248819
 
 
 
 
 

     Menu:

> Startscherm
> Schrijvers
> Verhalen
> Open verhalen
> FAQ
> Vintage

Paulus'nederigheid
Oefenen in ootmoed
Door: Hugo Karels
Commentaar van de schrijver:
Om in te schatten hoe ootmoedig iemand is moeten we eerst de diepte van zijn eigenwaarde en trots peilen. Nederigheid is geen synoniem voor minderwaardigheid. Lees daarom ook de overdenking over Paulus' trots als karaktertrek.
Categorie: Overdenking / Preek
Geschatte leestijd: ca. 12 minuten

Zijn nederigheid

Om in te schatten hoe ootmoedig iemand is moeten we eerst de diepte van zijn eigenwaarde en trots peilen. Voor velen is nederigheid, of wat hier onder verstaan wordt, geen enkel probleem. Deze mensen hebben de natuurlijke aanleg van een worm en laten alles over zich heen gaan. Natuurlijk is dit een karikatuur, echter velen gaan er van uit dat dit de juiste gesteldheid is voor ootmoed. Voor anderen is het praktisch onmogelijk om deze houding aan te nemen. Alleen met uiterste krachtsinspanning zal hen dit gelukken. Nederigheid staat zo ver van hen af dat zij deze geesteshouding mijden en er in feite een afkeer van hebben. Men ervaart nederigheid meer als een ondeugd, een karakterafwijking.
Van nature was Paulus trots en heerszuchtig en daarom was nederigheid voor hem een enorme prestatie. Hij wilde niet tegen zijn natuur in Jezus navolgen op een wijze waarvan hij zegt: "Die Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen en aan de mensen gelijk geworden is en Zich heeft vernederd tot de dood." Wanneer wij nederigheid verlagen tot een vorm van uiterste bescheidenheid, dan kunnen we de apostel Paulus beslist niet onderdanig noemen. Paulus had een hoge dunk van zichzelf en liet zelden zijn hoofd hangen. Vrijmoedig stelde hij eens dat hij zich niet de mindere voelde van de andere apostelen. Hij leed bepaald niet aan een minderwaardigheidsgevoel. Hij gaf hier ook geen blijk van wanneer hij met anderen in gesprek was. Hij liet niet met zich sollen. Integendeel, dikwijls somde hij met trots op wat hij allemaal had gedaan. Als nederigheid een op zichzelf staande karaktertrek zou geweest zijn, dan kunnen we van Paulus zeggen dat hij die absoluut niet had. Hij had geen enkele aanleg voor kruiperigheid of onderdanigheid. Voor niemand heeft hij ooit in het stof gekropen. Hij was verzekerd van zichzelf en van het grote belang van zijn roeping.
Wij worden in de wereld dikwijls geconfronteerd met de vele uitwassen en abnormale vormen van nederigheid. Het zou goed zijn om eens na te gaan hoe de Here Jezus deze karaktertrek in praktijk bracht en hoe Paulus hiermee omging. We zouden dan zien, dat ondanks Paulus' trotse karakter hij toch in staat was om, met hulp van Jezus, deze eigenschap om te buigen tot nederigheid.
Iemand met een trots karakter kan toch ootmoedig en nederig zijn door de kracht van Jezus. Paulus had van zichzelf een hoge dunk, maar dit was geen zelfoverschatting. Hij wist precies wat hij doen moest met de gaven, die God hem had gegeven en voerde zijn opdracht nuchter, strak omlijnd en bekwaam uit. In zijn eigen ogen was hij nog niet volleerd en daarom stond hij open voor nieuwe indrukken en suggesties. "Want onvolkomen is ons kennen en onvolkomen ons profeteren", dat schrijft hij in een van de mooiste hoofdstukken van de eerste Korintebrief. "Want nu zien we nog door een spiegel in raadselen, doch straks van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik onvolkomen, maar dan zal ik ten volle kennen zoals ik zelf gekend ben." Dit is de belijdenis van een nederig en ootmoedig mens.
