| |||||
Zijn oprechtheid Is Paulus oprecht? Dit is een van de eerste vragen die gesteld worden wanneer iemand zich als een moreel leider presenteert. Spreekt hij de waarheid? Meent hij wat hij zegt? Zijn de motieven wel echt? Is hij eerlijk? Is hij het vertrouwen waard? Wanneer hij niet oprecht is dan zullen we aan hem geen gehoor geven. Wij hebben geen boodschap aan bedriegers. We zijn ervan overtuigd dat Paulus oprecht was. Dit stellen we als eerste vast, omdat we het zeker weten. We kunnen vragen stellen over zijn wijsheid en zijn juiste oordeel wantrouwen, de onfeilbaarheid van zijn opinie betwijfelen, bedenkingen hebben of hij wel altijd billijk was ten opzichte van zijn tegenstanders en de manier waarop hij debatteerde, maar wij twijfelen niet aan zijn oprechtheid. In zijn brieven komt hij ons zo na dat hierover geen misverstand mogelijk is. Wanneer een verhandeling historisch of erg theologisch gericht is dan is de mens zelf meestal niet zichtbaar, maar in brieven aan vrienden is dat duidelijk anders. Iemand komt dan voor de dag zoals hij werkelijk is. Wanneer iemand aan een vriend schrijft over iets wat voor hen beiden erg belangrijk is, dan zal hij hem de waarheid schrijven en niet bedriegen. Dat is heel normaal. Als een leraar aan zijn leerlingen schrijft over zaken, die zij moeten leren dan geeft hij door wat hij meent. Dit is iets heel vanzelfsprekends. De brieven van Paulus zijn zo waarheidsgetrouw, ongekunsteld en spontaan dat ze zich zelf bevestigen. Zijn brieven dragen het keurmerk van waarheid. Wanneer men deze brieven rustig leest dan voelt men onmiddellijk aan dat deze redevoeringen over de leer nooit door een charlatan kunnen geschreven zijn. Daar zijn ze te vroom en te diepzinnig voor. Goede wijn behoeft geen krans. Paulus was zich er goed van bewust, dat hij oprecht was en liet dat ook vaak blijken omdat hij zo menigmaal aangevallen werd. Waarheen hij ook ging, overal probeerde men hem uit te maken voor leugenaar. Dit was één van de eerste dingen die men hem direct aandeed. Niets doet een gewetensvol mens zoveel pijn dan insinueren dat hij niet oprecht is en dat hij er maar op los fantaseert. Vanaf zijn jeugd had Paulus al een zeer gevoelig geweten. Hij was destijds een zeer gewetensvolle Farizeeër en na zijn bekering was hij dat als christen. Hij stelde zichzelf onder een ijzeren discipline om vrij te staan zowel tegenover God als tegenover de mensen. Dit was voor hem een principieel punt in heel zijn leven. Toen hij christenen vervolgde deed hij dat, omdat hij hiermee meende God te behagen. En nu als christen doet hij opnieuw dingen in de volstrekte overtuiging dat hij die doen moet. Wanneer hij nu Christus preekt dan gehoorzaamt hij het hemelse visioen: "Want" roept hij uit: "wie ben ik wanneer ik dit nalaat?" Zijn voortdurende poging om te leven met een goed geweten was voor hem zelf een bron van vreugde zo schreef hij aan de Korintiers: "Mijn geweten stemt volledig in met wat ik bij u gedaan heb."Timotheus spoort hij aan om een goed geweten te bewaren en hij waarschuwt steeds opnieuw om geen leugentaal te spreken, want: "het geweten wordt dan dichtgeschroeid met een heet ijzer." Voor het Sanhedrin getuigde hij dat hij altijd, dag in dag uit, met een goed geweten geleefd had ten opzichte van God en de mensen. Nu zijn wij niet geïnteresseerd in de prediking van Paulus, behalve wanneer deze een bijzonder licht laat vallen op zijn karakter. Iemand die oneerlijk is kan wel gemakkelijk de loftrompet blazen over de waarheid, maar het is moeilijker om deze zelf te betrachten. Echter soms is het mogelijk iemands karakter te leren kennen door de manier waarop hij een ander onderwijst. Is hij hierbij enthousiast, vasthoudend en doet hij de waarheid geen geweld aan? Dan krijgen