ze bij zichzelf. Een grote sprong en… Cindy heeft de bal in haar handen! Even kijkt ze er verbaasd naar, dan begint ze te glunderen. ”Kijk eens!” roept ze enthousiast, “ik heb de bal!” ”Zie je wel dat je het kunt? En dat we écht iedereen nodig hebben?” lacht Pietje. “Anders had Peter nu gescoord!” ”Wauw,” lacht een met modder besmeurde Cindy, “ik wist niet dat ik dit kon! Dit is echt leuk!” Samen voetballen ze nog een tijdje verder, tot ze de kerktoren horen slaan. ”Oei, het is al 6 uur, we moeten naar huis!” zegt Pietje. ”O jee, ik moest ook 6 uur thuis zijn!” zegt Cindy verschrikt. ”Wie er het eerst is!” roept Peter terwijl hij wegrent. Zo snel ze kunnen, zetten ook Pietje en Cindy de achtervolging in. Uiteindelijk is het toch Peter die wint. ”Ja, maar jij speelde vals,” hijgt Cindy, ”dat is niet eerlijk!”. Pietje heeft geen adem meer over, maar knikt heftig dat hij het ermee eens is. ”Goed, dan doen we het morgen nog eens over” lacht Peter. “En dan doen we het dan eerlijk.” Dan gaat de voordeur van de familie Cashew open: “Cindy, kom je eten?” En terwijl moeder Cashew Cindy roept, steekt ook moeder Pinda haar hoofd door de open voordeur: “Peter, Pietje, komen jullie nou naar binnen?” ”Nou, we moeten maar gauw naar binnen,” zegt Cindy en snel loopt ze naar de voordeur. ”Ja, wij gaan ook. Zullen we morgen weer spelen?” vraagt Pietje. ”Is goed!” roept Cindy nog vanuit de deuropening. Dan lopen ook de twee broertjes naar de voordeur. Op straat wordt het weer rustig, maar binnen aan tafel wordt nog honderduit gepraat over die middag. |
|||||
|