Vrijmoedig spreekt de apostel over zijn vele kennis, maar hij zegt niet dat hij alles weet. Hij kent ten dele! Wanneer hij aan zijn volgelingen schrijft, dan wekt hij niet de indruk dat hij onfeilbaar is. De geleerden hebben hem onfeilbaarheid toegeschreven, maar Paulus heeft dit nooit van zichzelf gezegd! Wanneer iemand over bepaalde zaken veel licht heeft, betekent dat nog niet dat hij nu alles feilloos weet. Een mens kan als apostel geïnspireerd zijn door de Geest van God en zich toch op bepaalde momenten vergissen. Dit is een gegeven dat tegelijk vragen oproept, maar Paulus bekommert zich daar niet om.
Men had hem, met betrekking tot het huwelijk, moeilijke vragen gesteld maar in zijn antwoord maakt hij een duidelijk onderscheid tussen wat God daarover zegt en wat hij er van zegt. Een keer schrijft hij zelfs: ‘’hierover heb ik geen bevel van de Here, maar ik geef mij n mening, als iemand, die Hem trouw is." Hiervan is Paulus net zo zeker als de vele malen dat hij wel namens de Here spreekt. Wel maakt hij de opmerking, dat ook in die gevallen de Geest des Heren hem beïnvloedt. Toch stelt hij duidelijk, dat het geen geboden van de Here zijn maar dat het een opinie van hemzelf is. Hij wil beslist niet de indruk wekken dat alles wat hij zegt van God afkomstig is. Wanneer hij tot de beschouwing komt over de plichten die ouders hebben tegenover hun ongehuwde dochters, dan voegt hij er heel duidelijk aan toe dat dit geen geboden van de Heer zijn. Hij geeft alleen zijn eigen mening, maar wel de mening van een die meent ook de Geest Gods te hebben en daarom de waarheid spreekt, gepaard met wijsheid en gezag. Toch blijft hij in zijn antwoord aan de vraagstellers benadrukken dat het zijn eigen mening is. Nooit heeft Paulus gesteld dat hij, als autoriteit, alles tot in kleine details wist. Hij stuurde altijd aan op een grote persoonlijke vrijheid in gewetenszaken. Hij waarschuwde voor mensen die als kleine despoten anderen de wet voorschreven. "Weet gij niet", zegt hij met ingehouden toorn: "dat gij hem, in wiens dienst gij u stelt als slaven ter gehoorzaamheid, ook moet gehoorzamen als slaven. ..?’’ Hij was beducht voor mensen, die als een tiran de gemeente weer een juk op wilden leggen. Soms drukte hij zich zo kras uit dat hij later de neiging had zijn excuus aan te bieden voor de harde woorden. Maar steeds was hij zich ervan bewust, dat de Geest van God in hem was en hij haastte zich dan te zeggen zeer bevreesd te zijn dat zij hun nieuw verworven vrijheid zouden inleveren. Zij moesten blijven in de vrijheid waarmee Christus hen had vrijgemaakt en zich niet een nieuw juk van dienstbaarheid laten opleggen. Hij bood zichzelf aan om hen hierin te helpen deze vreugde in Christus gestalte te geven. Hij wilde met hen samenwerken, niet als een tiran of een kerkelijke dictator maar als een vriend, die hen de weg wilde wijzen.
Hij voelde zich niets minder dan de andere twaalf apostelen maar aarzelde ook niet om zich de gelijke van Apollos te noemen. Sommigen van de Korintiers vonden dat Paulus boven Apollos stond, anderen dat Apollos belangrijker was. Paulus hield hier niet van. Beiden, Paulus en Apollos waren landarbeiders, die werkzaam waren op de akker van God en volkomen aan Hem toegewijd om het werk af te maken. ‘’Ik heb geplant, Apollos heeft begoten, maar God gaf de wasdom. Daarom, noch wie plant, noch wie begiet, betekent iets, maar God, die de wasdom geeft. Wie plant en wie begiet, staan gelijk; alleen zal elk zijn eigen loon krijgen naar zijn eigen werk.‘’ Paulus zegt dus: "Of men nu plant of water geeft, het werk dat men doet is even belangrijk.’’ Daarom staat niet de een boven de ander, maar beiden doen Gods werk. Dit zouden alle dominees en leraars in onze tijd eens goed ter harte moeten nemen. En natuurlijk ook alle gemeenteleden. Favoriete leraars vestigen de aandacht op zichzelf en niet op Jezus!