we op deze wijze toch een idee hoe hij zelf is. Wanneer Paulus tot de Kolossenzen zegt: "Bedriegt een ander niet", dan zegt hij dat met zulk een passie, dat dit diep uit zijn hart moet komen. Hij was erg lang in Efeze geweest en wist dat het in deze stad krioelde van leugenaars en hij spoorde zijn bekeerlingen aan om eenvoudig hun plichten te doen en altijd de waarheid te spreken. Niet alleen dat men zichzelf schade berokkent door moreel bedrog, maar heel de maatschappij valt uiteen, omdat we met elkaar een organisch geheel vormen, zoals Paulus ergens anders leert. Hoe eerlijker men is, des te ongeloofwaardiger komt de ander over wanneer die niet oprecht is. En juist met deze zonde werd Paulus zijn levenlang geconfronteerd. Zijn ontkenning van leugens klinkt gewoon pijnlijk in onze oren. "Ik verte1 u de waarheid", schrijft hij aan de Romeinen: "Ik spreek de waarheid en ik heb grote smart en een voortdurend hartzeer om u." Aan de Galaten schrijft hij: "Wat ik u schrijf is de waarheid, God weet dat ik niet lieg." Hij betuigt dit steeds opnieuw. Wanneer hij de Korintiers over zijn ontberingen schrijft, dan voegt hij er aan toe: "God weet dat ik niet lieg." Zijn verhaal deed inderdaad fabelachtig aan en hij wist dat er in Korinte mensen waren die daar de spot mee dreven, maar hij riep God tot getuige dat hij niet loog doch de waarheid sprak. Wat later schreef hij aan Timoteus: "Wanneer ik zeg dat ik voorbestemd ben om aan de heidenen het evangelie te verkondigen, dan lieg ik niet." Het leek wel of deze woorden voor in zijn mond lagen, omdat hij altijd en steeds maar weer opnieuw gelasterd en in een kwaad daglicht gezet werd. Dit was een van de vele kruisen die hij met zich mee droeg. Maar steeds weer opnieuw riep hij God tot getuige dat hij de waarheid sprak en niet loog. Toen hij de Tessalonicenzen zei, dat hij bij hen niet in het gevlij wilde komen, riep hij God tot getuige. En ook bij de Romeinen roept hij God tot getuige wanneer hij zegt dat hij onophoudelijk, te allen tijde, voor hen bidt. Toen hij de Korintiers vertelde, waarom hij niet kon komen, viel hij opnieuw terug op God. Op deze wijze kon hij de last dragen. Dit was voor hem de enige mogelijkheid. Hij leefde en woonde in een zodanig vergiftigde atmosfeer van zovele verdachtmakingen, dat zijn kwetsbare en gevoelige ziel ineenkromp onder al die insinuaties van dat hij de waarheid niet sprak. Wat is het pijnlijk om hem tot de Korintiers te horen zeggen: "gij zijt in aanzien, maar wij zijn niet in ere. Tot op dit ogenblik verduren wij honger, dorst, naaktheid, vuistslagen en een zwervend leven; wij verrichten zware handenarbeid..... wij zijn als het uitvaagsel der wereld geworden, als aller voetveeg, tot op dit moment toe. Maar wij hebben niemand verkeerd gedaan en benadeeld en nooit voordeel genoten. En wanneer ik iemand iets schuldig was, ik heb het voldaan." Meer nog dan Paulus, was Jezus de waarheid toegedaan. God was in Hem de wereld met Zichzelf verzoenende. En Paulus was een dienstknecht van Hem. Paulus deed alles in opdracht van Jezus. In alles aan Jezus gelijk, dat was Paulus ambitie. Paulus wist wat Jezus van huichelaars dacht. Jezus was een mens in wiens mond nooit enig bedrog was. Het uitdragen en getuigen van de waarheid in de wereld dat was de grootste zendingsdrang van de apostel. Paulus is de ambassadeur van Jezus. Hij wilde, voor zover het mogelijk was, in Jezus' voetstappen gaan, Hem steeds opnieuw ervaren in zijn eigen leven. Dat een man met zo'n overtuiging niet standvastig zou zijn en jaar in jaar uit hetzelfde zeggende er toch voor zichzelf een andere mening op na zou houden, zijn veronderstellingen die het gezond verstand als ongerijmd van de hand wijst. Alles wijst erop dat de apostel Paulus een oprecht en waarheidsgetrouw