| |||||
Zijn beperkingen De apostel Paulus wordt heilig genoemd, maar was dat beslist niet. Geen heilige is vrij van fouten. De wereld noemt hem heilig maar hij was het absoluut niet. Hij had vlekken. barsten en andere onvolkomenheden. Ons Nieuwe Testament schildert zijn helden zoals ze werkelijk zijn. Van Jezus is gezegd: "dat Hij aan ons gelijk was, uitgezonderd de zonde". Ook Paulus lijkt op ons maar dan wel helemaal! Hij is onze broeder, in alles gelijk. Daar is een grote kloof tussen Jezus en Paulus. Jezus beleed nooit zonde en toonde nooit berouw of spijt. Jezus heeft Zich nooit geschaamd en schreeuwde nooit om vergiffenis. Maar Paulus zien we steeds weer opnieuw in uiterste vertwijfeling. "Ik ben niet waard om een apostel genoemd te worden", zegt Paulus. " Ik ben minder dan alle anderen", zegt de apostel, "Want Eén is uw Meester en gij zijt allen broeders", zegt Jezus. "Wie overtuigt Mij van zonde?‘’,vraagt Jezus. "Ik ben de voornaamste van de zondaren", roept Paulus uit. Van niemand uit de directe omgeving van Paulus horen we deze klacht. Weer een andere keer horen we van hem zijn hartstochtelijke belijdenis: "Het goede wat ik wil dat doe ik niet maar het kwade dat ik niet wil dat doe ik” Aan het eind van zijn leven schreef Paulus aan zijn vrienden in Filippi: "Ik ben niet volmaakt maar ik jaag er naar, of ik het ook grijpen mocht… vergetende hetgeen achter mij ligt en uitstrekkende naar hetgeen voor mij ligt, jaag ik naar het doel”. Hij is niet van Jezus' stand; maar hij is van onze klasse. Zijn tekortkomingen brengen hem dichter bij ons. Zijn onvolkomenheden komen ons zo bekend voor. Op deze wijze staat hij zelfs dichter bij ons dan Jezus. Wij hebben behoefte aan deze twee voorbeelden: Iemand, die volkomen zondeloos is en iemand, die zondig is en steeds berouw toont. We hebben de inspiratie nodig van Iemand, die feilloos was en de aanmoediging van iemand, die zelf steeds weer opnieuw struikelde. Een volmaakt Mens toont wat het ideaal is en een onvolmaakt mens onthult ons wat de genade van God vermag. Het zondevolle van Paulus en het zondeloze van Jezus hebben beide een aandeel in onze verlossing. Jezus hebben we nodig aan onze ene zijde en de apostel aan de andere wanneer we onze moeilijke tocht door het leven gaan. Dit onttroont Jezus niet van Zijn belangrijke plaats en positie, want voor Paulus geldt niet dat hij overwint, maar dat Jezus Christus in hem leeft. De kracht van Jezus Christus' bemiddeling ervaren we op twee manieren: in de vorm van Zijn Woord dat levend maakt en in de gestalte van een man die op ons lijkt in al zijn hoedanigheden. Paulus zelf schoot tekort in het dienen en prijzen van God, wij moeten in hem dan ook niet het volmaakte voorbeeld zien hoe Jezus is. "Ik jaag er naar of ik het ook grijpen mocht", zegt Paulus. We hebben geen enkele behoefte aan een verkeerde beeldvorming over de apostel. Het gaat ook niet om een onfeilbare opinie van iemand die zelf ook niet volmaakt was. Wanneer Paulus zelf niet kon opbrengen de hoge idealen die hij in zijn prediking en onderwijs uitdroeg, dan moeten we niet verbaasd zijn dat ook wij daaraan niet kunnen voldoen. Waarom zouden wij teleurgesteld zijn wanneer ook ons dit niet lukt? Wij stellen aan hem eisen die hij aan zich zelf niet stelde. Wanneer mensen hem op hetzelfde niveau van Jezus verheffen en aan al zijn woorden dezelfde eisen van onfeilbaarheid stellen als aan de woorden van de Zoon van God, dan plaatsen ze hem in een positie die onverantwoord is en die Paulus zich zelf nooit zou toegekend hebben. "Wie is dan Paulus, anders dan een dienstknecht van Jezus Christus?" zou hij met stemverheffing verwonderd hebben uitgeroepen. Wij kennen hem een perfectie toe die hij niet had en noemen hem onfeilbaar terwijl we met onze eigen ogen zijn fouten zien. Wanneer sommigen in Lystra hem enthousiast als een god wilden vereren protesteerde hij heel furieus, werd kwaad en scheurde zijn kleding. Hij wilde niet dat zij voor hem in het stof bogen. Het enige wat hij zich wel toe eigende was het essentiële punt dat hij de mening van Christus verkondigde en met hart