| |||||
Zijn geduld Het is niet gemakkelijk voor een onstuimig mens om geduldig te zijn. Het is bijna zeker, dat zo iemand door een of ander uitstel zijn zelfbeheersing verliest en dit tot uiting brengt door een onbeheerst gedrag. Deze mensen wekken de indruk, dat ze altijd voorovergebogen in de startblokken staan. Dat komt door hun vurig en impulsief karakter. Het zijn niet altijd de gemakkelijkste mensen om mee om te gaan. Hun enthousiasme kan ook plotseling in het tegendeel omslaan. Met vleugels gaan ze de berg op en met lood in de schoenen komen ze er van af. "Hardlopers zijn dikwijls doodlopers!" Ze lijken op paarden in de renbaan, die een goede start maken, maar halverwege uitvallen. Voortijdig is de energie op. Ongeduld is een van de meest voorkomende en demoraliserende ondeugden van de mens. Ze werkt verwoestend op de mensheid. Elke christelijke gemeente kan hier de nodige voorbeelden van geven. Men begint een toren te bouwen zonder vooraf de kosten te berekenen. Men slaat de hand aan de ploeg, maar bij de eerste tegenslag kijkt men achterom. Men toont wel eigen initiatief, maar houdt voortijdig op om weer wat anders aan te pakken. De meeste mensen lijken hier op kinderen. Dan willen ze het een en dan weer het ander en soms alles tegelijk. Ze tonen geen geduld te hebben om te wachten, omdat ze te ongedurig van aard zijn. Het gaat bij hen om de goals, de doelpunten en niet om het spel. Zij eisen snel resultaten, om zonder omwegen direct succes te kunnen boeken, maar de doelstelling wordt uit het oog verloren. Mensen met deze inslag kost het veel volharding en geduld om werkelijk iets duurzaams te bereiken. Hun vurige en onstuimige natuur speelt hun hierbij parten. Paulus was het toonbeeld van geduld, vooral wanneer we rekening houden met zijn vurig en heftig karakter. Hij kon heel hard lopen maar ook rustig wandelen. Hij kon van zich afbijten, maar zich ook inhouden. Hij was enthousiast, maar kon op zijn beurt wachten. Na zijn bekering ging de apostel niet direct aan de slag om zijn zendingsopdracht uit te voeren. Ondanks dat hij niet meer zo jong, de tijd beperkt en het werk urgent was. Toch stortte hij zich niet overhaast op z'n evangelische activiteiten. Hij vertrok eerst naar Arabië en wilde daar een tijd alleen zijn. Hij had tijd nodig om alles eens te overdenken, dat was het enige waar hij op dat moment naar verlangde. De zaken moesten op een rij gezet worden. Voor hem was het “plaatje" nog niet helder en klaar. Hij had iets volkomen nieuws ontdekt maar hij moest dit zelf nog wel verwerken. Een nieuwe overtuiging had hem in beslag genomen, maar hij was nog niet gereed om deze ook al uit te dragen in de wereld. Zijn oude geloofsbelijdenis was verbrokkeld tot kruimels en had afgedaan, een nieuwe moest nog gevormd, inhoudelijk goed onderbouwd en vervolgens duurzaam aan de wereld beleden en gepresenteerd worden. Voor Paulus, al intellectueel geldt, evenals voor anderen van zijn niveau, dat een nieuw godsdienstig thema voor het verstand grote problemen kan opleveren, die eerst grondig verwerkt moeten worden. Er doemde plotseling een menigte van vragen bij hem op, die hij, zo mogelijk voor zichzelf, eerst moest beantwoorden. Het waren totaal nieuwe gedachten en ideeën, die hij grondig moest overdenken. Op dat moment kon hij nog niet de reikwijdte overzien hoe de gerezen vragen moesten worden opgelost en welke consequenties er aan verbonden waren. Hij had een bepaalde visie op alles maar deze moest eerst op een intellectueel niveau verder uitgewerkt worden, zodat hij haar ook naar buiten kon presenteren in de vorm van een helder en goed doordacht leerstuk Hij moest dit later verdedigen tegenover mensen, die scherp van verstand waren en goed wisten waar ze over spraken. Zijn ervaring op de weg naar Damascus had tot gevolg gehad dat heel zijn leven door elkaar was