Mensen die Paulus altijd onbehoorlijk bejegenen toont hij zijn trotse karakter en handelt daarnaar. Anderen, die hem bovenmatig proberen te vereren wijst hij af met een zeer openhartige onthulling over zichzelf. ‘’Wie is Paulus?’’, zegt hij tot deze heetgebakerde partijgangers: ‘’ Is Paulus dan voor u gekruisigd, of zijt gij in de naam van Paulus gedoopt? ‘’ Hij is enkel een prediker van Christus en bouwt niet op iets, dat van hemzelf is. Zijn opdracht is niet om een persoonlijk getinte boodschap te brengen maar de verzoening van mensen met God door Christus te verkondigen. "Christus heeft mij gezonden om het evangelie te verkondigen, en dat niet met wijsheid van woorden, om niet het kruis van Christus tot een holle klank te maken.‘’
Hij had zich een hoog ideaal voor ogen gesteld, was zelfverzekerd, integer en wilde zijn doel bereiken ondanks dat hij wist niet onfeilbaar te zijn en fouten te maken. Hij kon tegenspraak dulden. Toen hij de mensen aanspoorde om hem te volgen, voegde hij er zorgvuldig aan toe: ‘gelijk ook ik Christus navolg.' Christus moest in het centrum staan en niet Paulus. Toen hij al meer dan dertig jaar christen was schreef hij aan zijn geliefde gemeente in Filippi, dat zijn hoogste ambitie was te weten wie Jezus Christus was. Hij kende Hem wel, maar nog onvoldoende en altijd was hij erop uit om nog meer van Hem te weten. Hij wilde kennen de kracht van Zijn opstanding en delen in de gemeenschap met Zijn lijden en zo de lauwerkrans ontvangen. "Niet, dat ik het reeds verkregen zou hebben of reeds volmaakt zou zijn", zegt hij: "maar ik jaag ernaar, of ik het ook grijpen mocht, omdat ik ook door Jezus Christus gegrepen ben.” Niet wat anderen van hem denken is belangrijk. Hij is niet volmaakt maar streeft er naar. Voortdurend jaagt hij naar die erekrans, opdat Christus meer en meer gestalte in hem zou krijgen. "Ik ben een dienaar van God en van Zijn Zoon. Ik eigen me de gerechtigheid van Christus niet toe, maar ik streef er naar, opdat ik, het ook verkrijgen zou!‘’ Wat Paulus ook begeert te zijn en ondanks dat hem dat nog niet lukt, geeft dit hem toch troost.
Deze belijdenis komt uit het diepst van zijn hart. Hij schaamt zich er niet voor om zijn meest innerlijke roerselen naar buiten te brengen. Hij maakt van zijn hart geen moordkuil! In zijn dagen waren er mensen die er trots op waren, dat zij al hun emoties volkomen beheersten. Paulus matigde zich zoiets niet aan. Hij was een gewoon mens met handen, voeten, gevoelens en emoties zoals ieder ander. Hij at hetzelfde voedsel als elk ander, streed met dezelfde wapens, was vatbaar voor alle ziekten en werd ook door dezelfde medicijnen genezen. Hij ervoer, zoals iedereen de last van een warme zomer en de bittere kou van een strenge winter. Wanneer hij gestoken werd bloedde hij en in geval van ziekte voelde hij zich beroerd. Wanneer hij gefaald had kon je dat aan zijn humeur merken en was hij prikkelbaar. In gevaar kon hij de moed verliezen en gewoon bang zijn. Maar ondanks dit alles bleef hij zich sterk bewust van zijn goddelijke opdracht. Hoewel hij nederig zijn levensverhaal vertelt met alle turbulente gebeurtenissen van zijn geestelijk leven is hij niet bang voor het effect dat dit op zijn reputatie als apostel zou kunnen hebben. En of dit nu wel of niet voor anderen een bron van laster werd, weerhield het hem niet van zijn ijver om van Jezus te getuigen en deed het hem geen schade in de verkondiging van het evangelie. "Broeders, bidt voor mij." Verbazingwekkend is deze nederigheid van zo'n groot hart!