en ziel door Hem gegrepen was. Elk mens een gevangene van zijn eigen tijd en Paulus is hierop geen uitzondering. Geen enkel mens kan volledig ontkomen aan de beperkingen van zijn eigen generatie. De wereld waarin hij leeft drukt een onuitwisbaar stempel op hem. In zijn brief aan de Galaten gebruikt Paulus een argument wat wij nu niet meer serieus zouden nemen. Hij haalt de belofte aan die met Abraham en zijn "zaad" was gemaakt. Het feit dat het woord "zaad" in enkelvoud staat, betekent dan ook niet voor hem dat dit op het volk Israël slaat, maar dat hiermee bedoeld wordt de Christus. In onze tijd vinden we zo'n redenering niet meer logisch en steekhoudend. Maar voor Paulus geldt dit niet. Hij was gevormd door de rabbijnse school en op deze wijze werd destijds door de rabbijnen gediscussieerd. De mensen waren juist aan deze manier van redeneren en argumenteren gewend. Wanneer iemand begrepen wilde worden dan was dit de goede manier van spreken. Dit argument overtuigt ons nu niet, maar gaf wel houvast aan diegenen die er toen naar luisterden. Wij zijn uiteraard dit soort van rabbijns redeneren ontgroeid. Wij glimlachen erom. Maar… toekomstige generaties zullen wel weer om ons glimlachen. Wat later maakt Paulus gebruik van het verhaal van Hagar en Sara en naar de methode van de rabbijnen gaat hij ook nu allegoriseren. "Dit is iets, waarin een diepere zin ligt. Want dit zijn twee bedelingen: de ene van de berg Sinai, die slaven baart, dit is Hagar. Het woord Hagar betekent de berg Sinai in Arabië. Het staat op een lijn met het tegenwoordige Jeruzalem, want dat is met zijn kinderen in slavernij. Maar het hemelse Jeruzalem is vrij; en dat is onze moeder". Hagar, de slavin, is de berg Sinai in Arabië en Sara, de vrije vrouw, is Jeruzalem dat boven is! Zulk een interpretatie is voor ons pure fantasie, maar dat was voor Paulus geen fantasie, want dit had hij geleerd op "college" in Jeruzalem. Op deze wijze interpreteerden zijn "professoren" in die dagen de Schriften. Door op deze manier met het Oude Testament om te gaan bleek ook Paulus een kind van zijn eigen tijd te zijn. Paulus was sterk gevormd door een schools systeem dat in de eerste eeuw veel opgang maakte. Dit was de apocalyptische wijze van uitlegging. Deze mensen proclameerden met een grote passie en zekerheid dat de komst van God aanstaande was. Hij zou verschijnen met kracht, op een wonderbaarlijke en overstelpende manier. Jezus had woorden gesproken die aanleiding gaven tot dit apocalyptisch denken en Paulus' heftige natuur reageerde hier heel fel op. Christus' voorstelling van God als een tedere en sympathieke Vader maakte het voor zijn navolgers moeilijk om te geloven dat de wereld nog lang zou bestaan. Hoe kan God die zo wijs is en met iedereen medelijden heeft een wereld laten bestaan die alle kwaad in zich heeft en volkomen corrupt is? De wereld was er aan toe om te worden gereinigd door vuur. De ontbering en beproeving van de christenen dreven hem tot een apocalyptische visie. Dit was hun enige troost wat hun lijden dragelijk maakte. De Heer zou spoedig wederkomen. Zonder dit uitzicht was het lijden voor hen ondraaglijk. Paulus zelf vond in deze spoedige komst van Jezus troost en moedigde anderen aan om in dezelfde verwachting te leven. Aan de Tessalonicenzen schreef hij: "Want dit zeggen wij u met een woord des Heren, wij levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan, want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen." Niets was duidelijker dan deze gebeurtenis! Deze zelfde overtuiging klinkt ook duidelijk en helder in de eerste brief van Paulus aan de Korintiers: "Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden." Over het bovenstaande valt niet te twisten. Aan de Romeinen schreef hij: "De dag is aanstaande." Aan de Fi1ippenzen schreef hij; "De Heer is komende." Zulke uitdrukkingen verkondigen maar één mening. Toen Petrus schreef: "Het einde van alle dingen is nabij”, verkondigde hij niet alleen zijn eigen overtuiging maar vertolkte hij ook de mening van Paulus en de andere apostelen. De eerste christenen meenden heel stellig