geschud, het was het effect van een aardbeving. Hij was niet in staat ook maar een stap in de goede richting te zetten voordat hij deze goed had overwogen en de uitwerking ervan wist. Bij alles wat hij toen deed moest hij eerst nadenken! Hij zou en moest een duidelijke mening vormen over al de gebeurtenissen, die hem waren overkomen. Voor de poort van Damascus had een groot licht zijn natuurlijke ogen verblind, zodat hij aan de hand verder geleid moest worden. Zijn geestelijke ogen echter konden het nieuwe licht nog niet zien en de veelheid van gedachten maakte dat ook deze niets zinnigs meer konden waarnemen. Pas later vielen hem de schellen va de ogen. Er was hem een totaal nieuwe ervaring overkomen, die hij nog niet kon bevatten. Heel de structuur van zijn oude denken moest omver om plaats te maken voor de gedachte dat de nationale God van de Joden een universele God was, een God, als redder van heel de wereld. De annexatie van deze Wereldredder door het Jodendom was voorbij! Voor Paulus gaf dit oneindig veel stof tot nadenken. Toen hij uit het huis van Ananias kwam, had hij niet de brief aan de Romeinen in zijn hoofd zitten. Hij was verward, verbijsterd en geheel in de war. Hij trok zich terug in de stilte van Arabië. Wat hij daar gedaan heeft weten we niet. Hij heeft dat nooit aan Lukas verteld en Lukas gaat er in zijn journaal, de Handelingen, aan voorbij alsof hij er nooit van gehoord heeft. Hoe lang Paulus in Arabië gebleven is, kunnen we ook niet zeggen, mogelijk een jaar, maar het kunnen er ook twee geweest zijn. We weten alleen, dat Paulus drie jaar daarna in Damascus preekte en uiteindelijk besloot naar Jeruzalem te gaan. Hij wilde Petrus zien en hij vroeg om een gesprek met Jacobus. Petrus kon hem over het publieke leven van Jezus vertellen en Jacobus over Zijn verblijf in Nazareth. Paulus wilde alles wat over Jezus bekend was weten. En dan opeens verliezen we hem weer voor tien jaar uit het oog. Lukas vertelt ons niet waar hij heen ging en wat hij in die tijd deed. Paulus zelf vertelt ons ook niets, behalve het feit dat hij naar de omstreken van Syrië en Cilicië vertrok. Al deze jaren was hij van gezicht bij de christenen van Judea niet bekend. Zij kenden hem alleen van horen zeggen en wisten dat de beruchte achtervolger van destijds van gedachten veranderd en bekeerd was en nu het geloof preekte dat hij eens versmaadde. Deze dertien jaren van stilte en afzondering doen ons denken aan de eerste achttien levensjaren van de Here Jezus. Ook hierover is ons weinig bekend. Niemand in de wereld zal tot iets bijzonders komen of hij zal eerst een lange tijd van voorbereiding en zelfdiscipline hebben meegemaakt. In deze dertien jaar werd Paulus gevormd tot de man, die wij uit de brieven kennen. De oudste brief die wij van hem bezitten is de eerste brief aan de Tessalonicenzen, geschreven door hem toen hij ongeveer vijftig jaar was. Het is een product, dat getuigt van discipline en van een rijke geest. Hij was toen achttien jaar bekeerd en deze lange jaren van geduld hadden een prediker uitgebroed vol van geloof, met heldere en klare gedachten, solide en fonkelend als een diamant. Op een zeker moment wordt men wedergeboren, als klein kind in het geloof, maar het opwassen tot een volwassen christen duurt langer. In deze achttien jaar is Paulus opgegroeid van kind tot man. Niemand wordt in een enkel ogenblik wijs en sterk. Men kan plotseling een totaal nieuwe visie op een waarheid krijgen, in de tijd van een seconde zelfs, maar een karakter wordt gevormd door moeizaam en jarenlang gezwoeg en geploeter, een proces dat veel geduld vraagt. We kunnen ons bijna niet voorstellen hoeveel geduld en lankmoedigheid nodig is om iemand als Paulus te veranderen. We moeten ons dan herinneren hoe hij was voor zijn bekering en ook rekening houden met de plotselinge omwenteling in zijn