Wanneer hij aan zijn "eertijds” dacht, toen hij de kerk vervolgde, dan boog hij zijn hoofd en schaamde zich diep. Geen enkel woord kan het gevoel van wroeging en zelfbeklag uitdrukken waar dat boetvaardig hart dan onder gebukt ging. Als hij dan Gods genade welke aan hem was betoond, overdacht dan was Paulus ontroerd tot in het diepste van zijn ziel. Er waren momenten, waarin hij de hele wereld wel wilde vertellen dat hij zich beslist niet de mindere voelde van de apostelen, maar wanneer dat minderwaardigheidsgevoel hem overviel, voelde hij zich wel de minste van de apostelen, erger nog, hij was niet waard een apostel genoemd te worden!
Dit gevoel van zelfmishagen werd, naarmate Paulus ouder werd steeds sterker in hem en aan het eind van zijn leven voelde hij zich zelfs de minste van alle christenen. Het was de gedachte aan Gods barmhartigheid, die hem dreef tot deze uiterste vorm van ootmoed. Nooit was hij zich zo bewust van zijn eigen onwaardigheid dan wanneer hij dacht aan het grote werk waar God hem toe geroepen had om uit te voeren. En dat was niets minder dan te prediken, de onnaspeurlijke rijkdom van Christus, aan alle volken van de hele wereld. Hij wilde aan alle mensen vertellen het geheimenis, dat de voorafgaande eeuwen verborgen was geweest. Jezus Christus en die gekruisigd. Hij predikte nu in de hele christelijke kerk, die hij eens, als nooit tevoren had vervolgd, de veelkleurige wijsheid van God. Al deze gedachten overvielen Paulus toen hij zich intens bezighield met de onuitsprekelijke wijsheid, rijkdom, genade en barmhartigheid van God in Jezus Christus. Zijn vroegere trots werd hierdoor overspoeld en soms verviel hij in zelfverachting.
Soms nam dit gevoel hem zo in beslag dat het ging domineren en Paulus hierdoor in een sombere toestand kwam. In één van zijn laatste brieven, noemde hij zichzelf: "De grootste van alle zondaren.’’ Opnieuw was hij dan in de ban van zijn verleden toen hij, gedreven door een fanatieke ijver, mannen en vrouwen, die het geloof van Jezus beleden, in de gevangenis smeet en zelfs niet schroomde hun het leven te ontnemen. De enige troost voor Paulus in die momenten was, dat Christus zelfs van zo'n buitengewoon grote zondaar nog hield en de wereld kon zien hoe groot Gods genade was. De bekering van Paulus heeft velen later geholpen om met God in het reine te komen. De uitgestrektheid van de verzoening en de barmhartigheid van God heeft gelukkig geen grenzen!
Paulus weigerde voortdurend om zich voor mensen in het stof neer te buigen en een knieval te maken. Wanneer hij heel belangrijke mensen ontmoette ging hij met hen om alsof ze zijns gelijken waren. Maar voor God was geen zondaar zo groot als hij en in tegenwoordigheid van de Eeuwige voelde hij zich in het niet zinken. Alles wat hij bezat had hij ontvangen. ‘En wat hebt gij, dat gij niet ontvangen hebt? En indien gij het dan ontvangen hebt, wat beroemt gij u, alsof gij het niet ontvangen had?', zegt hij tegen sommige blaaskaken van Korinte. Paulus had hier geen enkel begrip voor, leefden zij niet allen bij de gratie van God? Hij had een diepe afschuw van dat gepoch op eigen werk. Alle gaven die God geschonken had waren onverdiende weldaden. Daarom werd het woord "genade" het belangrijkste woord in de vocabulaire van de apostel. Dit woord lag altijd voor in zijn mond en vloeide als eerste uit zijn pen. Wanneer hij mensen voor het eerst ontmoette was altijd zijn groet: "De genade van onze Here Jezus Christus zij met u.' Bij zijn vertrek was zijn afscheidswoord: "De genade van de Here Jezus blijve met u." Genade is een onverdiende gunst. Dit woord klonk in zijn oren als de mooiste muziek van de wereld. Het woord "genade" bracht Paulus altijd opnieuw tot een nederige houding voor God.