mens was. Het beste is natuurlijk wanneer we verschillende voorbeelden hebben van iemands onkreukbaarheid. Daar zijn er gelukkig genoeg van. Heel zijn leven is een demonstratie van gedrevenheid tot wat hijzelf voorstaat. Wanneer mensen liegen, doen ze dat om er voordeel van te hebben, meestal voor zichzelf of voor hun naaste familie, of bijvoorbeeld voor hun vrienden. Veel mensen liegen voor geld, anderen om er beter van te worden en weer anderen liegen om hun reputatie hoog te houden. Maar mensen zullen niet gaan liegen, wanneer zij weten dat zij hiermee alle zaken, waaraan anderen veel waarde hechten, op het spel zetten. De apostel Paulus had op zijn dertigste jaar een briljante toekomst in het vooruitzicht. Door zijn bekwaamheid, opleiding en nobel karakter stonden alle deuren voor hem open. Niemand weet welke hoge positie hij in de Joodse wereld zou hebben bereikt wanneer hij geen christen was geworden. Doch, toen hij had verteld, dat hij de verhoogde Heer had gezien, waren al zijn goede vooruitzichten plotseling verdwenen. Daarna was er voor hem geen enkele kans of perspectief meer op een goede toekomst, noch in Jeruzalem, noch in Tarsen. Voorgoed was nu elke weg geblokkeerd, elke deur voor hem gesloten en gebarricadeerd. Zijn kansen op een sublieme carrière waren voor altijd verkeken. Zijn eigen familie verstootte hem. Zijn vrienden keerden hem de rug toe. Zijn voormalige medestudenten in Jeruzalem negeerden hem volkomen. Elk mens zal zich wel tweemaal bedenken om leugens te gaan vertellen wanneer het dit tot gevolg heeft. Hij stelde zich bloot aan verachting en beschimping door alle mensen en hij verloor alle aanzien. Vanaf het moment van zijn bekering werd hij vervolgd. Waar hij ook heenging, altijd liep zijn leven gevaar. In elk land leed hij ontberingen en werd hij beproefd. Hij werd afgedankt door heidenen en Joden, wanneer de gelegenheid zich voordeed ranselden beiden hem af en zetten hem gevangen. Midden in dit leven werd zijn bestaan door de dood omringd. Maar hij ging recht door zee en verklaarde steeds weer dat hij de verhoogde Jezus had gezien. Als dat een leugen zou zijn dan betaalde hij hiervoor wel de hoogste prijs! De apostel heeft hier nooit geld voor gevraagd. Toen Paulus oud was bestond zijn hele bezit uit wat kleren, een overjas en een paar boeken. Hij is er naar de mens gezien niet veel wijzer van geworden. Ja, hij verloor er zijn goede naam voor. Zijn reputatie was kapot, aan flarden en voorgoed de bodem in geslagen. Evenals zijn Meester, verging het ook de apostel Paulus. De één zei, dat hij volkomen gek was, en de ander meende zeker te weten dat hij door de duivel bezeten was. Hij werd beschimpt, gelasterd en getrapt als het schuim der aarde en zoals hij zelf zegt afgewezen door heel de wereld, maar hij bleef bij zijn uitspraak dat hij Jezus had gezien. Dit feit stond voor hem als een paal boven water en niets bracht hem hiervan af. Hij vergeleek zijn loopbaan met het lot van de gladiatoren in het amfitheater: ze waren bestemd om te sterven. Evenals deze worstelaars, die ter verstrooiing van veel mensen door hun lijden en dood een groot spektakel opvoerden, zo moest de vervolgde apostel strijden ten aanschouwen van de hele wereld. In zijn eigen woorden uitgedrukt, zegt hij: “Ik sterf elke dag." Nu is het zeker dat een leugenaar dit niet in zijn hoofd haalt. Paulus is moedig en een held. Een oplichter is hiertoe niet bereid en niet in staat. Een bedrieger is uit ander hout gesneden. Niemand vertelt leugens om enkel ellende te incasseren. Door zijn gedrag gaf Paulus het onweerlegbare bewijs, dat hij achter alles stond wat hij verkondigde. Zijn voorbeeld is nog indrukwekkender wanneer wij ons realiseren hoe lang het heeft geduurd. Het is mogelijk dat iemand