turbulente leven. Daarna de jaren van snelle groei, welke voor ons merendeels in nevelen zijn gehuld en zich volkomen aan onze waarneming onttrekken. Dit is voor ons een verborgen proces geweest, maar Paulus zelf heeft deze totale verandering, die toch een lange periode duurde, met alle vezels van zijn menszijn ondergaan. Geduld is niet een mooie, geurige bloem die van de hemel naar de aarde afdaalt, maar een groeiproces waar iemand zelf met huid en haar bij betrokken is. Of iemand geduldig is kunnen we ook zien als we letten op de wijze hoe hij teleurstellingen verwerkt. Paulus had een sterke en duurzame ambitie om eenmaal de hoofdstad van de wereld te zien. Al jaren had hij de begeerte om ooit daar eenmaal te preken. Maar altijd weer vond hij iets op zijn levensweg dat hem tegenhield om daar te komen. Pas na vele jaren kreeg hij de gelegenheid naar Rome te gaan, maar de arme man kwam toen de stad binnen, vastgekluisterd met kettingen, als een gevangene! Toch klaagde en morde hij niet. Hij probeerde zelfs in die omstandigheden het beste ervan te maken en ging, zo snel als mogelijk was, aan het werk. Wij weten uit een van zijn brieven, dat hij in plaats van zelfbeklag over het geringe komfort en de boeien waarmee hij was vastgekluisterd, zich verheugde over het feit dat hij op deze vreemde manier toch nog zo veel zegen kon verspreiden. Hij was teleurgesteld dat hij niet werd bevrijd van een handicap, die hem hinderde om zijn werk te doen. Hij heeft God gevraagd hem hiervan te bevrijden, maar Deze weigerde dat. Hij wachtte maanden, jaren, maar al die tijd bleef God onvermurwbaar. Paulus vroeg het Hem opnieuw, maar op dit punt leek het of God Paulus zag noch hoorde. Nog langer wachtte Paulus op antwoord, maar het kwam niet. Tenslotte pleitte Paulus nog eenmaal, maar ook dat pleiten was tevergeefs. Ondanks zijn voortdurend gebed hield Paulus deze "doorn in het vlees". Hij ging verder met zijn werkzaamheden en ondervond, dat hij er niet minder bekwaam toe was. Hij bleef even succesvol met of zonder "doorn". De allerergste teleurstelling in het leven van de apostel was, dat Jezus niet tijdens zijn leven wederkwam op aarde. Naar zijn visie had Hij dat moeten doen en bleef Hij eigenlijk in gebreke! Dit was het fundament van zijn hoop en dit zag hij in zijn mooiste en zoetste dromen. Het was voor Paulus meer dan een enkele hoop, het was in hem gegroeid tot een vaste overtuiging. Hij wist zeker dat Jezus komende was en dat dit niet lang meer zou duren. Anderen bemoedigde hij hierdoor en maakte hen even enthousiast voor deze wederkomst. Paulus wachtte voortdurend op dit voor hem zo glorieuze moment van Jezus' verschijning. Dan zou hij Hem werkelijk zien in al Zijn heerlijkheid. Maar Jezus kwam niet. Jaar na jaar ging voorbij, de tijd verstreek en Paulus werd oud. De wereld bleef ondergedompeld in zonden en ellenden, zonder enige verlichting door de grote Redder. Maar Paulus brak niet in woede uit en werd er niet door ontmoedigd. Hij verdroeg zijn grote teleurstelling zonder een klacht te uiten. Langzaam maar zeker ging hij inzien, dat Jezus tijdens zijn leven niet meer zou wederkomen. Maar dit feit deed geen afbreuk aan zijn geloof en hij verslapte niet. Hij had God gevolgd en daar was hij blij om en dat deze God een eigen weg ging, begreep Paulus aan het eind van zijn leven. Toen Paulus oud geworden was schreef hij aan sommigen van zijn vrienden de volgende onthulling: "Het leven is mij Christus en het sterven gewin. Indien ik in het vlees blijf leven betekent dat voor mij werken met vrucht, en wat ik moet kiezen weet ik niet. Van beide zijden word ik gedrongen: ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn, want dat is verreweg het beste; maar nog in het vlees te blijven is nodiger om uwentwil." Hij wist dat hij met te sterven beter af zou zijn, maar hij wilde eerst het