Zijn nederigheid gaf hem gewoonlijk geen gevoel van minderwaardigheid, maar beïnvloedde wel zijn hele gedrag. Onze Heer prees nederigheid altijd aan. Jezus zei van Zichzelf, dat Hij: "zachtmoedig was en nederig van hart" en bewees dit door in Zijn leven geen reputatie op te bouwen, maar een dienstknechtgestalte aan te nemen. In de laatste nacht van Zijn leven nam Hij een waskom en een handdoek en nadat Hij deze had gebruikt voor de discipelen, zei Hij tot hen: "Ik heb u een voorbeeld gegeven."
De apostel Paulus gebruikte zijn leven lang deze voorwerpen. Hij deed die dingen, die op dat moment" nodig waren en moesten gebeuren. Hij daalde af naar hetzelfde lage niveau waarop de meeste mensen zich bevonden. Hoewel hoog opgeleid en van goeden huize, deed hij zijn werk onder mensen die zelf nooit een schoolopleiding genoten hadden en ook meestal van geringe afkomst waren. Zijn bekeerlingen behoorden, op een enkele uitzondering na, tot de lagere stand. Het waren boeren, kleine winkeliers en slaven. Vooral in Korinte bestond de kerk uit leden van geringe komaf. "Niet veel wijzen naar het vlees, niet veel invloedrijken, niet veel aanzienlijken." Het was vooral de bevolkingsgroep van de laagst sociale klasse in de stad. "Ziet slechts broeders, wat gij waart, toen gij geroepen werd", schrijft Paulus. "Hoe weinigen van u hebben een goede opvoeding genoten, wie van u oefent invloed uit op de gang van zaken en wie van u is van adel? Het lijkt erop dat God u heeft uitverkoren om de wijzen te beschamen, u die niet ontwikkeld bent en geen enkele invloed kan uitoefenen op het sociale leven. "En wat voor de wereld onaanzienlijk en veracht is, heeft God uitverkoren, dat, wat niets is, om aan het geen wel iets is, zijn kracht te ontnemen." Zij zullen er zich nooit op kunnen beroemen, dat zij ook maar iets aan de invloed van de kerk hebben bijgedragen door geld of afkomst. Iedereen zal duidelijk kunnen zien, dat de opkomst en groei van de christelijke kerk alleen veroorzaakt zijn door de kracht van God. "Wie roemt, die roeme in de Here."
Paulus had zijn leven niet alleen toegewijd aan de onbetekenende mensen van zijn eigen ras maar ook aan vreemdelingen van geringe afkomst in andere landen. Het waren houthakkers en waterdragers, mensen van de "werkvloer" en niet van de "top" die zich voelden aangetrokken door het evangelie. Mensen, die beschaafd waren, opgingen in de bestaande cultuur en veel bezit hadden, de "upper ten" gingen voorbij aan deze blijde boodschap. Iemand van goede stand, met veel aandacht voor cultuur, is niet werkelijk geïnteresseerd in arme onbekende buitenlanders. Maar het waren juist deze uiterst simpele vreemdelingen, waaraan Paulus het grootste gedeelte van zijn leven besteedde. Deze vreemdelingen hadden een dienstbetoon nodig, dat hen niet tot vergelding of teruggave verplichtte. Dit was de waskom en handdoek van Paulus.
Was het geen wonder dat velen van zijn tijdgenoten geen enkel begrip konden opbrengen voor het motief dat Paulus dreef tot zijn daden'? Hoe kon zo' n man dat nu doen? Waarom zou een man met zijn ontwikkeling ook maar een poging doen om een weggelopen slaaf met zijn meester te verzoenen? Waarom zou een man met zijn uitzonderlijk niveau zijn tijd doorbrengen om met zijn handen te werken in een handweverswinkel bij mensen van zeer geringe stand? Ik bedoel het echtpaar Prisca en Aquila.