gedurende een dag, een week of zelfs een jaar lang lijdt, maar niemand kan dit zijn leven lang volhouden. Het martelaarschap van Paulus is zo aangrijpend, omdat het zijn leven lang duurde. Hij droeg dit kruis dertig jaar! Alleen iemand die bezield is met een enorme drang kan dit zo lang volhouden. ‘’De liefde van Christus dringt me", was het antwoord van Paulus wanneer men hem er naar vroeg. Er is geen betere manier om na te gaan hoe oprecht Paulus was en wat hij er voor over moest hebben om daar gestalte aan te geven, dan door te lezen wat hij allemaal moest lijden als apostel. De lijst is beslist niet kompleet, maar geeft wel een algemene indruk. Paulus verklaart dat hij bij een vijftal verschillende gelegenheden, door de Joden, is gegeseld met veertig slagen min een. En tot driemaal toe hebben de Romeinen hem met de roede geslagen. Eenmaal is hij zo gestenigd dat hij dood leek te zijn. Driemaal heeft hij schipbreuk geleden, met eenmaal een hele dag en nacht drijvend op wrakhout in het water. Vaak is zijn leven in gevaar geweest door hevig wassende rivieren, door rovers en bandieten of door opgehitste Joden en meedogenloze vreemdelingen. Hij had dikwijls in groot gevaar verkeerd, zowel in steden als in de wildernis. Hij had de dood in de ogen gezien tijdens stormen op het water, maar meer nog op het land als het volksgepeupel hem uitjouwde en wilde overweldigen. Vele dagen had hij hard gewerkt, maar ook vele nachten gewaakt. Hoe dikwijls was hij hongerig geweest en had hij geleden door dorst? En soms was hij verstijfd geweest door kou en door gebrek aan geschikte kleding. Behalve al deze fysieke ontberingen waren daarbij nog de geestelijke zorgen en de talrijke problemen, die op hem afkwamen vanuit de nieuw gestichte gemeenten. Maar met hoeveel ontberingen en obstakels hij ook geconfronteerd werd, en hoeveel hij ook leed, steeds opnieuw riep hij uit: "Wat zal mij kunnen scheiden. ..!” Een bedrieger zou dit niet hebben uitgeroepen. Het is altijd belangwekkend om te lezen hoe iemand zich gedraagt in de nabijheid van de dood. Bij drie verschillende gelegenheden werd de apostel met de dood direct geconfronteerd. Eenmaal toen het gepeupel op het punt stond hem te vermoorden in de tempelpoort te Jeruzalem. Een andere maal toen hij schipbreuk leed op de Middellandse zee, en tenslotte toen hij in Rome gevangen zat en rustig op zijn einde wachtte. In al deze gevallen is er geen enkele aanwijzing dat Paulus bang was voor een oordeel of voor de dood. Zodra hij de kans kreeg om de menigte toe te spreken, vertelde hij opnieuw wat hij al honderd keer daarvoor had gezegd, hoe hij Jezus had gezien op de weg naar Damascus. En in de Romeinse gevangenis zegt hij, heel vastbesloten, in plaats van zijn geloof te verloochenen: "Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb mijn loop ten einde gebracht, ik heb het geloof behouden; voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardigheid, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven.” Paulus voelt zich veilig in Zijn handen tot de grote dag aanbreekt. Het mag dan zijn dat Festus de apostel voor gek verklaarde; maar nooit kon hij zeggen dat Paulus onwaarachtig was. Op deze rots moet het mogelijk zijn te bouwen. We hebben in Paulus een eerlijk mens ontmoet en van een eerlijk mens verwacht men ook goede dingen. Dit is Paulus ten voeten uit, en niet maar een algemene indruk, die we van hem hebben gekregen. Hij kan ons als voorbeeld dienen voor onze eigen levensstrijd. Paulus' leven was er een van vallen en opstaan. Hij was nederig van hart, en dit bepaalde eveneens de inhoud van zijn brieven. Hij had een bepaalde manier om over zichzelf te spreken en te schrijven. Hij aarzelde niet om mensen aan te sporen hem te volgen en hun te zeggen hoe hij zelf was. Hij leefde een leven dat zo was vervuld met de Geest van de Heer, dat hij kon zeggen: "Kijk naar mij! Doe als ik!” Lukas kon nooit vergeten, hoe Paulus aan de beek te Milete zijn beide handen voor de ogen van de oudsten van Efeze hield en zei: ‘’Jullie weten hoe hard deze handen hebben gewerkt!