werk afmaken, dat hem was opgedragen. Dit zou ook voor zijn vrienden beter zijn. Geen enkele teleurstelling, hoe pijnlijk ook, maakte hem opstandig of moedeloos. Deze geesteshouding wordt door hem heel goed uitgedrukt in wat hij aan de Romeinen schreef: "Maar hoop die gezien wordt, is geen hoop, want hoe zal men hopen op hetgeen men ziet? Indien wij echter hopen op hetgeen wij niet zien, verwachten wij het met volharding." Volharding en geduld zijn woorden, die op Paulus' lijf stonden geschreven. Het geduld dat iemand bezit zien we ook aan de manier waarop hij werkt en aan de methode, die hij daarbij aanwendt. Paulus liet nooit, in welke stad ook, zijn bekeerlingen, die hij daar had gemaakt, voor goed alleen. Altijd kwam hij na verloop van tijd bij hen terug. Hij kwam terug, hoewel hij er soms grote omwegen voor moest maken. Hoe geduldig legde hij al deze lange en gevaarvolle afstanden van de ene stad naar de andere af. Waarom ging hij terug? Zijn werk was nog steeds niet af! Het werk van een heraut, van een prediker is van geringe waarde als het niet aangevuld wordt met het werk van andere mensen. Er moet gepredikt worden, maar ook de administratie moet gedaan worden. Ook pastorale en herderlijke zorg mag niet achterwege blijven. Herder, leraar en administrateur dient men te zijn tijdens de veldtocht van het evangelie. Zo worden mensen gered en behouden. Men wordt, gewoonlijk, niet gered door eenvoudig een keer naar een preek te luisteren. Men kan er wel door worden stilgezet en er een ander leven door beginnen. De eerste maal, dat men de evangelieboodschap hoort, kan diep inslaan en het hart doen neigen naar de waarheid, maar wil dat standhouden dan is verdere bearbeiding door anderen nodig. Evangelisten hebben dit vaak vergeten en hierbij niet altijd stilgestaan. Ze bliezen op de trompet en gingen daarna in de aanval. Ze zagen onvoldoende het grote belang in van standvastigheid en fundering van de gemeente. De vijanden kregen daardoor, met hun onverdroten ijver om het werk weer te gronde te richten, volop de gelegenheid om dwaalleer, tweedracht en haat te zaaien in de jonge gemeenten. Haast en ongeduld zijn hiervan de voornaamste oorzaak. De voortgang van Paulus' werk te Antiochië in Pisidië en Derbe was zeer succesvol, maar zijn terugtocht van Derbe naar Antiochië was niet minder glorieus. Op zijn reis naar het Oosten had de apostel Paulus bekeerlingen gemaakt, maar op zijn terugreis naar het Westen bouwde hij ze op in het geloof. Lukas zegt hiervan het volgende: "om de zielen van de discipelen te versterken en hen te vermanen om te blijven bij het geloof, en dat wij door vele verdrukkingen het Koninkrijk Gods moeten binnengaan. En nadat zij voor hen in elke gemeente oudsten hadden aangewezen, droegen zij hen onder vasten en bidden de Here op, in wie zij geloofd hadden." Het vraagt moed om mensen te bekeren en het vraagt moed en geduld om kerken te institueren met oudsten en predikers aan te stellen voor verdere opbouw. Er moet een organisatie opgezet worden, die alle belangen van de leden behartigt en de bekeerlingen zullen getraind en onderwezen moeten worden in de eerste en fundamentele beginselen van het christelijke leven. Een prediker wordt het meest belast met en beproefd door de veelheid van taken, die een ordelijk gemeenteleven met zich meebrengt, zoals het onderwijs, bestuur en vooral het dragen van de herdersstaf over de hem toevertrouwde schapen. Wanneer Paulus een opsomming geeft van al zijn ontberingen, zegt hij aan het eind van deze lijst: "en daarbij komt nog de voortdurende zorg over al de gemeenten." De zorg over een gemeente is een volledige dagtaak, dat gold toen, maar ook nu, tweeduizend jaar later. Wat een zorg moeten deze vroeg-christelijke kerken de predikers niet gegeven hebben. Wat wisten die pas bekeerden weinig ten opzichte van wat wij