| |||||
De dolfijn lag trillend te kronkelen op de bodem, de kleine ogen schuimend dichtgeknepen. De gang werd geblokkeerd door een wolk diepzwarte vloeistof, waaruit nu een persoon tevoorschijn zwom. „Murox!” hijgde Lidhia. „Hoe kòn u!? Het is maar een triktill!” „Ik handelde uit een reflex, waarde prinses,” antwoordde Murox kalm, terwijl de rest van Lidhia’s gezin uit de eetzaal kwam zwemmen om eens poolshoogte te nemen. „Aààààch,” liet Tirashya direct horen bij het zien van de dolfijn. „Wat is hier gaande!?” bromde koning Silvaeo, ontstemd bij het zien van de combinatie van zijn tweede dochter met haar dolfijn binnen de muren van het paleis. De geleerde vervolgde zijn redenatie met: „Pure zelfverdediging.” „Lidhia, breng onmiddellijk je triktill terug naar waar hij hoort!” beval de koning. „Maar hij was de magister op het spoor!” protesteerde de aangesprokene verontwaardigd, terwijl het water geleidelijk aan weer helder werd door diffusie en de altijd aanwezige lichte stroming. „Dat is niet onmogelijk, maar vooreerst heb je niets meer aan zijn kwaliteiten als speurder,” antwoordde haar vader streng. Lidhia wist dat verder tegenstribbelen geen zin had — en haar vader had gelijk: Trikticlic zou de eerstkomende uren een waardeloos spoorzoeker zijn. „Bent u enigszins bijgekomen van de schrik?” vroeg koningin Quevéra hun gast. „Ja, dank u, majesteit, het gaat wel weer,” antwoordde Murox. Lidhia’s vader bleef in de deuropening zwemmen, terwijl de koningin Murox en de hoogheden terugleidde naar de eettafel. „De magister is dus nog niet gevonden?” vroeg Silvaeo. Lidhia schudde haar hoofd, toch wel blij dat haar vader ernaar vroeg. „Dan ga ik mij ook met het zoeken bemoeien,” besloot de koning. „Trikticlic zwom deze gang in,” vertelde Lidhia. „Daarom hoopte ik dat de magister al terecht zou zijn.” Haar vader schudde zijn hoofd: „Nee, meisje. Dan hadden wij de bel laten luiden.” Hij keek de gang verder in. „Hmmm. Te veel mogelijkheden om ons zoeken op één hoek te concentreren,” mompelde hij. „Al vertrouw ik Trikticlic voldoende om te geloven dat de magister zich ergens in deze vleugel bevindt. Lidhia, ik wil dat je nu éérst Trikticlic gaat verzorgen.” „Ja, vader,” zei Lidhia nederig, en ze leidde de dolfijn aan zijn vin de gang uit, waarbij ze bijna tegen kamerheer Hagiysh opbotste. „Majesteit,” begon deze, zodra hij de koning in het vizier kreeg. „Kamerheer Hagiysh,” antwoordde de koning. „Nog geen spoor van de magister, buiten het spoor van vernielingen dat de triktill in deze richting trok.” „Triktill Trikticlic is een buitengewone spoorzoeker, zoals u wellicht weet.” „Ik ben mij daarvan bewust, majesteit. Is het om die reden wellicht een idee om ons zoeken tot deze vleugel te beperken?” „Dat was ook mijn gedachte,” antwoordde de koning. Een half uur later zwommen de koning en de kamerheer boven een nauwelijks verlichte schacht die begon op de bodem van de laagste verdieping van het paleis. „Het zàl toch niet, majesteit…?” „Het zou een schandaal zijn dat zijn weerga in dit koninkrijk niet kent, waarde Hagiysh. Maar wij mogen geen enkele mogelijkheid uitsluiten.” „Pappa? Dáár bent u!” „Lidhia, ik wil dat je hier blijft.” „Gaat u… naar benéden!?” „Ja, meisje.” „Maar… de magister zal toch niet…” „Dat gaan we onderzoeken.” „Ik ga mee.” „Nee.” „Vader, zijn veiligheid is voor mij van groot belang. Hij is de enige die alles over mij en mijn situatie weet.” „Hij vertelde mij dat vanmiddag, ja. En ik ben blij en dankbaar dat je met hem gesproken hebt. Maar deze schacht is in géén geval geschikt voor jonge prinsesjes.” „Pûh! Als Trikticlic niet was uitgeschakeld, was ik er mèt hem ingegaan als de magister daar beneden is!” „Dat weet ik, dochtertje. En daarom ben ik dankbaar dat Murox zo geschrokken is, ook al klinkt dat vreemd uit de mond van zijn gastheer.” „Hij was zó kalm toen hij uit die wolk ioloy naar voren kwam, dat ik niet veel waarde hecht aan zijn bewering geschrokken te zijn,” pareerde Lidhia. „En ik merk aan je taalgebruik dat je veel tijd met de magister doorbrengt,” antwoordde haar vader, die een glimlach nauwelijks kon onderdrukken. „Maar wat bedoel je met die opmerking, Lidhia?” „Is het u niet opgevallen dat hij magister Toenak niet màg?” vroeg zij. „Het kwam op mij over alsof hij Trikticlic opzettelijk dwarsboomde.” „Laten wij ons nu eerst concentreren op ons doel: het vinden van de magister,” stelde Silvaeo voor. Hagiysh knikte bij die woorden terwijl de koning vervolgde: „In de agitatie van het moment kunnen dingen er heel anders hebben uitgezien dan wat ze in werkelijkheid blijken te zijn.” „Vader, u weet dat u maar hoeft te zeggen dat ik niet mee mag naar beneden, om mij tegen te houden. Maar ik vráág u mij toestemming te verlenen u te vergezellen bij uw zoektocht, bij welke ik een niet gering persoonlijk belang heb,” eloqueerde Lidhia stroef maar nederig, waarbij ze haar vader met haar meest smekende blik aankeek. De koning zuchtte. „Ik geloof niet dat welk van de koningskinderen die Toenak in zijn loopbaan tot nu toe onder zijn hoede heeft gehad, ooit eerder zo’n aanleg heeft getoond voor de relevante taalschoonheid die hij tentoonspreidt als jij.” Zijn toon werd weer ernstig toen hij zei: „Je hebt gewonnen, prinses. Maar blijf te allen tijde dicht bij mij. Zó dicht, dat ik je met mijn arm kan aanraken zonder ook maar een slag te hoeven zwemmen.” Lidhia knikte ijverig. Ze wist dat het taalgebruik van de magister bij haar vader een gevoelige snaar raakte: hij verlangde er net zo veel als zij naar om hun geliefde tutor weer veilig terug in hun midden te hebben. Terwijl Hagiysh voorover het zwarte gat in dook, dacht koning Silvaeo terug aan de laatste keer dat hij die afdaling zelf gedaan had. |
|||||
|