dat het einde van de wereld heel spoedig zou komen. Dit is een vaststaand feit, waar men niet omheen kan. Door dit gegeven rijzen er wel vragen bij ons, die beantwoord moeten worden. Kan een apostel zich vergissen? Ja, dat is inderdaad mogelijk. Kan men geïnspireerd worden en toch verkeerde notities maken? Ja, ook Paulus werd geïnspireerd, maar zoals hij zelf zegt: "Hij kende slechts ten dele!" Kan het Nieuwe Testament voor ons authentiek gezag hebben en toch aanleiding tot misverstand geven? Ja, het Nieuwe Testament bevat inderdaad gebeurtenissen, die "oosters gekleurd" en tijdbetrokken zijn, maar tegelijk moet er bij gezegd worden dat de voldoende autoriteit bezit om ons de essentiële zaken van de verlossing te verkondigen. Dit feit doet niet te kort aan de onfeilbaarheid van de Heilige Schrift, maar staat wel op gespannen voet met ons westers denken dat alles rationeel wil verklaren. Hoe kan een weldenkend mens hier zonder meer aan voorbij gaan? Waarom niet gewoon de waarheid zeggen? Is dat dan zo'n waagstuk? Juist niet, maar wel de traditionele gedachten over de Schriftinspiratie. Wij moeten hieraan niet krampachtig vasthouden en alles letterlijk interpreteren. De schrijvers van de Schrift zijn geïnspireerd door de Heilige Geest, maar bedienen zich van eigen taal, inzicht en overtuiging. Het fundament van het geloof is niet de Schrift als Boek, maar de zekerheid, dat God, die in de Schrift tot ons spreekt waarachtig is. Zo heeft de Bijbel gezag voor ons en wij beamen dit gezag door het inwendig getuigenis van de Heilige Geest. Wanneer vaststaande feiten een gangbare definitie onwaar maken dan moet deze definitie worden herzien. Het werkelijke gevaar voor de kerk dreigt wanneer ze niet meer als oprecht kan worden aangemerkt. De waarheid is er niet bij gebaat dat feiten worden verzwegen. Het is ongehoord dat er in onze dagen mensen zijn, normaal van verstand, die met de beste bedoelingen weigeren te geloven dat Paulus zich kon vergissen. Ze gaan hoog op hun tenen staan, om onmiddellijk vurig te verdedigen, dat alle woorden van Paulus onfeilbaar waren. In plaats dat zij hun onbewijsbare inspiratietheorie herzien sluiten zij de ogen voor de werkelijkheid. Al bijna twee duizend jaar is de Heilige Schrift op dit punt duidelijk wat Paulus en de andere apostelen hebben geschreven over het einde van de tijden. Tot nog toe is Jezus niet gekomen. Zij hebben zich aangaande dit feit vergist! Maar net als in de dagen van Stefanus: "Toen zij dit hoorden, sneed het hun door het hart en zij knersten de tanden tegen hem." Helaas reageren ook nu nog velen op deze wijze. De ene fout leidt tot de andere. Omdat Paulus zich vergiste met betrekking tot de komst van Christus, berust het meeste van wat hij zegt aangaande het huwelijk ook op een misverstand. De apostel ontraadde om te huwen. Hij zei niet dat het zondig was, maar hij adviseerde alleen niet te trouwen om gelegenheid te hebben zich daardoor beter voor te bereiden op de komst van de Heer. Hij adviseerde vaders om hun dochters niet uit te huwelijken. Al deze adviezen waren verstandig uitgaande van het feit, dat de tijd nog maar kort was voor dat de Heer zou verschijnen. Waarom nog trouwen wanneer het einde van de tijden zo nabij was? Waarom zou een Christen zich nog druk maken met allerlei huishoudelijke besognes? Waarom nog de zorgen van een huwelijk die maar afhouden van de meditatie over het toekomstige leven? Alles wordt toch nieuw? Wanneer onze verwachting ongegrond is dan zal ook de uitkomst tegen vallen. Paulus had een verkeerde opvatting en daarom schreef hij zo over het huwelijk, en we kunnen hem dat niet kwalijk nemen. De pleitbezorgers voor het celibataire leven hebben helaas vele generaties opgezadeld met deze visie. Tedere consciënties hebben geworsteld met dit probleem en vele "heiligen" hebben dan ook van het huwelijk afgezien en zijn er soms aan te gronde gegaan ten gevolge van deze verkeerde zienswijze van de apostel Paulus. Toch moeten wij niet vergeten dat hij ook vele goede dingen gezegd heeft over het huwelijk. De verhouding tussen man en vrouw zag hij als een