nu weten, na zestig generaties christelijk gemeenteleven. Ze konden nog niet profiteren van al het geestelijk erfgoed waar wij nu over beschikken. Hoeveel dogmatische en ethische problemen zijn in de achterliggende eeuwen niet overdacht, gerangschikt en duidelijk geformuleerd. Wij hebben vaak de neiging om de vroeg-apostolische kerk te idealiseren, maar Paulus opent ons de ogen en laat ons de kerk zien, zoals ze in die dagen werkelijk was. De kerk van Korinte had vele problemen, maar was daardoor niet slechter dan de andere gemeenten. Van deze gemeente zegt Paulus dat er grove zonden in gevonden werden: twisten; tweedracht en partijschap; geldgierigen; afgodendienaars; hoereerders; lasteraars; dronkaards en oplichters. Sommigen van de gemeenteleden waren zelfs dronken bij het avondmaal! De leden waren onbetrouwbaar, opgeblazen en onwetend. Bekeerlingen uit het heidendom vielen soms weer terug in oude gewoonten, erger nog, zelfs bloedschande kwam voor onder de leden. Dit was voor de heidenen zelfs niet acceptabel! "Bluft niet, steelt niet, liegt niet, weest niet dronken, spreekt geen vuile taal en geef je niet over aan onkuise lusten", dit soort van instructies hadden velen van de pasbekeerden nodig. Maar Paulus had geduld met hen zoals een vader, moeder of onderwijzer met onwillige kinderen. In zijn ogen waren ze soms als kinderen, dan weer als broeders en zusters. Hun veelvuldig struikelen, opstaan en weer vallen verdroeg hij met oneindig veel geduld. Geen wonder dat Paulus' lijfspreuk "lankmoedigheid" was! Hij wist uit eigen ervaring dat er een soort liefde bestond die alles verdroeg. Niets is erger voor een sterke persoonlijkheid dan het verdragen van tegenwerking. Altijd werd hij tegengewerkt en opnieuw beproefd. Ze dreven hem uit Damascus, uit Jeruzalem, uit Antiochië in Pisidië, uit Ikonium, uit Lystra, uit Filippi, uit Tessalonika, uit Berea en uit Athene. Maar hij besliste dan om naar Korinte te gaan en daar verder te werken. Paulus ging daar niet alleen heen omdat hij dan geen hinder had van al deze tegenstand, maar ook omdat hij eindeloos geduldig was. Gewond trok hij verder in de wetenschap dat hij weer opnieuw de kans liep verse wonden op te lopen. Al dit lijden bracht hem niet tot enig zelfbeklag of gemopper. Door al deze tegenslag ontwikkelde zich bij hem alleen een sterker weerstandsvermogen. Aan de Romeinen schreef hij: "Maar wij roemen ook in de verdrukkingen, daar wij weten, dat de verdrukking volharding uitwerkt, en de volharding beproefdheid, en de beproefdheid hoop en deze hoop beschaamt niet." Het is moeilijk om geduldig te blijven wanneer men verkeren moet met mensen die niet alleen een geringe ontwikkeling, maar ook dikwijls minder goede bedoelingen hebben. Als mensen onze motieven in twijfel trekken, er zelf van overtuigd dat ze oprecht en zuiver zijn, dan zou men in staat zijn alle moed op te geven. Sommige mensen willen best zonder geldelijke vergoeding werken en anderen zonder bedankt te worden, maar wie zou graag willen werken in een totaal vergiftigde atmosfeer van verdachtmakingen en leugens? De kerk van Korinte was de meest lastige gemeente van alle kerken welke Paulus had gesticht. Hij moest daar de laagste en gemeenste insinuaties verdragen. Maar aan het eind van de tweede brief aan Korinte treffen wij de rijkste zegenwens. In deze zegengroet komt het best tot uiting de liefde van de apostel tot deze gemeente en haar leden. Hij schrijft: "De genade van de Here Jezus Christus, en de liefde Gods, en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met u allen." Wanneer Paulus deze woorden schrijft, toont hij vanuit zijn leven de praktijk van de godzaligheid: "Want de liefde is lankmoedig en goedertieren, niet afgunstig en praalt niet, niet opgeblazen en kwetst niemands gevoel, zij zoekt zichzelf niet, wordt niet verbitterd en rekent