| |||||
Proloog In de bossen van Oostenrijk, 1942 Brigitte keek behoedzaam om zich heen. Toen ze niemand opmerkte haalde ze het zakje dat ze al die tijd in haar hemd had verborgen tevoorschijn. Ze schudde het uit op de tafel. De inhoud rolde even heen en weer en bleef toen stil liggen. De lantaarn die het licht in de kleine ruimte waar Brigitte zich bevond verspreidde flakkerde. Brigitte schrok en wierp opnieuw een blik in de richting van de gang waaruit ze zojuist was gekomen. Ze wist dat het gevaarlijk was, wat ze nu deed. Als ze gepakt werd zou ze hoogstwaarschijnlijk worden gedood. Brigitte beschouwde het echter als haar taak om te helpen. De joden verdienden de hulp die zij hun bood. Ze telde de inhoud van het zakje na. Even keek ze er nog naar. De edelstenen fonkelden. Er waren enkele losse stenen, maar er waren er ook een paar in prachtige zettingen. Zettingen van goud met pareltjes en diamantjes. Het speet haar dat ze de buitengewoon fraaie sieraden weg moest doen. Tenslotte waren de meeste van de edelstenen al decennia in Brigitte’s familie. Toch kon het niet anders, en ze wist dat ze nu moest haasten, anders zou haar contactpersoon weg zijn. Plotseling hoorde ze achter zich een gekraak, en toen een vloek. Een vloek in het Duits… Niet het dialect dat men hier in Oostenrijk sprak, maar Hoogduits zoals de mensen in Berlijn. Onmiddellijk griste Brigitte de edelstenen bij elkaar, stopte ze in het zakje, en maakte dat ze weg kwam. Ze kende het gangenstelsel weliswaar veel beter dan de Duitser achter haar, maar dan zou ze nog uit moeten kijken. Brigitte sloeg linksaf, ging toen rechts, en passeerde een aantal kruispunten. Ze stopte en bekeek de muur van zand, begroeid met mos voor haar. O nee! Ze was verkeerd gelopen. Haastig ging Brigitte een stukje terug, ze ging een afslag eerder links, en daar vond ze de met planten begroeide muur die ze zocht. Zonder aarzelen liep Brigitte recht op de muur, en verdween door het gebladerte. Het tunnelstelsel was al heel oud, misschien wel eeuwen. Het was op een ingenieuze manier gebouwd. Als je het niet kende moest je er niet binnen gaan, je zou je dood tegemoet lopen. Brigitte was echter op jonge leeftijd ingelicht in de wonderlijke wereld hier onder de schitterende bossen van Oostenrijk. Ook kende zij de diverse, verborgen uitgangen die op geniale manier verborgen waren, in muren, bochten, en zelfs in het plafond. De Duitser zou heel slim moeten zijn wilde hij haar nu nog vinden. Brigitte liep de smalle gang achter de verborgen ingang door, en klom via de touwladder, die verborgen was in de muur omhoog. De touwladder was daar verborgen om eventuele Sherlock Homes de zoektocht moeilijker te maken. Ze zuchtte diep, ze had het gehaald. Ze voelde in haar zak, gelukkig, het zakje was er nog. Brigitte vond de plek waar de contactpersoon was al snel. Ze stopte het leren zakje in een holle boom. Toen maakte ze dat ze weg kwam… |
|||||
|