‘’ Zij waren vermoedelijk hard en vereelt door het vele werken met geitenhaar. Zijn beide handen vormden een deel van de menselijke brief, waarin Paulus aan de Efeziers vroeg om hem te lezen. Hij herinnerde hen aan de tijd toen hij bij hen was en zijn eigen brood verdiende van 's morgens vroeg tot 's avonds laat. Hij was hun drie lange jaren volkomen toegewijd, gaf instructies en vermaande hen vele malen, zodat hun ogen zelfs nat werden van de tranen. "In al deze dingen ben ik jullie tot een levend voorbeeld geweest, werkt hard en helpt de behoeftigen, denkt aan de woorden van de Here Jezus, dat het beter is te geven dan te ontvangen." Deze mensen twijfelden er niet aan of Paulus wel oprecht was. Hij was door hen beproefd, wel duizend dagen lang. Deze herinnering en de gedachte dat hij hen nu zou verlaten had tot gevolg dat zij in huilen uitbarstten. Volwassen mensen vallen boeven toch niet om de hals wanneer zij vertrekken. Maar om Paulus werd geweend en hij werd gekust bij zijn afscheid. Heel het lichaam van Paulus toonde de sporen van zijn oprechtheid. Hij had in Galatië vele lasteraars, en sommigen daarvan zaten hem altijd op de hielen, steeds weer opnieuw. Met hartstocht verdedigde hij zich dan, daarbij gebruikmakend van de Schriften met voorbeelden. Met rappe tong vermaande hij de tegenstanders, maar hij bereikte er niets mee. Echter voor zij hem de rug toekeerden weerlegde hij altijd de laster. Als zij hem van bedrog beschuldigden, doordat hij verkondigde in opdracht van de Heer en van geen enkel ander te spreken, dan liet hij zijn eigen lichaam zien. Bovendien zei hij dan: "Val me niet lastig in mijn werk, want in mijn lichaam zijn de merktekens van Jezus gebrand." De stenen van Lystra zouden nog van zijn littekens kunnen getuigen. Daar werd hij eens gestenigd! De littekens, overgebleven na het slaan met de Romeinse roede waren nog zichtbaar. De Joodse striemen hadden bij het geselen op zijn rug diepe voren getrokken. De wonden waren al lang geheeld, maar de plekken waren nog rood. Eigenaars van slaven brandmerkten in de eerste eeuw hun slaven met een brandmerk, zodat iedereen wist van wie zij het eigendom waren. De slaaf was dan getekend en altijd herkenbaar. Paulus is de slaaf van Jezus en God had toegestaan, dat ook Paulus werd gebrandmerkt, zodat heel de wereld hem kon herkennen als een slaaf van zijn Meester. Het is voor het christelijk geloof gelukkig, dat er in het prille begin onmiskenbaar iemand was, die een vast fundament legde. Deze man was waarheidsgetrouwen integer en was wars van alle speculaties. In bepaalde kringen is het mode geworden om het Nieuwe Testament discutabel te stellen, een boek dat fabels bevat en onwaarheden. Deze veronderstelling is al lang achterhaald. Wat men ook van vele dingen in het Nieuwe Testament mag denken, een ding is zeker: de brieven van Paulus zijn geschreven door een eerlijk mens, vurig, geestdriftig en nauwkeurig. Hij heeft vastgelegd al de dingen die hij zelf in zijn leven, gehoord, gezien en proefondervindelijk had meegemaakt. Paulus heeft zich nooit aangesteld. Hij was ongekunsteld. Hij was geen leugenaar. Integendeel, hij was bezeten om de waarheid te zeggen. Wanneer Diogenes stelt, dat in zijn tijd een eerlijk mens met een “1antaarntje” gezocht moest worden en hij had van Paulus gehoord, dan had hij uitgeroepen: ‘’Ik heb hem gevonden!‘’ En Jezus zou van hem gezegd hebben: ‘’Zie, waarlijk een Israëliet, in wien geen bedrog is!‘’ |
|||||
|