symbolische relatie tussen Christus en zijn kerk. Paulus heeft nooit onfeilbaarheid geclaimd voor zijn opvattingen en oordelen. Al in het eerste begin van de paragraaf over het huwelijk, zegt hij: "Voor de jongendochters heb ik geen bevel van de Here. Maar ik geef mijn mening, als iemand, die door de ontferming des Heren getrouw is." Dat wil dus zeggen: "Alles wat ik zeg is gewoon mijn eigen mening." Aan het eind van het hoofdstuk zegt hij: "Dit is mijn oordeel en ik meen ook de Geest Gods te hebben." Hij had beslist niet de intentie om alles wat hij te zeggen had als de mening van God te verkondigen! Verkeerd inschatten van situaties, onredelijke argumenten, beoordelingsfouten kenmerkten ook het leven van de apostel. Hij had een vurig karakter wat hij niet altijd onder controle had. Toen tijdens het gerechtelijk onderzoek in Jeruzalem de hogepriester een omstander de opdracht gaf om Paulus een klap op zijn mond te geven, reageerde Paulus woedend: "God zal u slaan, gij wit gepleisterde wand." Dit was een duidelijke tekortkoming en zonde. Er komen zo vaak in ons leven van deze gevallen voor, teveel om de neiging te krijgen ons zelf als een heilige te zien. Wij hebben begrip voor deze "slip van de tong" van Paulus, gezien de handelwijze van deze ontaarde hogepriester en zijn ruwe opmerking. Wij bewonderen een man, die onrecht wat hem aangedaan wordt, verontwaardigd beantwoordt met een dreigende rede tot de hogepriester. Maar wat ons oordeel ook over Paulus mag zijn, wij weten dat Paulus nadat hij hoorde wie het was zich onmiddellijk verontschuldigde. Hij haalde de Schrift aan tot zijn eigen veroordeling. Hij wist het en wij weten het ook, dat hij niet in de schaduw van Jezus kon staan. Jezus stond ook eenmaal voor de hogepriester en ook Hij werd geslagen door een officier van de wacht. Maar Jezus sloeg niet terug. Alles wat Hij zei was: "Indien Ik kwalijk gesproken heb, betuig dan van het kwade, en indien wel, waarom slaat gij Mij dan?" Als een lam dat naar de slachtbank wordt geleid en als een schaap dat wordt geschoren zo deed Jezus Zijn mond niet open. Dat is het verschil met Paulus. Jezus was een lam en Paulus een leeuw! Toen Paulus angstig was, brulde hij. Maar hij brulde niet lang. Onmiddellijk hield hij zijn stem weer in en beleed zijn fout. Hiermee toonde hij zijn geestelijke verwantschap met Jezus. Hij was van het goede hout gesneden. Nu en dan komt dit tot uiting in zijn brieven. Zijn overtuiging was zo intens dat hij er niet altijd in slaagde zijn tong te bedwingen. "Pas op voor de honden", zo schreef hij aan de Filippenzen. Paulus had het toen over mensen, die met hem van mening verschilden. Dit woord mag een ambassadeur van Christus niet gebruiken. En zo vaak mensen in heilige ijver zullen geraken kunnen deze gebeurtenissen helaas voorkomen. In zijn brief aan de Galaten zegt hij: "Al zou een engel uit de hemel u een ander evangelie verkondigen, afwijkend van wat wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt!” Hoe Paulus zich voelde toen hij die laatste woorden schreef kunnen wij ons goed voorstellen. Verontwaardigd en heel boos. Maar juist deze woorden die uit zijn hart komen overtuigen de lezers wel van het grote belang van wat hij zegt. Paulus wil graag de zaak heel duidelijk, vorstellen en gebruikt daarvoor soms harde taal. Niet iedereen is hiervan gediend. Velen worden liever wat zachter aangesproken. Maar wat Paulus zegt is duidelijk. En Paulus wist dat. Als hij aan het einde van de eerste brief aan de Korintiers door zijn secretaris 1aat schrijven: "Wanneer iemand de Heer niet liefheeft, die is vervloekt", dan is het duidelijk wat er bedoeld wordt. Hij schreef het tussen twee vriendelijke aanbevelingen in: "Groet iedereen met een heilige kus’’ en "De genade van onze Here Jezus Christus zij met u allen." Een distel tussen twee rozen. De distel is het bittere onkruid van de vroegere Farizeeër, met zijn intolerantie voor andersdenkenden. Maar het groeit op tussen de bloemen van het christelijke hart. Ja, Paulus had gelijk toen hij schreef: “Ik ben niet volmaakt, maar ik streef er naar!" |
|||||
|