niemand het kwade toe. "Want zegt Paulus: "De liefde bedekt alle dingen." In de kerkelijke geschiedenis is het beste bewijsstuk van Paulus' geduld de aktie, die hij in Europa opstart en de moeite, die hij daarbij ondervindt met geld in te zamelen voor de arme christenen in het verre Jeruzalem. Dit was een heel gedurfde onderneming. Collecteren voor mensen, die de gevers vermoedelijk nooit zullen zien en nog wel van een ander ras zijn, is een moeilijke opdracht. Door de toch wat utopische opzet van Paulus' denkbeelden gold dit te meer. De noodzaak van deze inzameling had een wankele basis en was niet sterk onderbouwd. Bovendien was het maar de vraag of al het geld inderdaad bij de behoeftigen in Jeruzalem zou aankomen. Bleef er ook niet wat aan de "strijkstok" hangen voor Paulus' eigen onderhoud? Het zijn altijd deze vragen en verdachtmakingen, die bij dergelijke humanitaire acties gesteld worden. Zulke insinuaties voor zo'n nobel doel werken frustrerend en zijn erg teleurstellend voor diegenen, die dit alles organiseren. Zelfs de grootste helden zouden de moed verliezen, wanneer zij voortdurend met modder en vuil werden bekogeld. Het trotse bloed van Paulus moet hebben gekookt bij deze veelvuldige en vuile verdachtmakingen. Voor deze laster was geen enkele grond, toch werd hij er wel steeds mee geconfronteerd. Maar Paulus liet uiterlijk niets van zijn walging hierover merken. Hij vond zijn werk te belangrijk om zich door deze duivelse laster te laten beïnvloeden, laat staan dit werk te beëindigen. Al deze kritiek liet hij omwille van het goede doel over zich heen gaan. Met alle energie, die in hem was drukte hij de inzameling door en verheugde zich reeds met het vooruitzicht op de blijde ontvangst van het geld door de gemeente, later, in Jeruzalem. Uiteindelijk ging hij toch met de goedkeuring van de gemeenten naar Jeruzalem. Paulus hield de moed erin! Eenmaal op weg naar Jeruzalem kreeg hij weer met een andere vorm van tegenwerking te maken, wat zijn hart bekommerde. Zijn vrienden verzochten hem dringend niet naar Jeruzalem te gaan, vanwege een complot dat zijn vijanden daar gesmeed hadden. Zij waren goed op de hoogte van de diepe haat van het gepeupel aldaar en zij vonden dat Paulus te veel risico nam om zijn leven te verliezen wanneer hij daar heen zou gaan. Maar Paulus was hardnekkig en niets kon hem er van weerhouden. Eenmaal de hand aan de ploeg weigerde hij achterom te zien. Hij had de kosten van de toren die hij bouwde berekend en dat werk wilde hij nu afmaken! Waar hij mee begon, maakte hij ook af. Tot zijn vrienden in Milete zei hij: "Ik tel mijn leven niet en acht het niet kostbaar voor mijzelf, als ik slechts mijn loopbaan mag ten einde brengen.’’ Vastberaden klemt hij zich vast aan het doel, dat hij voor ogen heeft. Bewust stevent hij daar op af. Hij laat niets aan het toeval over en stelt alles ter zijde wat hem hierin hindert. De overbezorgdheid van vrienden houdt hem niet tegen en de laster van vijanden belemmert hem niet. Paulus wil een ding, de lasten verlichten van de arme christenen in Jeruzalem, die op hem rekenen. In de volgende woorden horen we de snelle, vurige hartslag van de apostel: "Daarom mijn geliefde broeders, weest standvastig, onwrikbaar en altijd overvloedig zijnde in het werk van de Heer." Paulus werkte in de nacht om in zijn eigen onderhoud te kunnen voorzien en om overdag al zijn tijd te besteden aan het werk van de Heer. Dat moest doorgaan, ondanks alle mislukkingen, teleurstellingen, ontmoedigingen en tegenvallers. Maar Paulus was niet mislukt, met grote aandoenlijkheid zegt hij: "Laten wij niet moede worden goed te doen, maar het meest aan de huisgenoten des geloofs." Paulus bracht zelf in praktijk wat hij aan de Kolossenzen schreef: "Doet dan aan, als Gods uitverkoren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld.” |
|||||
|