Wij zouden zo'n bekwaam man hoofd maken van bijvoorbeeld een theologische of filosofische opleiding te Jeruzalem of Tarsen. Wie zou op deze wijze zijn uitzonderlijke gaven en talenten verkwisten aan een bepaald soort grillige en nukkige mensen, die absoluut niet in staat waren het hoge wetenschappelijke niveau van hun leraar in te schatten en te waarderen. Hoe kon Paulus in dat milieu een goed en fatsoenlijk leven lijden? Verschillenden van zijn volgelingen hadden een uitgesproken onguur uiterlijk en een slecht onbetrouwbaar karakter en deze minder fraaie kant van het Korintisch gemeenteleven heeft Paulus dikwijls ziek gemaakt. Uit de brieven van de apostel kunnen we afleiden hoe slecht de algemene moraal van deze gemeente was. Ze staan vol met waarschuwingen tegen de platvloerse en immorele praktijken van sommige gemeenteleden. Het is een onaangenaam en ondankbaar werk om dit soort mensen van het laagste allooi, het uitschot van de maatschappij, op te tillen naar een hoger niveau en een andere manier van leven en dit lukt alleen iemand, die de beschikking heeft over een enorme wilskracht. Hij moet ook in staat zijn om in de huid van dit soort mensen te kruipen en ze te begrijpen. Daarnaast mag het hem niet aan inzicht, wijsheid en moed ontbreken om steeds opnieuw alle ontstane moeilijkheden op een goede manier op te lossen, zonder hierbij onaanvaardbare compromissen te sluiten en concessies te doen. Hij moest absoluut integer en onkreukbaar van karakter zijn en zichzelf weg kunne cijferen.
Het gebruik van de waskom en handdoek, het voorbeeld van Jezus, gaat dwars tegen onze natuur in. Men is liever meester dan slaaf! Men moet genegen zijn om al geringste, nederig voor anderen te buigen en al ondergeschikte te leven. Paulus volgde hierin Jezus na. Beiden moesten zich steeds weer opnieuw verootmoedigen voor het "gewone volk" en zijn nu met hun nederigheid ons tot voorbeeld. Paulus verloochende zijn hoge afkomst toen hij voor Jezus aan het werk moest. Hij was niet bang en het kwetste hem niet zijn reputatie te verliezen door zich aan te sluiten bij het "gewone volk". Hij kon met zijn blote handen werken en voelt zich hierdoor niet vernederd. Hij schaamde zich voor geen enkel eerzaam handwerk, ondanks zijn uitmuntend vorming. Hij had een hart van goud en daarom vond hij het niet erg om het werk van een dienstknecht te doen. Hij vond dit een eer en schreef dit dan ook altijd achter zijn naam, ‘’Paulus, een dienstknecht van Jezus Christus de Heer." Dat was de titel waar hij zich me tooide en waar hij het meest van hield. Andere schreven: "heilige Paulus", maar hij schreef altijd "dienaar Paulus". In de Griekse wereld had dienaar een andere betekenis dan nu, het betekende eigenlijk "slaaf” volkomen ondergeschikt zijn en zelf toebehorend aan zijn meester. Een slaaf was het eigendom van de meester en was hem in alles gehoorzaam Hij kon niet gaan en staan naar eigen wens. Paulus rekende het tot een eer aan deze Meester gehoorzaam te moeten zijn en in feite onder curatele te staan. Deze uiterst onderdanige positie vond hij niet minderwaardig. Hij was blij, dat hij in relatie stond met Iemand die voor hem boven alles uitstak, Jezus de Zoon van God. Hij had de nederige houding van een klein kind, altijd leergierig om nog meer te leren van de Meester. Alles wat in zijn "eertijds" was gebeurd wilde hij vergeten en wanneer deze sombere gedachten toch soms naar boven kwamen dan onderdrukte hij ze met alle kracht die in hem was. Hij wist dat deze zonden door zijn Meester waren vergeven. Hij was van nature een trots mens en had zich gemakkelijk kunnen ontwikkelen tot een halsstarrig en arrogant man, maar door de kracht en invloed van Jezus zijn Heer heeft hij geleerd om zijn knieën te buigen.










Gepost op 21-08-2004 om 20:18 uur
952 keer gelezen

Alle verhalen van deze schrijver (Hugo Karels)

Dit werk is ingezonden op http://www.blocnoot.nl en blijft te allen tijde eigendom van de feitelijke auteur van het werk (of bloCnoot zolang de auteur niet kan worden teruggevonden). Zonder toestemming van de feitelijke auteur mag dit werk niet gebruikt worden voor andere doeleinden dan lezen. BloCnoot zal nooit toestemming geven indien de auteur niet teruggevonden kan worden. Mocht er sprake zijn van misbruik van de inhoud van het gepubliceerde werk op welke manier ook zullen er (in samenspraak met de auteur) stappen ondernomen worden.