| |||||
Johan bladerde nog eens door zijn schetsboek en zuchtte diep. Die engel met Timmy, dat was een geslaagde tekening. Verder vond hij zijn eigen werk van de afgelopen dagen maar matig. Een beweging in de rand van zijn blikveld deed hem opkijken. Onwillekeurig grinnikte hij: van achter de rhododendron stond Rhodé hem in de gaten te houden. Snel trok ze haar hoofdje terug, maar niet snel genoeg om aan Johans opmerkzame ogen te ontkomen. „Hoi, meisje.” Een beetje verlegen kwam Rhodé van achter de weelderig bloeiende struik tevoorschijn. „Wilde je me onverhoeds neerslaan?” vroeg Johan met een gemaakt verbaasde blik op de zakdoek die het kleine handje sierde. „Ik heb geen geld bij me, hoor!” Rhodé keek eens door half dichtgeknepen wimpers naar de olijk knipogende man en besloot daarop, dat hij het niet meende. „Nee, jôh!” legde ze uit. „Mijn hand bloeit alleen maar een beetje!” „Zoooo?” rekte Johan het woord dramatisch op. „En met wat voor bloem bloeit jouw hand dan wel?” Hierop had Rhodé niet zo gauw een antwoord. Johan maakte van de nadenkende stilte gebruik om op het onderwerp verder te gaan met: „Viooltjes? Of een eenvoudige geranium? Je kunt natuurlijk ook bloeien met een rode roos maar dan moet je wel oppassen voor...” Rhodé schaterde het uit: „Dat kán toch helemaal niet!” En om nog eens goed duidelijk te maken wat ze bedoelde gebruikte ze een flinke dosis mimiek — haar lijfje schokte zelfs mee met de belangrijke woorden — op haar uitleg dat haar hand blóéide, maar niet blóéide. Na die krachttoer stond ze Johan triomfantelijk aan te kijken, alsof het hem nu toch allemaal wel héél helder moest zijn. „Oooooooooh!” deed haar leerling traag, terwijl hij een grinnik achter een over zijn wangen wrijvende hand verborg. „Nou snap ik het. Je hand bloeit, maar hij blóéit niet.” „Precies,” zei Rhodé tevreden. „Wat ben je aan het tekenen?” Johan glimlachte kort — een glimlach die meteen weer wegvluchtte voor een stille blik. „Euhm...,” begon hij. „Ik vind dat je mooi tekent!” ging Rhodé verder zonder een antwoord te verwachten of te zien welke betekenis haar woorden voor Johan hadden. Die had gauw zijn eigen zakdoek getrokken en stond nu uitgebreid zijn neus te snuiten. |
|||||
|